Met deze brief informeren wij u over recente politieke ontwikkelingen in Afghanistan alsmede de voortgang van de missie van het PRT in de provincie Baghlan. Tevens besteden wij in deze brief aandacht aan enkele recente aanpassingen in de planning en omvang van de missie in Uruzgan ten opzichte van de Artikel 100-brief van 22 december 2005 (Kamerstuk 27 925 nr. 193) en de voortgang van de voorbereiding van deze missie.
I. Politieke situatie
Kabinet
Op 22 maart maakte president Karzai zijn voorstel voor het nieuwe kabinet bekend. Het parlement moet de benoemingen nog individueel goedkeuren. Het nieuwe kabinet telt 25 ministers in plaats van 26; het ministerie van Sociale Zaken is samengevoegd met dat voor Martelaren en Gehandicapten, en het ministerie van Cultuur met dat van Jeugd. Hedayat Amin Arsala, minister van Handel in het oude kabinet, is senior-minister zonder portefeuille geworden. Karzai stelt acht nieuwe ministers voor, vier ministers wisselen van portefeuille en veertien behouden hun post. Het kabinet telt slechts één vrouwelijke minister. De etnische verhouding is gehandhaafd.
Wederom betreft het een technocratisch kabinet, met slechts één krijgsheer. Rangin Spanta, een Tadzjiek met een Westerse oriëntatie zal Abdullah Abdullah opvolgen als minister van Buitenlandse Zaken. Spanta, thans adviseur van president Karzai over onder andere mensenrechten en buitenlands beleid, heeft zich sterk ingespannen om het actieplan voor 'transitional justice', dat met hulp van Nederland tot stand kwam, door het kabinet te loodsen. Op Binnenlandse Zaken is Moqbel voorgesteld, die eerder waarnemend minister was. De populaire minister Hanif Atmar verhuist van Rehabilitatie en Plattelandsontwikkeling naar Onderwijs. De ministers van Defensie en Financiën, Wardak en Ahady, behouden hun posten. Ook Ismael Khan, de voormalige gouverneur van Herat en tevens krijgsheer, blijft aan als minister van Water en Energie. Het ministerie van Vrouwenzaken blijft bestaan en zal worden geleid door mevrouw Sabarnag. Naar verwachting zullen vooral de benoemingen van Spanta en die van minister van Economie Farhang op weerstand in het parlement stuiten, terwijl ook de Hazara-ministers en onbekendere, niet-jihadi ministers mogelijk onvoldoende steun zullen krijgen. Daarbij speelt mee dat het parlement ontevreden is over de prestaties van de regering tot nu toe.
Hooggerechtshof
President Karzai heeft eveneens een voorstel gedaan voor een nieuwe samenstelling van het hooggerechtshof. Ook deze moet worden goedgekeurd door het parlement en lijkt een verbetering ten opzichte van het oude hof. De zeer conservatieve Sheik Fazel Shinwari blijft aan als opperrechter, maar de overige acht leden zijn nieuw en van gemengde afkomst: vier hebben een achtergrond in islamitisch recht en vier in civiel recht, hetgeen een moderner beleid dan onder het voorgaande, conservatieve, hof zal bevorderen.
Benoeming gouverneur Uruzgan
Op 27 februari is de gouverneur van Uruzgan, Jan Mohammed Khan, ontheven uit zijn functie. Dit is conform de toezegging die president Karzai eerder aan Nederland deed. Jan Mohammed heeft per presidentieel decreet een nieuwe functie gekregen. Hij wordt één van de adviseurs voor tribale aangelegenheden, een functie in Kabul. Intussen heeft president Karzai een nieuwe gouverneur voor Uruzgan benoemd, Abdul Hakim Munib, die op 18 maart in Uruzgan is gearriveerd. Munib is afkomstig uit de provincie Paktya en heeft als buitenstaander in Uruzgan, in tegenstelling tot zijn voorganger, een neutrale positie. Ten aanzien van de politiecommandant van Uruzgan, die ook zal worden vervangen, is nog geen besluit genomen.
Gouverneur Munib was ten tijde van de Taliban onderminister voor tribale en grenszaken. Doordat hij het nationale verzoeningsprogramma voor oud-Taliban heeft doorlopen, aanvaardt de centrale regering zijn verleden. Nederland acht het belangrijk voor het proces van nationale verzoening dat gematigde oud-Taliban worden betrokken in het politieke proces. Munib heeft als Paktya-vertegenwoordiger deelgenomen aan de nood-Loya Jirga in juni 2002. In december 2003 heeft hij eveneens voor Paktya deelgenomen aan de Consitutionele Loya Jirga. Tot voor kort was hij analist bij de Nationale Veiligheidsraad van Afghanistan. Munib heeft volgens de Afghaanse regering geen verleden van mensenrechtenschendingen en zou geen banden hebben met illegale milities of drugs. Overigens heeft de Afghaanse regering eind vorig jaar bij de VN een gemotiveerd verzoek ingediend om gouverneur Munib te laten verwijderen van de VN-1267 sanctielijst, tegelijk met verzoeken voor negentien andere voormalige Taliban-functionarissen die opnieuw een publieke positie gaan bekleden.
Munib heeft kort voor zijn vertrek naar Uruzgan gesproken met de Nederlandse ambassadeur en de eerste indrukken zijn positief. Tijdens dit gesprek kwam onder andere de uitgebreide bestuurlijke ervaring van Munib naar voren. Zijn eerste prioriteit ligt bij het verbeteren van het lokale bestuur. Hij wil zijn aandacht in het bijzonder richten op het aanstellen van capabele overheidsfunctionarissen, met speciale nadruk op het politieapparaat, de inlichtingendienst en de rechtelijke macht. Daarbij moet een einde gemaakt worden aan corruptie en analfabetisme van bestuurders.
Afghaanse bekeerling
De tot het christendom bekeerde Afghaan Abdul Rahman werd onlangs aangeklaagd vanwege afvalligheid, waarop onder de sharia de doodstraf staat. Rahman bekeerde zich meer dan tien jaar geleden toen hij in Pakistan werkte als hulpverlener. Eind jaren negentig verbleef Rahman enige tijd in verschillende EU-landen, waaronder Duitsland en België, en keerde in 2003 terug naar Afghanistan. In februari 2006 werd hij aangeklaagd voor zijn bekering tot het christendom.
De rechter in het proces heeft de zaak eind maart terugverwezen naar de openbare aanklager voor nader onderzoek nar de mentale gezondheid en dubbele nationaliteit van Rahman. Aangezien de maximale termijn voor voorlopige hechtenis was verlopen is de heer Rahman in vrijheid gesteld. Inmiddels bevindt de heer Rahman zich in Italië, alwaar hem asiel is verleend.
Deze zaak heeft internationaal tot veel opschudding geleid. Nederland drong in de EU aan op een duidelijk EU-signaal in de richting van de Afghaanse autoriteiten, met verwijzing naar Afghanistans internationale verplichting het fundamentele recht op godsdienstvrijheid te eerbiedigen en naar de bezwaren van de EU tegen de doodstraf. De EU heeft inmiddels verschillende malen contact gehad met de Afghaanse regering over deze zaak. De kwestie roept vragen op over de tweeslachtigheid van de grondwet waar het gaat om de verhouding tussen het islamitische gedachtegoed en de internationale mensenrechtennormen en -verplichtingen.
Het ontwapeningsproces
Het proces van ontwapening is essentieel voor veiligheid en verdere ontwikkeling in Afghanistan. Met ontwapening van het voormalige Afghaanse leger, de Afghan Military Forces (AMF) is een belangrijk begin gemaakt door het DDR-programma (Ontwapening, Demobilisatie, Reïntegratie; Disarmament, Demobilisation, Reintegration) dat werd uitgevoerd door UNDP/ANBP (United Nations Development Programme/Afghanistan New Beginnings Programme) en Japan. De laatste nog lopende component van dit programma (het reïntegratiegedeelte) zal naar verwachting in juni 2006 worden afgerond.
Voorts is in juli 2005 het DIAG-programma (Disbandment of Illegal Armed Groups) van UNDP van start gegaan, dat betrekking heeft op de ontwapening en ontmanteling van naar schatting 1800 tot 2000 illegale bewapende groepen. Veel van deze groepen zijn betrokken bij illegale activiteiten zoals drugssmokkel, wapensmokkel, mensensmokkel en schendingen van mensenrechten. Zij vormen daarmee een bedreiging voor de veiligheid en de stabiliteit van het land. DIAG is opgedeeld in drie fases. De eerste fase is reeds gestart voorafgaand aan de parlementsverkiezingen van 18 september 2005 en behelst vrijwillige medewerking. Deze fase was in het bijzonder gericht op verkiezingskandidaten. De tweede fase is die van medewerking als resultaat van onderhandelingen, en de derde fase tot slot behelst gedwongen medewerking. Nederland draagt 1 miljoen euro bij aan de ontwapeningscomponent van het DIAG-programma. In tegenstelling tot het DDR-programma dat voorzag in een individueel reïntegratieproject (inclusief financiële compensatie) is in het DIAG-programma voorzien in een collectieve reïntegratie. Er wordt daarbij gestreefd aan te sluiten bij lopende ontwikkelingsprogramma's zodat, door ontwikkeling van hun gemeenschappen, aan de leden van deze gewapende groepen een nieuwe kans wordt geboden.
Sinds de aanvang van het DIAG-programma zijn in de meeste provincies DIAG-commissies actief en leveren 'illegale' commandanten wapens in. Tot en met 8 maart jongstleden zijn in totaal 18.074 wapens en 121.369 stuks munitie ingeleverd. Er waren 742 illegale bewapende groepen betrokken bij DIAG-gerelateerde activiteiten. Van de dertien overheidsfunctionarissen die reeds medio oktober vorig jaar waren gesommeerd aan hun DIAG-verplichtingen te voldoen, hebben uiteindelijk acht in totaal 1080 wapens ingeleverd. Eén overleed en vier zijn er, wegens weigering aan het DIAG-programma mee te werken, ontslagen. De Afghaanse autoriteiten hebben een tweede groep van twintig overheidsfunctionarissen benaderd om hun banden met illegale bewapende groepen te verbreken en hun wapens in te leveren. In Baghlan is een aantal milities ontwapend, maar zowel in Baghlan als in Uruzgan zijn op korte termijn vooralsnog geen nieuwe activiteiten voorzien onder het DIAG-programma.
Bezoek minister van Defensie aan Pakistan en Afghanistan
Van 3 tot en met 6 april 2006 heeft de minister van Defensie een bezoek gebracht aan Pakistan en Afghanistan. De regering is van mening dat de rol van Pakistan bij de problematiek in Afghanistan nadrukkelijk de aandacht verdient. Met name de Taliban zijn aan beide zijden van de grens actief. Mede in dat licht heeft de minister van Defensie, voorafgaand aan zijn bezoek aan Afghanistan, op 3 en 4 april jl. het buurland Pakistan bezocht, waar hij in gesprekken met zijn Pakistaanse collega en met de leiding van de Pakistaanse krijgsmacht onder andere aandacht heeft besteed aan inlichtingen- en veiligheidskwesties.
In Afghanistan sprak de minister met zijn Afghaanse collega Wardak, de plaatsvervangend commandanten van ISAF en de operatie Enduring Freedom in Afghanistan, en met de provinciaal gouverneur van Baghlan, de heer Rasikh. Minister Wardak herhaalde in dit gesprek zijn toezegging een tweede bataljon van het Afghaanse leger (Afghan National Army, ANA) in Uruzgan te zullen stationeren vóór de aanvang van de Nederlandse missie in Uruzgan. Dit betekent dat dan 1200 Afghaanse soldaten in de provincie actief zullen zijn. In alle gesprekken is uitvoerig aandacht besteed aan de veiligheidssituatie in Uruzgan en de aanstaande overgang van de operatie Enduring Freedom naar ISAF. Tenslotte is een troepenbezoek aan het PRT in Baghlan gebracht.
Baghlan
Veiligheidssituatie in Baghlan
De situatie in de provincie Baghlan is rustig. Kernmerkend is de onderlinge machtsstrijd tussen verschillende spelers die nog steeds veel invloed hebben in de provincie. Deze machtsstrijd manifesteert zich op politiek niveau, maar ook in de rivaliteit tussen verschillende overheids- en veiligheidsinstanties. De opbouw van overheidsstructuren en de daarmee samenhangende verkleining van de invloed van de vroegere machthebbers kan leiden tot incidenten, zoals aanslagen met geïmproviseerde explosieven (IED's). Deze incidenten zijn relatief beperkt van omvang. De veiligheidsinstanties in de provincie zijn nog onvoldoende in staat om dit geweld een halt toe te roepen.
De overgang van de huidige machtsstructuren naar verhoudingen waarin de legitieme instituties daadwerkelijk de leiding hebben in de provincie, zal nog een aantal jaren vergen. De relatie tussen de gekozen provincieraad en de gouverneur en die tussen de gouverneur en de veiligheidsinstanties zullen in de loop van de jaren moeten worden opgebouwd. Daarbij zal de snelheid waarmee het politieapparaat kan worden omgevormd tot een goed functionerende, onpartijdige organisatie van groot belang zijn.
Het PRT in Baghlan
Het Provincial Reconstruction Team (PRT) in Baghlan heeft zich de afgelopen periode geconcentreerd op vier aandachtsgebieden, te weten: het creëren van een veilige omgeving, hervorming van de veiligheidssector ('Security Sector Reform'), openbaar bestuur en bevordering van de wederopbouw. Deze vier aandachtsgebieden zijn complementair en worden in samenhang bezien. De belangrijkste ontwikkelingen lichten wij in deze brief toe.
De bevolking is zich over het algemeen bewust van het feit dat de veiligheid wordt bestendigd door de aanwezigheid van ISAF en is daar ook dankbaar voor. Uit diverse enquêtes is gebleken dat men het PRT als meest betrouwbare veiligheidsinstrument beschouwt, gevolgd door de ANA.
De afgelopen periode is veel aandacht besteed aan het opleiden van lokale politieagenten. Het nieuwe opleidingspakket (basisvaardigheden) is door de Koninklijke marechaussee samengesteld. Enkele Afghaanse cursisten worden opgeleid tot instructeur en zullen zelf basisopleidingen gaan geven. Hoewel de Afghaanse politie (Afghan National Police, ANP) op vele terreinen vorderingen heeft gemaakt, verdient in het bijzonder de kwaliteit van het management nog veel aandacht.
Een compagnie ANA-soldaten was de afgelopen winter gelegerd in de provinciehoofdstad Pol-e Khomri, buiten de ANA-hoofdlocaties. Hiermee werd de permanente aanwezigheid van de ANA in de provincie Baghlan zeker gesteld en kon de ANA-compagnie worden betrokken bij de patrouillegang en de operaties van het PRT.
Op 7 februari 2006 vond in Baghlan een demonstratie plaats tegen de 'Deense cartoons'. U bent hierover op 4 april jl. per brief (kenmerk D2006011837) geïnformeerd.
Drugsbestrijding
De drugsproblematiek in de provincie Baghlan is kleiner dan die in de meeste omliggende provincies. Toch wordt in verschillende delen van de provincie papaver verbouwd. Daarnaast worden via de provincie, vanwege de strategische ligging, regelmatig drugstransporten uitgevoerd.
In overeenstemming met het ISAF-mandaat is de betrokkenheid van het PRT bij anti-drugsoperaties beperkt geweest. Wel zijn de aanwezige papavervelden geïnventariseerd en wordt de Afghaanse bevolking over drugs voorgelicht via de media. Hierbij wordt informatie gegeven over de gevaren van drugs en over de destabiliserende werking van de papaverteelt. Daarnaast wordt druk uitgeoefend op de lokale autoriteiten om het nationale beleid uit te voeren.
Openbaar bestuur
De afgelopen najaar aangetreden provinciaal gouverneur Rasikh blijkt tot op heden een betrouwbare vertegenwoordiger van de nationale regering. Daarnaast is hij voldoende besluitvaardig en actiebereid. Hij heeft hierdoor diverse sluimerende conflicten binnen de provincie kunnen indammen voordat deze zouden escaleren.Veel van zijn ambtenaren zijn in enige mate etnisch of crimineel gebonden en kunnen niet neutraal of eerlijk functioneren. Ook is er sprake van een gebrek aan kennis en ervaring. Daarnaast zijn veel ambtenaren analfabeet. Een gedegen opleiding ontbreekt en ook mogelijkheden voor scholing in bestuurstaken zijn afwezig. De 'Civil Service Commission', ondersteund door UNDP, heeft samen met de gouverneur bekeken of mogelijkheden bestaan voor scholing en training van het openbaar bestuur op managementniveau. Omdat de kwaliteit van bestuur een primair nationale aangelegenheid is, wordt hiervoor ook op landelijk niveau aandacht gevraagd.
CIMIC en wederopbouw
Bij het selecteren van projecten voor de sociaal-economische wederopbouw van Baghlan heeft het PRT zich waar mogelijk laten leiden door de prioriteitstelling van de gouverneur: infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg. Ook is de behoeftestelling door de lokale bevolking meegewogen. Teneinde alle wederopbouwinspanningen in de provincie af te stemmen op de veelzijdige behoeftes, werkt het PRT mee aan de instelling van een 'Provincial Development Committee'. Daarin kunnen alle betrokken partijen zitting nemen en kunnen de wensen worden afgestemd op de mogelijkheden. Door de Politiek Adviseur (Polad) en CIMIC-personeel van het PRT wordt veelvuldig contact onderhouden met lokale departementen, internationale organisaties (IO's) en niet-gouvernementele organisaties (NGO's).
Indien de veiligheidssituatie zich blijft verbeteren, zal de wederopbouw in Baghlan daadwerkelijk invulling kunnen worden gegeven. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat de Afghaanse autoriteiten in samenwerking met NGO's en internationale organisaties projecten en programma's ontwikkelen.
In het kader van CIMIC en wederopbouw zijn de volgende projecten uitgevoerd:
- CIMIC
Sinds september 2005 zijn met het hearts- and minds-budget, bestemd voor eenvoudige kortlopende projecten, ongeveer 50 projecten gestart ter ondersteuning van onder andere scholen, moskeeën, vrouwenemancipatie en infrastructuur. Ook loopt er een aantal grotere CIMIC-projecten, zoals tenten als noodvoorziening voor scholen, kleinschalige hydro-elektriciteitscentrales, aanleg en herstel van waterputten en voorzieningen om woongebieden te beschermen tegen overstroming. Adviseurs van het project IDEA ondersteunen en adviseren lokale bedrijven, onder andere door het organiseren van workshops.
Stabiliteitsfonds
Op dit moment lopen drie projecten die worden gefinancierd vanuit het Stabiliteitsfonds. Het betreft de aanleg van de infrastructuur en de watervoorziening op de Kar Kar-kazerne, de plaatsing van containers als wapenopslagplaats op deze kazerne ter ondersteuning van het DIAG-proces en de ontwikkeling en aanschaf van opleidingsmiddelen voor de instructie van de ANP.
- Facilitating Fund for Reconstruction (FFR)
Het FFR is ingesteld in maart 2005. Nederland stelt via dit FFR 5 miljoen euro beschikbaar uit OS-middelen voor het bevorderen van de wederopbouw in Baghlan. De 5 miljoen euro van het FFR zijn ODA-middelen. Het grootste deel van het FFR, 4,5 miljoen euro, wordt besteed in lijn met het reguliere OS-beleid. Het overige deel, 500.000 euro, is toegewezen voor CIMIC-projecten van het PRT.
Bij de identificatie van projecten gaat de voorkeur uit naar de thema's goed bestuur, civiele infrastructuur, economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Projecten op andere terreinen worden echter niet uitgesloten. Grote projecten genieten daarbij de voorkeur.
Een drietal NGO-projecten wordt op dit moment gefinancierd uit FFR-gelden. Eén project behelst de constructie van vijf scholen, twee hangbruggen, een hoofdwaterleiding en verbetering van een secundaire weg. Verder loopt een project om 100 alfabetiseringsklassen voor in totaal 2000 kinderen en jongvolwassenen op te zetten, verspreid over alle districten van Baghlan. Tenslotte wordt het herstel van de kaasfabriek in Baghlan-stad, de distributie van 500 schapen en 150 koeien aan teruggekeerde vluchtelingen, en het opzetten van diergeneeskundige faciliteiten op tien locaties gerealiseerd.
In oktober 2005 is besloten dat de resterende FFR-gelden zullen worden besteed in overeenstemming met Afghaanse overheidsprioriteiten en zoveel mogelijk via nationale programma's. Een aantal projecten binnen dit beleidskader is op dit moment in vergevorderd stadium van voorbereiding. Zo wordt gestreefd naar het oprichten van 'Community Development Councils' (CDC, vergelijkbaar met gemeenteraden) in vier districten van Baghlan. Deze CDC's krijgen fondsen waarmee zij, onder begeleiding, zelf locale ontwikkelingsprojecten kunnen selecteren en uitvoeren. Daarnaast wordt bezien of een bijdrage kan worden geleverd aan de training van 120 ambtenaren in Baghlan in de Engelse taal, computervaardigheden en management. Verder worden er voorbereidingen getroffen voor de bouw van een brug tussen Baghlan-stad en Kok Chinar. Deze brug zal een aantal dorpen die dicht bij elkaar liggen, verbinden met Baghlan-stad.
Beëindiging Nederlandse bijdrage aan PRT in Baghlan
De regering heeft eerder toegezegd de bijdrage aan het PRT in Baghlan tot 1 oktober 2006 te zullen continueren. Nederland heeft de NAVO inmiddels gevraagd om zorg te dragen voor de opvolging. Het PRT zal waarschijnlijk worden overgenomen door een andere NAVO-lidstaat.
Met het aanstaande vertrek van de Nederlandse militairen zal het monitoren van projecten een taak worden van de Nederlandse ambassade te Kabul. Daarbij zal de hulp van het PRT van het opvolgende land op prijs worden gesteld. Als het nieuwe PRT bovendien door ondersteuning te bieden bij de monitoring zich aan deze lopende projecten bindt, kan hierdoor de acceptatie van het nieuwe PRT door de bevolking worden vergroot. De projecten die op dit moment nog in behandeling zijn, zullen alle geruime tijd na het moment van overdracht doorlopen.
Uruzgan
Veiligheidssituatie Uruzgan
Sinds begin februari 2006 is er sprake van een aanzienlijke stijging van het aantal incidenten. Deze stijging is volgens de MIVD niet alleen terug te voeren op de jaarlijks terugkerende ontwikkeling waarbij een daling van het aantal incidenten in de wintermaanden gevolgd wordt door een stijging in het voorjaar. Dit beeld wordt overigens ook in de provincies Helmand, Kandahar en in Zabul vertoond.
De in 2005 ingezette trend, waarbij de Taliban op tactisch niveau beter zijn georganiseerd, effectiever omgaan met verbindingsmiddelen en wapensystemen en meer gecoördineerd optreden, lijkt zich volgens de MIVD in 2006 voort te zetten. De voornaamste dreiging voor het eigen optreden bestaat uit bomaanslagen, hinderlagen, zelfmoordaanslagen en aanvallen op helikopters.
Tot aan februari 2006 vonden vrijwel alle Taliban-activiteiten plaats in het westen van de provincie (districten Shahidi Hassas en Deh Rawod). De coalitie en Afghaanse overheid waren alleen tijdens geplande operaties in staat om invloed in dit gebied uit te oefenen. Vanaf begin februari is echter ook toenemende activiteit waarneembaar direct ten oosten van de hoofdstad Tarin Kowt en in het district Chora ten oosten van Tarin Kowt.
Naar verwachting zal op termijn de Taliban-activiteit in het district Chora en in het oostelijk van Chora gelegen district Khas Uruzgan toenemen. Hierdoor dreigt het gevaar dat er in het gehele oostelijk deel van Uruzgan een situatie ontstaat die vergelijkbaar is met die in het westelijk deel, waar de Taliban vanaf oktober 2005 feitelijk vrij kan bewegen.
De vervanging van de gouverneur van Uruzgan biedt enerzijds kansen op een beter en doeltreffender bestuur maar zou anderzijds ook kunnen leiden tot een, hopelijk slechts tijdelijke, verslechtering van de veiligheidssituatie in Tarin Kowt.
Samengevat, is de veiligheidssituatie in Uruzgan in het licht van de toename van het aantal gewelddadige incidenten, de wijze van optreden van de Taliban en de uitbreiding van het gebied waar de Taliban actief zijn recentelijk aanzienlijk verslechterd.
In overleg met de NAVO en partners wordt bezien hoe op deze geconstateerde ontwikkelingen in de veiligheidssituatie in het Zuiden van Afghanistan moet worden gereageerd, zowel in de periode voor als na de overdracht van het gezag aan ISAF. Vanzelfsprekend zal nog behoedzamer worden opgetreden bij de opbouw van de compounds in Tarin Kowt en Deh Rawod.
Omvang missie Uruzgan
In de Artikel 100-brief van 22 december 2005 (Kamerstuk 27 925 nr. 193) is ervan uitgegaan dat het aantal Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan circa 1200 zou bedragen, oplopend tot circa 1400 gedurende de periode van november 2006 tot mei 2007 waarin Nederland de leiding zal hebben van het multinationale regionale ISAF-hoofdkwartier in Kandahar. Een aantal ontwikkelingen noopt tot bijstelling van deze aantallen.
Om operationele redenen is besloten de zes Nederlandse Apache-gevechtshelikopters te stationeren bij het PRT te Tarin Kowt. Met deze herstationering zijn ongeveer 40 extra militairen gemoeid. Daarnaast is besloten om het nationale logistieke element, dat momenteel in Kabul is gevestigd en niet was meegenomen in de eerdere raming, grotendeels te verplaatsen naar Kandahar. De complexe logistieke en veiligheidssituatie in het zuiden van Afghanistan maakt daarnaast een uitbreiding van dit element noodzakelijk met additionele transport- en 'force protection'-capaciteit tot in totaal circa 150 personen. Tenslotte zal Nederland een evenredige bijdrage van ongeveer 20 militairen leveren aan de gezamenlijke NAVO-exploitatie van het vliegveld te Kandahar. In totaal zal het aantal militairen in Zuid-Afghanistan door deze ontwikkelingen ruim 1400 bedragen, en ruim 1600 in de periode dat Nederland als 'lead nation' fungeert.
Ter versterking van de vuurkracht zal de operationele eenheid in Uruzgan worden uitgerust met drie pantserhouwitsers. Deze houwitsers zullen de geplande zware mortieren vervangen. Dit heeft geen invloed op het aantal ingezette militairen.
Overigens zal het daadwerkelijke aantal aanwezige militairen in de opbouwperiode aanmerkelijk hoger zijn dan de genoemde 1400. Dit wordt veroorzaakt door de gelijktijdige aanwezigheid van de Deployment Task Force (DTF), de eenheid die de opbouwwerkzaamheden verricht, en de Task Force Uruzgan (TFU), de uiteindelijke operationele eenheid. In de opbouwperiode zullen er op enig moment circa 2000 Nederlandse militairen gelijktijdig in Zuid-Afghanistan aanwezig zijn.
De structurele verhoging van het aantal militairen heeft gevolgen voor de totale kosten van de operatie. Ook de recent in het arbeidsvoorwaardenoverleg overeengekomen verhoging van de toelage voor vredesmissies (VVHO-toelage) veroorzaakt een stijging van het totale benodigde budget voor de operatie. Daarnaast vallen de kosten hoger uit omdat de TFU operationeel zal worden op 1 augustus 2006 en de uitzendingsperiode van twee jaar ook op die datum zal aanvangen. Dit is later dan in december 2005 werd voorzien.
Op basis van de huidige stand van zaken bedragen de additionele uitgaven voor de inzet van militaire eenheden en middelen ten behoeve van ISAF in Zuid-Afghanistan, afgezien van de inzet van F-16 gevechtsvliegtuigen, tussen de 380 en 410 miljoen euro. Dit is 90-100 miljoen euro meer dan was geraamd.
De additionele uitgaven van de verlenging van de inzet van het huidige F-16 detachement, elders in deze brief geadresseerd, worden geschat op ongeveer 1 miljoen euro per maand. Dit is inclusief de structurele verhoging van het aantal toestellen van vier tot zes, de verplaatsing van Kabul naar Kandahar en de tijdelijke verhoging van zes tot acht toestellen tot de verplaatsing naar Kandahar. De totale uitgaven voor de periode tot 1 augustus 2008 voor het F-16 detachement bedragen ongeveer 30 miljoen euro.
Ten behoeve van de missie in Uruzgan zal tenslotte een aantal additionele investeringen worden gedaan. Het gaat grotendeels om projecten die voor de komende jaren in de planning stonden, en die nu in de planning naar voren zijn gehaald. Zo zal betere nachtzichtapparatuur voor de Cougar-helikopters worden aangeschaft, zullen robots voor explosievenopruiming worden aangeschaft, en wordt geïnvesteerd in pantsercontainers. Verder worden mini-UAV's (onbemande verkenningsvliegtuigjes) aangeschaft. Alle investeringen worden binnen het Defensiebudget geaccommodeerd.
Het totale budgettaire beslag van de operatie zal, op basis van de dan beschikbare ramingen, worden verwerkt bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota/ Najaarsnota 2006.
Australische bijdrage aan PRT Uruzgan
De Australische regering heeft in februari 2006 besloten tot deelname aan het Nederlandse PRT in Uruzgan. Sindsdien zijn voorbereidende besprekingen gevoerd over de aard en omvang van de Australische deelneming. De uitwerking van de planning wordt in de komende maanden voortgezet. In dit verband zal de minister van Defensie nog deze maand een bezoek aan zijn Australische collega brengen.
De Australische eenheden zullen volledig binnen het Nederlandse PRT worden geïntegreerd. De kern van de bijdrage bestaat uit een daartoe gespecialiseerde en ervaren genie-eenheid die, met gebruikmaking van lokaal aanwezige capaciteit, bouwwerkzaamheden zal uitvoeren. Deze eenheid wordt bij het uitvoeren van de werkzaamheden beveiligd door Australische militairen waardoor de Nederlandse operationele capaciteit wordt aangevuld. Australië levert tevens militairen voor de staf van het PRT en de TFU waarmee de integratie van de activiteiten binnen Uruzgan wordt zeker gesteld. Daarnaast levert Australië enkele militairen voor het Regionale Hoofdkwartier te Kandahar. De totale omvang van de Australische deelname is circa 200 militairen.
De werkzaamheden van de Australische eenheden zullen zich in eerste instantie concentreren in en rondom Tarin Kowt. Australische vertegenwoordigers nemen deel aan voorbereidende activiteiten teneinde mogelijke projecten in het kader van opbouw en ontwikkeling te identificeren. De Australische eenheden zullen gelijktijdig met de Nederlandse eenheden volledig inzetbaar zijn en de duur van hun deelname is, net als die voor Nederland, gesteld op twee jaar.
Vanwege de militaire samenwerking in Uruzgan is met Australië, dat geen eigen ambassade heeft in Afghanistan, overeengekomen dat werk- en woonruimte voor een klein aantal Australische vertegenwoordigers beschikbaar wordt gesteld op het terrein van de Nederlandse ambassade in Kabul.
Helikopters
In internationaal verband is overeengekomen dat de in de zuidelijke provincies aanwezige Nederlandse, Britse en Amerikaanse transport- en gevechtshelikopters worden samengebracht in een brigadepool. De planning van inzet geschiedt door stafelementen waarin Nederlandse militairen zullen zijn vertegenwoordigd. Het Canadese detachement beschikt niet over helikopters. Door de bundeling van schaarse middelen kan een efficiëntere inzet worden bereikt. Daarbij is afgesproken dat in elke provincie te allen tijde helikoptercapaciteit beschikbaar zal zijn voor medische evacuaties (medevac) en twee gevechtshelikopters voor een snelle reactiemacht.
Tot 1 november 2006 zal uit de brigadepool één helikopter worden gestationeerd op Tarin Kowt voor medevac-taken ten behoeve van de TFU. Nederland levert het medisch personeel en de medische uitrusting. Deze tijdelijke constructie is noodzakelijk omdat de Nederlandse Cougars in bergachtige gebieden door de hoge temperaturen een deel van het jaar onderhevig zijn aan vliegbeperkingen. Daarna kan de medevac-rol worden overgenomen door Nederlandse Cougars.
Australië heeft reeds toegezegd tot november 2006 twee Chinook-helikopters in Kandahar te stationeren. De NAVO heeft Australië verzocht deze periode te verlengen tot april 2007. Dit zou een welkome aanvulling op de schaarse helikoptercapaciteit betekenen. De eventuele verlenging van deze helikopterinzet is een aanvulling op de omvang van de Australische deelname aan het Nederlandse PRT.
Zoals vermeld worden de zes Nederlandse Apaches om operationele redenen gestationeerd op Tarin Kowt. Dientengevolge kunnen deze helikopters door een kortere aanvliegtijd sneller in Uruzgan worden ingezet. De Apache-helikopters kunnen overigens als onderdeel van de brigadepool ook elders in Zuid-Afghanistan worden ingezet.
F-16's
Het overplaatsen van de Nederlandse F-16's van Kabul naar Kandahar was voorzien op 1 mei 2006. Er is echter vertraging opgetreden in de oplevering van voldoende opstelplaatsen en de renovatie van de startbaan te Kandahar. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de NAVO. Vermoedelijk zullen de noodzakelijke werkzaamheden op het vliegveld te Kandahar in het najaar van 2006 zijn voltooid, waarna de Nederlandse F-16's direct zullen worden overgebracht.
Het nadeel van de verlengde plaatsing op Kabul is dat de Nederlandse F-16's een langere aanvliegtijd, en daardoor een verminderde inzettijd, hebben bij de ondersteuning van de activiteiten in Uruzgan. Om dit te compenseren levert Nederland tijdelijk twee extra F-16's aan ISAF. Van 12 mei tot in het najaar van 2006 worden daarmee in totaal acht F-16's op Kabul gestationeerd. Na de overplaatsing naar Kandahar wordt dit aantal weer teruggebracht naar zes.
Voortgang opbouw Uruzgan-missie
De operationele activiteiten van de Special Forces (SF)-taakgroep die sinds april 2005 is ingezet in het kader van de operatie Enduring Freedom, zijn eind maart beëindigd. In de nabije toekomst zullen SF-elementen worden toegevoegd aan zowel de DTF als aan de TFU. Deze elementen voeren opdrachten uit voor de respectievelijke commandanten en vallen onder de ISAF-regels.
Inmiddels is het grootste deel van de staf van de DTF op Kandahar gearriveerd en is aangevangen met constructiewerkzaamheden op Kandahar Airfield (KAF) ten behoeve van de ontvangst van het opbouwmaterieel en het bijbehorende personeel. De eerste transporten tussen Kandahar en Tarin Kowt zijn inmiddels uitgevoerd.
Ook de civiele component van de missie in Uruzgan begint vaste contouren aan te nemen. Vanaf 1 mei aanstaande zal de eerste Polad van het ministerie van Buitenlandse Zaken op de basis in Kandahar worden gestationeerd, zowel ten behoeve van betrokkenheid bij de militaire opbouw in Uruzgan, als vanwege de aanwezigheid van het regionale commando aldaar. Het begin van de werkzaamheden van een tweede Polad, in Tarin Kowt, wordt voorzien op 1 augustus aanstaande. Een speciale Ontwikkelingssamenwerkings-adviseur (Osad) voor de provincie Uruzgan zal op korte termijn zijn werkzaamheden beginnen. Gedurende de eerste periode zal deze worden gestationeerd op de Nederlandse ambassade in Kabul. Vanwege de verzwaring van het takenpakket van deze ambassade gedurende de periode van de Nederlandse militaire deelname aan en het Nederlandse commando over ISAF in Zuid-Afghanistan zal de staf van de ambassade gedurende deze periode worden uitgebreid. Ten aanzien van inbreng van andere partners in de civiele component van het PRT in Uruzgan vindt nadere internationale afstemming plaats.
In het licht van de gezamenlijke inspanning met mede-leidinggevende landen VK en Canada zijn de contacten tussen deze drie landen, alsmede met andere betrokken partners, sterk geïntensiveerd. De contacten bestrijken zowel het militaire als het politieke en wederopbouw-spoor. Vanaf het moment van ontplooiing van ISAF in Zuid-Afghanistan zullen deze contacten primair verlopen via de militaire en politieke vertegenwoordigers van de betrokken landen op het regionale hoofdkwartier in Kandahar. Ook tussen de betrokken hoofdsteden en in Kabul en Brussel (NAVO-hoofdkwartier) is reeds, en zal sprake blijven van, een intensieve samenwerking.
Wederopbouw Uruzgan
Sinds het algemeen overleg van 2 februari 2006 is nader overleg gepleegd met zowel Nederlandse als Afghaanse NGO's, met Afghaanse autoriteiten, 'lead nations' en internationale organisaties over de mogelijkheden voor ontwikkeling in Uruzgan. De uitkomsten van dit overleg bevestigen dat het een gecompliceerd proces zal zijn. Veel inwoners van deze provincie hebben zich afgekeerd van zowel hun eigen overheid als van de buitenlandse militaire aanwezigheid. Veel stammen voelen zich gemarginaliseerd, waarmee een voedingsbodem is ontstaan voor anti-overheids- en anti-westerse sentimenten. Doordat de veiligheidsstructuren zoals krijgsmacht en politie nog onvoldoende ontwikkeld zijn, heeft bovendien de criminaliteit vrij spel gehad. In het bijzonder de ontwikkeling van vrouwen en kinderen is achtergebleven, ook vergeleken met andere gebieden in Afghanistan.
Om een eerste aanzet te kunnen geven voor ontwikkeling en opbouw dient dan ook zeer zorgvuldig te worden gehandeld, met kennis van en respect voor lokale gewoontes, structuren, gevoeligheden en wensen. Daarbij zal van essentieel belang zijn dat de diverse gemeenschappen in staat worden gesteld hun inbreng te leveren bij het identificeren en realiseren van projecten. Ook zal bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de mogelijkheden vrouwen bij ontwikkelingsprocessen te betrekken.
In de brief aan de Kamer over de Nederlandse inzet in Uruzgan van 22 december 2005 hebben wij bericht dat zo spoedig mogelijk zou worden begonnen met het uitvoeren van een 'civil assessment'. Dit heeft tot doel inzicht te bieden in de formele en informele machtsstructuren in Uruzgan, alsmede loyaliteiten en mogelijke bronnen van conflict ('conflict mapping'). Daarnaast beoogt het civil assessment te voorzien in een beschrijving van de sociaal-economische situatie. Er wordt naar gestreefd zo veel als mogelijk reeds een eerste indicatie te geven van projecten en programmas die op korte termijn kunnen worden gestart.
Het civil assessment zal uit verschillende bronnen worden samengesteld en resulteren in één gezamenlijk vertrouwelijk document dat zal worden afgestemd met de Afghaanse autoriteiten en andere internationale partners. Dit document zal mede richtinggevend zijn voor alle activiteiten, zowel militair als civiel, in Uruzgan. De inhoud van het civil assessment zal door de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken gezamenlijk worden opgesteld en zal periodiek worden geactualiseerd. De eerste versie zal uiterlijk op 1 augustus 2006 gereed zijn. Belangrijke bouwstenen voor het vertrouwelijke civil assessment zijn MIVD-rapporten, informatie-uitwisseling met Nederlandse NGO's en een veldonderzoek in Uruzgan door deskundigen. De regering zal de Kamer op basis op hoofdlijnen informeren over het plan van aanpak voor de ontwikkeling en opbouw van Uruzgan.
De verwachtingen over zichtbare resultaten van de ontwikkeling en opbouw dienen in ieder geval in de eerste periode niet hoog gespannen te zijn. De eerder genoemde gecompliceerde structuur van Uruzgan en de beperkte absorptiecapaciteit vragen om een omzichtige, stapsgewijze benadering en daarmee om geduld.
De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie
Dr. B.R. Bot H.G.J. Kamp
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken