Conform de toezegging aan uw Kamer in onze brief van 17 februari 2006 volgt bijgaand nadere rapportage over mensensmokkel vanuit Somalië, document- en uitkeringsfraude en de kwestie van achtergelaten kinderen in Somalië. De rapportage omvat de situatie in Nederland en in andere Europese landen waar veel Somaliërs gevestigd zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Justitie,
Dr. B.R. Bot mr. J.P.H. Donner
De Minister voor Vreemdelingenzaken De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing
en Integratie, en Koninkrijksrelaties,
M.C.F. Verdonk Alexander Pechtold
De Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
H.A.L. van Hoof
Inleiding
In deze brief zal allereerst worden ingegaan op mensensmokkel en documentfraude. In hoofdstuk twee wordt uitgebreid ingegaan op het in de Netwerk-uitzendingen aangekaarte fenomeen van achterlating van kinderen in Somalië. Hoofdstuk drie gaat in op mogelijke fraude met sociale zekerheid (waaronder kinderbijslag), en de aanpak hiervan. Hoofdstuk vier beschrijft de bestaande overlegstructuren tussen de overheid en de Nederlands-Somalische gemeenschap.
In de brief wordt beschreven wat bekend is over mensensmokkel, document- en uitkeringsfraude en achterlating van kinderen binnen de Somalische gemeenschap; het is echter niet mogelijk om op basis van harde cijfers een eenduidig beeld te geven van de omvang van deze problematiek.
Zoals is toegezegd in het interpellatiedebat van 23 februari, is bezien welke informatie uit het interdepartementale interne rapport inzake verhuisbewegingen en integratie van Somaliërs aan uw Kamer kan worden verstrekt. Voor zover de informatie relevant is -en niet vertrouwelijk - is deze opgenomen in deze brief.
I. Mensensmokkel vanuit Somalië
Mensensmokkel vanuit Somalië is doorgaans een geheel Somalische aangelegenheid: zowel de gesmokkelden als de smokkelaars zijn etnisch Somali. De mensensmokkelnetwerken zijn stevig ingebed in de hechte Somalische diaspora in Europa. Doorgaans vindt smokkel tegen min of meer de kostprijs plaats (variërend van 3.000 tot 15.000 US dollar) en is het de in Europa woonachtige familie (in brede zin) die de kosten betaalt, dan wel voorschiet. Deze netwerken zijn zeer goed georganiseerd; een verandering in bijvoorbeeld het asielbeleid van een bestemmingsland leidt reeds binnen twee dagen tot een verlegging van de migratiestroom. Nederland vormt een belangrijke basis voor de smokkel van Somaliërs naar Europa, zowel als transitland als bestemmingsland. Bovendien wordt bij de smokkel van Somaliërs naar Europa veelvuldig gebruik gemaakt van onder meer Nederlandse paspoorten.
Bij gebruik van de luchtroute naar Europa vindt mensensmokkel plaats met behulp van onderstaande vier methodes.
1) Als "look-alike"
Een veel gebruikte smokkelmethode vormt het reizen, als zogenaamde look-alike, op de paspoorten van tot EU-burger genaturaliseerde Somaliërs. De paspoorten worden ofwel gekocht (gemiddelde prijs: E3.000), ofwel gehuurd (ongeveer E400-1.000), ofwel (kosteloos) geleend van familie in Europa.
2) Fotosubstitutie
Hierbij wordt een nieuw paspoort van een EU-lidstaat aangevraagd omdat het oude zou zijn verloren, gestolen of beschadigd. Bij de aanvraag wordt echter geen pasfoto aangeleverd van de aanvrager zelf, doch van iemand die op hem lijkt (namelijk de persoon die gesmokkeld wenst te worden).
3) Vervalsing
Bij deze minst gebruikte methode wordt een gestolen (al dan niet blanco) paspoort van een EU-lidstaat vervalst.
4) Onder het mom van gezinshereniging
Hierbij worden partners en kinderen naar Europa gehaald die in werkelijkheid niet de partner of kinderen van de aanvrager zijn.
Sinds 1987 hebben in Nederland circa 40.000 Somaliërs asiel aangevraagd (en veelal gekregen). Het kwam tot 2000 veelvuldig voor dat Somalische asielzoekers (evenals voor een aanzienlijk aantal andere asielzoekers) meer kinderen opgaven dan daadwerkelijk nog in Somalië verbleven. Een deel van deze "extra gezinsherenigingsplekken" werd vervolgens aan de hoogst biedende ouders in Somalië verkocht (gangbare prijs: 7.000-10.000 US dollar); deze hoopten hun kind op deze manier een betere toekomst te bieden, waarbij het hen vooral ging om goed onderwijs voor hun kind. Een ander deel kwam ten gunste van neefjes en nichtjes van betrokkenen, die op deze manier de kans werd geboden naar Nederland af te reizen en daar op te groeien bij hun oom en tante. Tot slot werd een deel van de "plaatsen" gebruikt om, onder druk van de clan, kinderen die wees waren of alleen nog een moeder hadden, naar Nederland te halen. In de Somalische cultuur is de clan namelijk verplicht voor dergelijke (halve) weeskinderen te zorgen. Om deze last te verlichten, werd van de clanleden die er in geslaagd waren een verblijfsstatus in het Westen (waaronder Nederland) te verkrijgen dikwijls verwacht een kind (of meerdere kinderen) in huis op te nemen.
Het vaststellen van de identiteit van de kinderen en van de gezinsband werd bemoeilijkt door het feit dat sinds 1991 Somalische brondocumenten zoals geboorteakten e.d. niet worden erkend. Lange tijd konden de gezinsband en de identiteit van de kinderen alleen worden vastgesteld door een identificerend interview. In 2000 kwam hieraan een eind door het invoeren van DNA-onderzoek ter vaststelling van de gezinsband in vorengenoemde gevallen. Dit leidde tot een scherpe daling van het aantal gezinsherenigingsaanvragen door Somaliërs.
Definitie mensenhandel versus mensensmokkel
Onder mensensmokkel wordt (met name) verstaan: hulp bij wederrechtelijke binnenkomst, verblijf en doorreis. Mensensmokkel is niet primair gericht op uitbuiting. Vaak is de gesmokkelde zelf de opdrachtgever voor de smokkel en ziet deze zichzelf dan ook lang niet altijd als slachtoffer. Mensensmokkel wordt gezien als een vorm van grensoverschrijdende criminaliteit waarbij met name het belang van de Staat in het geding is. Dit is strafbaar gesteld in artikel 197a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij mensenhandel staat juist het aspect van uitbuiting centraal waarbij het overschrijden van landsgrenzen niet noodzakelijk is. Het gaat om situaties waarin een persoon gedwongen of bewogen wordt om arbeid of diensten te verrichten of om organen af te staan. Dat kan bijvoorbeeld door dwang of geweld te gebruiken, maar ook door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of van de kwetsbare positie van die persoon. Ook het opzettelijk voordeel trekken uit die uitbuiting is strafbaar (art. 273a Sr).
Voor de gevallen die in de Netwerkuitzendingen van 14, 20, 21 en 23 februari 2006 aan de orde kwamen betekent dit het volgende. De kinderen zouden onder valse voorwendselen en op illegale wijze naar Nederland gehaald worden om hier onderdak te vinden bij iemand die aan hun verblijf geld wil verdienen door aan deze kinderen minder geld uit te geven dan de kinderbijslag bedraagt. Als dit inderdaad het geval zou zijn, is deze praktijk in zijn algemeenheid niet onder het begrip 'mensenhandel' te brengen omdat bij het begrip 'mensenhandel' het aspect van uitbuiting centraal staat. Het is niet duidelijk of daar in deze gevallen sprake van is. Wanneer de kinderen naar school gaan, gevoed en gekleed worden is het aspect van uitbuiting niet direct duidelijk. Wanneer er echter bijvoorbeeld sprake is van (zwaar) huishoudelijk werk in combinatie met niet naar school gaan zou het eventueel kunnen gaan om uitbuiting. De in de media beschreven praktijken kunnen wellicht wel vallen onder de strafbepalingen met betrekking tot fraude, mensensmokkel etc.
Voor de gevallen waarin wel sprake zou kunnen zijn van mensenhandel zou ik willen verwijzen naar het Actieplan Mensenhandel en de Aanvullende maatregelen bij dit actieplan welke 17 februari jl. aan Uw Kamer zijn verstuurd. Met name met het oog op eventuele slachtoffers van uitbuiting buiten de seksindustrie en minderjarige slachtoffers zal gekeken worden of aanpassing van de signalenlijsten en voorlichtingsactiviteiten nodig is. Daarnaast is een aantal specifieke maatregelen op het terrein van alleenstaande minderjarige vreemdelingen opgenomen.
Ten aanzien van de vraag hoeveel minderjarigen een beroep hebben gedaan op de B9 regeling kan geantwoord worden dat tussen 1 januari 2003 en 18 februari 2006 in totaal 330 personen daar een beroep op hebben gedaan. Geen enkele van hen had de Somalische nationaliteit. Van die 330 personen waren er 28 minderjarig.
Bestrijding mensensmokkel
Omdat het hier met name om mensensmokkel lijkt te gaan, zal hier nader ingegaan worden op een aantal ontwikkelingen die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden om de bestrijding van mensensmokkel te verbeteren en te vereenvoudigen:
. In de beleidsreactie op het 'Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit, een eerste proeve' (NDB) is de bestrijding van mensensmokkel (en mensenhandel) benoemd tot speerpunt in de aanpak van zware of georganiseerde criminaliteit.
. Het College van Procureurs-generaal zal de minister van Justitie jaarlijks een rapportage sturen waarin de stand van zaken van de voortgang van de implementatie van de maatregelen met betrekking tot de speerpunten wordt gegeven. Een dergelijke rapportage wordt medio 2006 verwacht.
. Op 18 mei 2005 is het Expertisecentrum Mensenhandel / Mensensmokkel (EMM) opgericht. Het EMM beoogt inzicht en overzicht te verschaffen in de criminaliteit in relatie tot mensensmokkel en mensenhandel en levert een bijdrage aan het tegenhouden van deze en gerelateerde misdrijven.
. Sinds 1 januari 2005 maakt het element 'uit winstbejag' niet langer deel uit van lid 1 van de delictsomschrijving van mensensmokkel. Naar verwachting wordt het hierdoor gemakkelijker mensensmokkel te bewijzen.
Zoals tijdens het interpellatiedebat van 23 februari jl. reeds is aangegeven door de minister van Justitie onderzoekt het Openbaar Ministerie momenteel of een strafrechtelijk onderzoek naar de problematiek van Somalische kindersmokkel opportuun is.
Rol Koninklijke Marechaussee
In het interpellatiedebat van 23 februari jl. is gevraagd hoe de informatie-uitwisseling tussen luchtvaartmaatschappijen en de Koninklijke Marechaussee is geregeld. Het bureau Info & Analyse (I&A) van het District KMar Schiphol wisselt informatie uit met luchtvaartmaatschappijen, met name met de KLM. Ook vindt er tussen Koninklijke Marechaussee, KLM en IND overleg plaats waarin niet-persoonsgebonden informatie wordt uitgewisseld over valse en vervalste documenten. Deze informatie is voor bureau Info & Analyse van belang om de zogenaamde trends en eventuele smokkelroutes in kaart te brengen.
Een apart team van de Koninklijke Marechaussee (het 'Sluisteam') verricht onderzoek naar mensensmokkel. De KLM neemt contact op met dit Sluisteam van de KMar indien er vermoedens bestaan over 'verdachte reisbewegingen'. Het Sluisteam kan bij de KLM passagierslijsten opvragen en gebruiken, doch enkel ten behoeve van strafrechtelijke onderzoeken naar mensensmokkel. De KLM krijgt geen informatie van het Sluisteam omdat het gaat om vertrouwelijke gegevens in het kader van strafrechtelijk onderzoek.
De Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) bepaalt dat, in het kader van de grensbewaking, de gezagvoerder van een vliegtuig verplicht is om direct na aankomst in Nederland aan de ambtenaar belast met de grensbewaking, een bemannings- en passagierslijst te verstrekken. Voorts kent de Vw2000 een bepaling die vervoerders verplicht om een afschrift te maken van het op de vreemdeling betrekking hebbende document voor grensoverschrijding, indien de vervoerder de vreemdeling rechtstreeks dan wel na transfer of transit naar Nederland vervoert vanaf een luchthaven die is aangewezen bij ministeriële regeling. Het stellen van nadere regels zal worden onderzocht in het kader van het plan van aanpak verbetering grensbewaking dat op 3 februari jl. aan uw Kamer toegezonden is.
Verder biedt de 'Richtlijn inzake verplichtingen voor vervoerders' de mogelijkheid dat "de overheid" aan de luchtvaartmaatschappij de verplichting oplegt om gegevens van passagiers aan te leveren aan de grensbewakingsdiensten voor aankomst van de vlucht. Het betreft hier echter alleen informatie van passagiers die zich aan boord van een vliegtuig bevinden. De Europese Richtlijn Verplichtingen vervoerders moet per 6 september 2006 zijn geïmplementeerd.
Misbruik van reisdocumenten
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de productie en uitgifte van de Nederlandse reisdocumenten. Het beleid van het ministerie is erop gericht deze documenten zoveel mogelijk te beveiligen. Zo is in 2001 bij de zogenoemde nieuwe generatie reisdocumenten gekozen voor het centraal personaliseren van de reisdocumenten om onder meer het misbruik met gestolen blanco reisdocumenten tegen te gaan. Het huidige model reisdocumenten is voorzien van meerdere veiligheidskenmerken om de eerstelijns controle te ondersteunen. Pasfoto's worden digitaal opgenomen. Bovendien worden sinds 2001 ook de pasfoto's van bijgeschreven kinderen opgenomen in het paspoort van de ouder. Tevens is in 2001 de Paspoortwet aangepast met een nieuw artikel dat het mogelijk maakt om bij meervoudige vermissingen de uitgifte van een paspoort te weigeren cq het paspoort vervallen te verklaren. Sindsdien worden de uitgevende instanties van de Nederlandse reisdocumenten gestimuleerd gebruik te maken van deze wettelijke mogelijkheden. In toenemende mate gebeurt dit ook. Een Nederlandse identiteitskaart kan echter niet geweigerd worden in verband met de Wet op de identificatieplicht. Wel kan het aantal keren dat een identiteitskaart als gestolen of vermist is aangemeld, meetellen bij de weigering en/of vervallenverklaring van een paspoort.
Uit een quick scan blijkt dat zich onder de personen die 5 of meer keer hun reisdocument als gestolen of vermist hebben opgegeven enkele tientallen Nederlanders van Somalische afkomst bevinfden (op een totaal van ruim 600 personen). Het vermoeden bestaat dat deze documenten voornamelijk gebruikt worden ten behoeve van look-alike fraude. Indien de controlerende instanties gaan beschikken over de noodzakelijke voorzieningen, kan de invoering van biometrie in reisdocumenten (in eerste instantie een gezichtsopname in 2006 en op een nader te bepalen tijdstip vingerafdrukken) deze vorm van misbruik voor een groot deel bestrijden.
Per 1 april 2006 startte het Expertisecentrum ID en document (EC ID). Aan het EC ID doen naast de KMar ook de Nationale Recherche, de KLPD/ Dienst Nationale Recherche Informatie, IND Zwolle en bijzondere opsporingsdiensten mee. Het centrum wordt binnen het District Luchtvaart Fraude van de Koninklijke Marechaussee geïmplementeerd. Het doel van het EC ID is het concentreren van kennis en expertise op het gebied van identiteit- en documentenfraude, het bevorderen van samenwerking en het geven van advies aan beleidsorganen.
II Achterlating van kinderen in Somalië
Naar aanleiding van de vragen van uw Kamer in het interpellatiedebat op 23 februari jl., heeft de minister van Buitenlandse Zaken terstond een missie naar Addis Abeba afgevaardigd om daar, tezamen met de ambassade, zoveel mogelijk informatie te verzamelen. In dit kader hebben gesprekken plaatsgevonden met de Nederlandse evangelist die de kwestie heeft aangekaart, met drie van de jongeren die in Netwerk werden geïnterviewd, met alle betrokken medewerkers van de Nederlandse ambassade te Addis Abeba, met andere ambassades die met vergelijkbare problematiek kampen (VK, Denemarken, Zweden, Noorwegen) en met UNHCR, IOM, UNICEF en vluchtelingenorganisatie ZOA. Voorts heeft de missie alle dossiers met aanvragen van Somalische jongeren voor een (nood)paspoort of MVV uit de periode 2000-2006 doorgenomen. Tot slot werd (tijdens transit in Nairobi) overleg gevoerd met de Nederlandse ambassade te Nairobi. Op basis van informatie die tijdens de missie is vergaard, aangevuld met andere informatie uit openbare en vertrouwelijke bronnen, is het beeld ontstaan zoals weergegeven in dit hoofdstuk.
Situatie van Somalische gesmokkelde kinderen in Nederland
De meeste Somalische kinderen worden in het kader van gezinshereniging of als "look-alike" naar Europa gesmokkeld (zie p. 3 inzake smokkelmethodes). Een deel van hen wordt ergens achtergelaten om als alleenstaande minderjarige vreemdeling (AMV) asiel aan te vragen. De meesten komen echter terecht bij pleegouders. Vaak betreft het familieleden van het kind (dikwijls een oom en tante), dan wel familie in brede zin (leden van dezelfde clan). Voor zover bekend, wordt slechts een klein deel van de pleegkinderen gebruikt als hulp in de huishouding (meestal meisjes) en/of mishandeld. Wel kan er verschil zijn in de wijze waarop ouders hun eigen kinderen en hun pleegkinderen behandelen.
Voor zover bekend, is er geen sprake van kindersmokkel (of -handel) specifiek met het oogmerk kinderbijslag te innen. Wel wordt de kinderbijslag door pleegouders als een welkome bonus beschouwd.
Kinderen die opgroeien bij pleegouders doen dat doorgaans onder een valse identiteit. Voor de gesmokkelde kinderen, van wie een deel in de veronderstelling leeft dat hun pleegouders hun echte ouders zijn, leiden deze praktijken tot verwarring en vaak ook psychische problemen. Dit geldt des te meer omdat veel kinderen eveneens te kampen hebben met traumatische ervaringen die zij in de burgeroorlog in Somalië hebben opgedaan en de grote cultuurschok die zij bij aankomst in Europa ervaren.
Redenen achterlating in Somalië
In de Somalische cultuur komt het veel voor dat kinderen een deel van hun jeugd doorbrengen bij (clan)familie in plaats van bij de ouders. Zeker indien een kind dreigt te ontsporen, wordt vaak een beroep gedaan op familieleden om het kind (tijdelijk) in huis op te nemen, in de hoop dat zij er in slagen het kind weer op het goede pad te brengen. In dit kader vinden ook de meeste achterlatingen in Somalië plaats. De belangrijkste redenen voor (pleeg)ouders om een kind achter te laten voor "heropvoeding" in Somalië zijn:
. het kind is te "westers" geworden;
. onvoldoende kennis van de Somalische taal en cultuur;
. het kind moet een goede moslim worden;
. het kind dreigt te ontsporen of heeft zich reeds schuldig gemaakt aan criminaliteit;
. drugs -of alcoholgebruik/verslaving.
Daarnaast komt achterlating geregeld voor in de context van gebroken gezinnen , bijvoorbeeld wanneer een alleenstaande moeder de opvoeding van haar opgroeiende zonen niet meer aankan, of wanneer een alleenstaande vader hertrouwt met een vrouw die niet kan opschieten met de kinderen uit het eerste huwelijk, of wanneer een van de (gescheiden) ouders woont in dan wel verhuist naar Somalië en een (of meer) van de kinderen daar ook heen wordt gebracht.
Uit gesprekken met onder meer ambassades in Addis Abeba en dossierstudie kwam naar voren dat slechts een zeer klein aantal van de achtergelaten kinderen min of meer aan het "Netwerkprofiel" voldoet (d.w.z. een weeskind dat zonder opvang wordt achtergelaten wanneer het ouder, dus lastiger wordt en de verzorgingskosten de kinderbijslag gaan overstijgen).
De kinderen zelf willen vaak (wellicht uit schaamte) niet toegeven dat zij met het oog op "heropvoeding" terug naar Somalië zijn gestuurd; zij zeggen dikwijls dat zij terug moesten om voor hun zieke oma te zorgen. Als verklaring voor de doorgaans meerdere jaren tussen het moment van achterlating en hun komst naar een Europese ambassade in Addis Abeba, geven ze dan aan dat hun oma recentelijk is overleden.
Vakantie in Somalië
Jaarlijks gaan naar schatting duizenden Nederlandse Somaliërs met vakantie naar Somalië, in de zomer vaak voor een periode van enkele maanden. Het komt hierbij geregeld voor dat zij hun paspoort -al dan niet tegen forse betaling- uitlenen aan (clan)familieleden of mensensmokkelaars. Een 'look-alike' reist vervolgens met dit paspoort illegaal naar Europa, waarna het paspoort weer wordt teruggestuurd naar de houder in Somalië. Soms gaat dit mis, bijvoorbeeld doordat de 'look-alike' wordt tegengehouden door douaniers, die het paspoort in beslag nemen. In die gevallen zijn de vakantiegangers genoodzaakt zich tot één van de Nederlandse posten in de buurlanden te wenden. Ook degenen die hun paspoort verkocht in plaats van uitgeleend hebben, moeten een nieuw paspoort aanvragen.
Nederlandse posten (zowel in de regio als in het VK) hebben veelvuldig te maken met paspoortaanvragen van Nederlandse Somaliërs waarbij documentfraude wordt vermoed dan wel bewezen. Ook de Britse, Noorse, Deense en Zweedse autoriteiten hebben aangegeven dat documentfraude onder hun staatsburgers van Somalische origine veelvuldig voorkomt. Er zijn aanwijzingen dat enkele van de onbegeleide Nederlands-Somalische jongeren die zich tot onze posten hebben gewend, in werkelijkheid niet tegen hun wil zijn achtergelaten, doch zich schuldig gemaakt hebben aan documentfraude. Zo bleek bijvoorbeeld in één van de onderzochte zaken dat betrokkene binnen twee jaar tijd al vier keer zijn paspoort had verloren.
De meeste achtergelaten kinderen dachten dat zij op vakantie zouden gaan naar bijvoorbeeld Dubai, en kwamen vervolgens terecht in Somalië. Andere kinderen wisten wel dat Somalië de vakantiebestemming was, maar niet dat het voor hen een enkele reis zou zijn. Een deel van de kinderen verklaarde te hebben gereisd op het paspoort van één van hun (pleeg)ouders, waarin zij bijgeschreven stonden. Een ander deel beschikte bij inreis in Somalië over een eigen paspoort (Nederlands paspoort of vreemdelingenpaspoort). Dikwijls werd dit paspoort ingenomen door de (pleeg)ouder. In een aantal gevallen is vervolgens een andere Somaliër op dit paspoort naar Europa afgereisd.
Aantal achtergelaten kinderen
Het is onbekend hoeveel Somalische kinderen die gedurende langere tijd in het Westen hebben verbleven, tegen hun wil zijn achtergelaten in Somalië. Een VN-onderzoek spreekt over enkele duizenden, alleen al in Mogadishu.
Eén van de Nederlands-Somalische jongeren die thans in Addis Abeba verblijven, verklaarde dat hij drie jaar in Bosasso (Puntland) heeft gewoond en dat hij daar, voor zover hij weet, de enige Nederlander was. Wel waren er nog een paar jongens uit Engeland, Zweden en Denemarken.
Grondig dossieronderzoek heeft uitgewezen dat in totaal 22 onbegeleide Somalische jongeren zich in de afgelopen vijf jaar tot de Nederlandse ambassade in Addis Abeba hebben gewend. Vrijwel allen verklaarden zij tegen hun wil te zijn achtergelaten in Somalië. Het onder de Nederlandse ambassade te Addis Abeba ressorterende honorair consulaat te Djibouti heeft in de afgelopen vijf jaar drie aanvragen ontvangen van onbegeleide Somalische jongeren die terug wensten te keren naar Nederland. De ambassade in Nairobi wordt jaarlijks door drie à vier Somalische jongeren benaderd. De ambassade in Jemen en het consulaat-generaal te Dubai krijgen incidenteel paspoortaanvragen van Somalische jongeren te behandelen.
Daarnaast komt het in Addis Abeba een paar keer per jaar voor dat een jongere, die gedurende langere tijd in Somalië heeft verbleven (wellicht voor "heropvoeding") zich tezamen met zijn vader tot de ambassade wendt, omdat zijn paspoort verlopen of verloren is. Er zijn ongetwijfeld ook gevallen die zich aan het zicht van de ambassade onttrekken, ofwel omdat de kinderen zijn teruggereisd zonder dat zij daarbij hulp van de ambassade behoefden, ofwel omdat deze achtergelaten kinderen zich nog steeds in Somalië bevinden.
De aantallen jongeren die bij de Britse, Zweedse, Deense en Noorse ambassades te Addis Abeba nieuwe paspoorten aanvroegen, zijn min of meer vergelijkbaar met de Nederlandse aantallen. Alle ambassades signaleren een licht groeiende trend: in 2005 lag het aantal jongeren dat verklaarde ongewild te zijn achtergelaten, hoger dan in voorgaande jaren.
Achtergrond achtergelaten kinderen
De 25 achtergelaten jongeren die zich tot de Nederlandse ambassade in Addis Abeba wendden , variëren in leeftijd van 13 tot 22 jaar. Meestal waren zij circa 15-16 jaar toen ze werden achtergelaten en meerderjarig toen zij zich tot de ambassade wendden.
Achterlating vindt over het algemeen plaats op het moment dat kinderen zich ontwikkelen tot pubers. De cultuurverschillen tussen de kinderen, die doorgaans meer Nederlands dan Somalisch zijn, en de (pleeg)ouders, die doorgaans meer Somalisch dan Nederlands zijn, leiden sneller tot problemen op het moment dat de kinderen zelf een duidelijke identiteit beginnen te ontwikkelen.
De periode die zij (al dan niet legaal) in Nederland hadden doorgebracht, varieert van zes maanden tot negen jaar. De periode die zij na hun achterlating in Somalië hadden doorgebracht, varieert van enkele maanden tot zes jaar. In de meeste gevallen duurde het twee tot drie jaar alvorens betrokkene zich tot de ambassade wendde.
Het is onduidelijk hoeveel achtergelaten kinderen in werkelijkheid bij pleegouders in plaats van hun echte (juridische) ouders in Nederland woonden. Het is waarschijnlijk dat niet alle kinderen bekend zullen willen maken dat zij in Nederland bij pleegouders woonden, uit angst dat ze dan hun recht op terugkeer verliezen. Die angst is overigens niet denkbeeldig, zoals elders in deze brief nader wordt toegelicht (zie paragraaf inzake toelatingsbeleid en Nederlanderschap).
De ervaringen van de Britse, Deense, Zweedse en Noorse ambassades te Addis Abeba zijn sterk vergelijkbaar met die van de Nederlandse ambassade.
Hun situatie in Somalië
Over het algemeen worden de kinderen door hun (pleeg)ouders achtergelaten bij familie in Somalië: één of beide natuurlijke ouders, de grootouder(s), oom en tante, of familie in brede zin (clangenoten). Het komt niet of nauwelijks voor dat kinderen zonder opvang worden achtergelaten. Dikwijls sturen de ouders maandelijks geld naar de familie die voor het kind zorgt en/of naar het kind zelf.
Over het algemeen worden de kinderen goed verzorgd. Wel worden zij doorgaans onderworpen aan een strak "reassimilatie-programma", op religieus-, onderwijs -en cultureel gebied. Voorts is het slaan van kinderen in Somalië een geaccepteerde methode van disciplinering (voor zover het gaat om een afgemeten bestraffing; kinderen mogen er geen verwondingen aan overhouden). In enkele gevallen nam de "heropvoeding" meer extreme vormen aan en werd bijvoorbeeld een jong meisje uitgehuwelijkt aan een oudere man.
Zeker in eerste instantie, wanneer de kinderen nog geen vloeiend Somali spreken en hun uiterlijk en gedrag afwijken van dat van hun Somalische leeftijdsgenoten, ondervinden zij veel pesterijen. In Zuid-Somalië lopen uit het buitenland teruggekeerde Somaliërs bovendien een verhoogd risico op kidnapping voor losgeld, omdat men er van uitgaat dat zij (of hun familie in het Westen) veel geld hebben.
Consulaire dienstverlening door de Nederlandse ambassade te Addis Abeba
In de periode 2000 tot 2006 hebben zich -zoals gezegd- in totaal 22 onbegeleide Somalische jongeren tot ambassade Addis Abeba gewend met een verzoek om hulp bij terugkeer naar Nederland. Aan 13 van hen is een reisdocument afgegeven. Twee aanvragen zijn geweigerd, wegens ontbreken van de Nederlandse nationaliteit respectievelijk onvoldoende vaststelling van de identiteit. Zes aanvragen zijn in behandeling. Op één aanvraag kon geen beslissing worden genomen omdat betrokkene zich niet meer heeft gemeld bij de ambassade. Thans verblijven vermoedelijk nog 5-15 onbegeleide Somalische jongeren in Addis Abeba die terug wensen te keren naar Nederland.
Het onder ambassade Addis Abeba ressorterende honorair consulaat te Djibouti heeft in de afgelopen vijf jaar in totaal drie aanvragen ontvangen; aan één aanvrager is consulaire bijstand ten behoeve van repatriëring gegeven, één aanvraag is nog in behandeling en één aanvraag is afgewezen, omdat betrokkene illegaal in Nederland had verbleven en nooit de Nederlandse nationaliteit had verworven.
In Nederland dient een persoon die een reisdocument aanvraagt zelf de voor identificatie benodigde bewijsstukken te overleggen (artikel 28 Paspoortwet); het is dus niet de taak van de gemeente of ambassade die bewijsstukken te verzamelen voor betrokkene. Nederlanders die bij een ambassade een nieuw reisdocument aanvragen dienen andere identiteitsbewijzen (bv. rijbewijs) of kopieën daarvan te overleggen (zonodig toegestuurd door familie/vrienden in Nederland). Doorgaans is de identiteit eenvoudig vast te stellen door de registratie van betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) bij de gemeente op te vragen, benevens een kopie van de aanvraag van het verloren paspoort van betrokkene.
Voor een deel van de achtergelaten jongeren is het moeilijk de identiteit aan te tonen, omdat zij nooit een identiteitsdocument met foto hebben gehad. Sommigen zijn namelijk destijds als bijgeschreven kind -zonder foto- op het paspoort van één van hun ouders Somalië binnengereisd. Bovendien is een deel van de achtergelaten jongeren geen Nederlands staatsburger, en conform de geldende regelgeving is consulaire dienstverlening aan niet-Nederlanders zeer beperkt.
Gezien het nieuwe fenomeen van achtergelaten kinderen en de problemen die sommigen ondervinden bij het vergaren van bewijs van hun identiteit, is begin maart jl. besloten dat in ieder geval op de ambassades in Addis Abeba en Nairobi, een aangepaste werkwijze gevolgd zal worden.
Deze ambassades zijn geïnstrueerd standaard een diepgaand interview met identificerende vragen af te nemen van onbegeleide Somalische jongeren die aangeven terug te willen keren naar Nederland. Tijdens dit interview zullen vragen worden gesteld inzake de (pleeg)ouders, school, sportclub, familie en vrienden et cetera. Tevens zal gevraagd worden naar hun achtergrond: hoe was hun situatie in Nederland, wat was de duur van hun verblijf in Nederland, hoe en onder welke omstandigheden zijn zij in Somalië achtergelaten? Vervolgens zal op basis van de omstandigheden van de individuele aanvrager door het hoofd Consulaire Zaken van de ambassade, in overleg met de directie Consulaire Zaken in Den Haag, worden besloten in hoeverre facilitering van betrokkene in de rede ligt. Deze facilitering bestaat er uit dat vanuit Den Haag navraag wordt gedaan om de identiteit van betrokkene vast te stellen, bijvoorbeeld door contact op te nemen met de school of andere instellingen waar betrokkene bekend zou zijn. Met de langs deze weg verkregen "zachte" informatie kan de identiteit van betrokkene overigens meestal niet met de nodige zekerheid worden vastgesteld. Bovendien wijkt de naam die bij de aanvraag op de ambassade wordt opgegeven vaak enigszins af van de naam die in de GBA staat geregistreerd. Echter, indien sprake is van een samenspel van factoren (zoals een redelijke tot goede beheersing van het Nederlands, vlotte en correcte antwoorden op de gestelde vragen en antwoord van de school of andere instellingen dat de aanvrager aldaar bekend is), heeft betrokkene zijn identiteit genoegzaam aangetoond.
Met deze nieuwe instructie wordt in onze ogen voldaan aan de wens van uw Kamer een speciale richtlijn voor achtergelaten kinderen op te stellen.
Voorts zal er op worden toegezien dat de behandelduur van paspoortaanvragen van achtergelaten jongeren zo kort mogelijk is. De wettelijke maximale termijn bedraagt acht weken. In enkele gevallen is echter een veel langere periode verstreken tussen het moment dat een jongere zich voor het eerst tot de ambassade wendde en daadwerkelijke afgifte van een reisdocument, omdat de jongeren vaak pas na lange tijd terugkwamen met bewijsstukken. Snellere afgifte dan tot nu toe bij ongedocumenteerde jongeren gebruikelijk was, moet echter mogelijk worden nu -waar nodig- facilitering plaatsvindt bij het vergaren van bewijsstukken.
Het VK en Zwitserland volgen een vergelijkbare werkwijze als Nederland tot voor kort toepaste; Denemarken, Zweden en Noorwegen doen sinds ongeveer een jaar in geval van jongeren die verklaren tegen hun wil te zijn achtergelaten een uitgebreid identiteitsonderzoek.
Ouders die terugkeer weigeren
Wanneer kinderen nog minderjarig zijn, komt het voor dat, wanneer ouders gevraagd wordt medewerking te verlenen aan de terugkeer van hun minderjarig kind, zij de ambassade te kennen geven dat de ambassade niet het recht heeft zich met hun opvoeding (d.w.z. de keuze voor heropvoeding in Somalië) te bemoeien. Ook komt het voor dat één van de ouders -doorgaans degene die in Nederland woont- wel wil dat het kind een reisdocument krijgt om terug te keren, doch dat de andere ouder -degene die in Somalië woont- weigert akkoord te gaan met afgifte van het paspoort.
In dergelijke gevallen heeft een ambassade formeel niet de mogelijkheid een reisdocument af te geven. Alle ondervraagde ambassades in Addis Abeba worstelen met het probleem hoe om te gaan met zulke gevallen. In Zweden is inmiddels nieuwe wetgeving in de maak om in dergelijke gevallen een speciale commissie te laten beslissen wat in het beste belang van het kind is: terugkeer naar Zweden (al dan niet bij de ouders) of voortzetting van het verblijf in Somalië.
Opvang gedurende de procedure
In principe biedt geen enkele Europese ambassade in Addis Abeba opvang of financiële bijstand voor de behandelduur van de paspoortaanvraag, uit vrees dat dit een sterke aanzuigende werking zal hebben.
In de praktijk blijkt het doorgaans voor Somaliërs in Addis Abeba geen probleem opvang te vinden. De stad kent namelijk een hechte gemeenschap van enkele tienduizenden Somaliërs. Velen van hen zijn in afwachting van visa voor emigratie naar Europa of Amerika, waar zij familie hebben die geregeld geld stuurt. Dankzij deze 'remittances' is de Somalische gemeenschap in Addis Abeba relatief welvarend. In lijn met de Somalische cultuur en traditie zijn de solidariteit en gastvrijheid er groot. Veel van de minder welgestelde Somaliërs hebben familie of vrienden in Addis Abeba waarbij zij kunnen verblijven. Degenen die dat niet hebben, ondervinden over het algemeen evenmin problemen een logeeradres te vinden. Wel zijn zij genoodzaakt elke paar dagen weer een nieuw logeeradres te zoeken. De gastfamilies zorgen over het algemeen eveneens voor eten en -af en toe- kleding.
Voor achtergelaten Somalische meisjes die geen familie of vrienden in Addis Abeba hebben, biedt deze informele vorm van opvang onvoldoende soelaas. Overigens zijn er slechts weinig achtergelaten Somalische meisjes in Addis Abeba, enerzijds omdat meisjes veel minder vaak dan jongens voor heropvoeding naar Somalië worden gestuurd en anderzijds omdat het voor hen gevaarlijk en lastig is in hun eentje de reis naar Addis Abeba te maken.
In schrijnende gevallen kan voor opvang waarschijnlijk gebruik worden gemaakt van het opvangtehuis dat de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft opgezet in Addis Abeba voor slachtoffers van mensenhandel. In uitzonderlijke individuele gevallen zou besloten kunnen worden de terugreis naar Nederland (voor) te financieren.
Toegang tot ambassade Addis Abeba
Er zijn geen aanwijzingen dat de bewakers van ambassade Addis Abeba mensen die duidelijk maken waarom zij toegang wensen tot de ambassade (ongeacht etniciteit en al dan niet Nederlandssprekend), geen doorgang zouden verlenen. De post beschikt over een zeer uitgebreide en heldere schriftelijke instructie aan de bewakers, waarin ook de toelating van bezoekers die met een Nederlands staflid wensen te spreken, aan bod komt. In principe dienen bezoekers, vanwege de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen, bij de poort een identiteitsbewijs te tonen. Indien zij hier niet over beschikken, is dit geen grond voor weigering, doch dient overleg plaats te vinden met het hoofd Consulaire Zaken van de ambassade.
Het komt wel voor dat aan Somaliërs die per se een Nederlands staflid (en niet één van de Ethiopische medewerkers aan de balie) willen spreken, wordt gevraagd op een later tijdstip terug te komen of telefonisch een afspraak te maken, omdat er op dat moment niemand beschikbaar is. Overigens hebben de drie Somalische jongeren die door Netwerk werden geïnterviewd, in gesprekken met medewerkers van Buitenlandse Zaken aangegeven nooit aan de poort te zijn geweigerd. Ook heeft de ambassade nooit klachten gekregen over gebrekkige toegang aan de poort.
Toelatingsbeleid en Nederlanderschap
Via bevraging van de GBA kan worden geverifieerd of een kind de Nederlandse nationaliteit heeft. Indien dit niet het geval is, of indien twijfels bestaan over de rechtmatigheid van de naturalisatie, neemt de ambassade contact op met de IND om te bezien of betrokkene recht heeft op toelating tot Nederland.
Betreffende het Nederlanderschap geldt dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie het besluit waarbij het Nederlanderschap is verkregen of verleend kan intrekken, indien het berust op een door de betrokken persoon gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel op het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit. De intrekking is niet mogelijk indien sinds de verkrijging of verlening een periode van twaalf jaar is verstreken. Aan een intrekking dient een belangenafweging vooraf te gaan.
Recentelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het Nederlanderschap niet is verkregen indien sprake is geweest van valse persoonsgegevens (HR 11 november 2005). Onder dergelijke omstandigheden is betrokkene nooit Nederlander geworden. Er hoeft in dat geval geen intrekkingsprocedure te worden gevolgd.
Blijkt bij een medenaturalisatie dat de minderjarige in werkelijkheid helemaal niet het kind is van de meerderjarige vreemdeling met wie het werd meegenaturaliseerd, dan is dit kind nooit Nederlander geworden. Ten aanzien van kinderen van de persoon wiens Nederlanderschap wordt ingetrokken wegens fraude of bedrog, is bepaald dat met zorgvuldigheid moet worden nagegaan of ook hun Nederlanderschap door die intrekking wordt getroffen. Voor elk kind dat met de betreffende persoon Nederlander is geworden, moet worden nagegaan of zijn individueel belang handhaving van het Nederlanderschap vereist of niet.
Is er geen sprake van Nederlanderschap, maar wel van eerder legaal verblijf in Nederland, dan wordt nagegaan of het kind nog recht heeft op verblijf in Nederland. In het interpellatiedebat van 23 februari 2006 is reeds uiteengezet dat er bij het behandelen van aanvragen extra aandacht is voor achterlating en dat in de Vreemdelingencirculaire expliciet melding gemaakt wordt van de problemen die achtergelaten vrouwen ondervinden. Ook mannen en kinderen kunnen een beroep doen op het feit dat zij tegen hun wil zijn achtergelaten. Wanneer de minderjarige illegaal in Nederland heeft verbleven dan komt hij of zij volgens het geldende beleid niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning.
Indien de betrokkene geen Nederlander blijkt te zijn en niet volgens het reguliere beleid in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, dan kan op grond van bijzondere individuele omstandigheden toch verblijf worden toegestaan door gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Bij het beoordelen van die bijzondere individuele omstandigheden wordt een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de Nederlandse Staat enerzijds en het belang van de vreemdeling anderzijds. Daarbij worden contra-indicaties zoals fraude of gevaar voor de openbare orde meegewogen maar ook zaken als toerekenbaarheid van eventuele fraude, de duur van het verblijf in Nederland, de schrijnendheid van de situatie van de vreemdeling, de moeilijkheden die de vreemdeling heeft ondervonden in de situatie als achtergelatene en de aanwezigheid van ouders of opvang in het land van herkomst. Omdat de omstandigheden van deze kinderen sterk uiteen kunnen lopen zijn hier geen algemene regels voor op te stellen. Er dient een afweging gemaakt te worden van het geheel van feiten en omstandigheden. De motie van het lid Huizinga-Heringa (TK 2005-2006, 28 638, nr. 21) impliceert een zeker automatisme. Dat is niet wenselijk, omdat het nodig is enige ruimte te behouden om in een enkel geval, bijvoorbeeld vanwege openbare orde aspecten, geen verblijf in Nederland toe te staan. Om die reden is de motie ontraden.
Ten aanzien van de vraag of de verblijfsvergunning van frauderende ouders ingetrokken kan worden geldt het volgende. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan worden ingetrokken wanneer de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de verblijfsvergunning zouden hebben geleid. Ook kan de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden ingetrokken wanneer de houder daarvan is veroordeeld voor een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaar of meer is bedreigd. Het enkele vermoeden van fraude is niet voldoende om een verblijfsvergunning in te trekken, er moet sprake zijn van een veroordeling. Daarbij geldt een glijdende schaal met betrekking tot de duur van het verblijf en de lengte van de opgelegde straf of maatregel.
III Sociale zekerheidsfraude
De kinderbijslag is van oudsher een tegemoetkoming in de onderhoudskosten. Dit impliceert dat de kosten van het in Nederland onderhouden van een kind hoger zijn dan de kinderbijslag. Sinds 1 januari 1995 heeft het Nederlandse kinderbijslagstelsel een lineair karakter. De hoogte van de kinderbijslag per kind is sindsdien niet meer afhankelijk van de gezinsgrootte. Alleen voor kinderen die vóór 1 januari 1995 waren geboren, geldt nog een progressief stelsel op basis van overgangsrecht.
Zoals eerder aangegeven, beschikken we niet over aanwijzingen dat het ontvangen van kinderbijslag als belangrijkste reden voor de (vermeende) kindersmokkel kan worden aangemerkt.
Wanneer een verzekerde kinderbijslag aanvraagt en de door de verzekerde geleverde gegevens komen overeen met de gegevens die in de GBA zijn opgenomen, wordt kinderbijslag toegekend. Het is aan de gemeente om te bepalen of de documenten die bij die inschrijving worden getoond deugdelijk genoeg zijn voor inschrijving in de GBA. Probleem hierbij is dat de brondocumenten uit Somalië niet meer worden erkend sinds 1991. Gegevens worden dan ook opgenomen op basis van verklaringen onder eed of belofte en zo mogelijk geverifieerd aan de gegevens die door de IND zijn gebruikt bij de aanvraag tot toelating. Indien SVB of gemeenten signalen krijgen van eventuele onjuiste gegevens, wordt nader onderzoek ingesteld.
Het in dagblad Trouw aangehaalde interdepartementale ambtelijke rapport van 19 mei 2005 maakte melding van ten onrechte verstrekte bijstandsuitkeringen en kinderbijslag aan Somalische personen als gevolg van het zich niet laten uitschrijven uit de GBA bij vertrek naar het Verenigd Koninkrijk. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) ontving de eerste signalen van die strekking reeds enkele jaren geleden. Uit informatie van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is naar voren gekomen, dat het niet mogelijk is de hier aan de orde zijnde algemene signalen van vermeende kinderbijslagfraude door Somaliërs of andere bevolkingsgroepen categoraal te verifiëren. Binnen het bestand van de SVB zijn personen van Somalische afkomst -of welke afkomst dan ook- niet als zodanig herkenbaar. Alleen als er gerichte persoonsgebonden aanwijzingen van misbruik zijn kan de rechtmatigheid van de uitkering persoonsgericht geverifieerd worden.
In de loop van 2002 werd door enkele gemeenten fraude met bijstandsuitkeringen door naar het VK doorgemigreerde Somaliërs geconstateerd. Naar aanleiding hiervan hebben de Nederlandse gemeenten in januari 2003 van de toenmalige Staatssecretaris van SZW een brief ontvangen, teneinde alle gemeenten hierop te attenderen. De constatering is aanleiding geweest voor het maken van afspraken tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland over gegevensuitwisseling. Deze afspraken zijn neergelegd in het op 25 februari 2004 door de Minister van SZW en zijn Britse ambtsgenoot ondertekende Memorandum of Understanding (MoU). Het MoU betreft niet alleen bijstandsregelingen maar ook de socialeverzekeringswetten.
De contacten worden vanuit Nederland onderhouden door de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD), die ressorteert onder het ministerie van SZW, in samenwerking met het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van het UWV en de SVB. Sinds 1 januari 2004 functioneert het IBF als volwaardig coördinatiecentrum voor gegevensuitwisseling met het buitenland op het gebied van zowel sociale verzekeringen als de bijstand. De aantallen onderzoeksvragen van en naar het Verenigd Koninkrijk (VK) onder de vlag van het MoU zijn tot nu toe tot enkele tientallen beperkt gebleven en hebben betrekking op alle bevolkingsgroepen en niet uitsluitend op Somaliërs. Het is niet bekend in hoeveel van de gevallen waarbij gegevens zijn uitgewisseld ook daadwerkelijk sprake bleek te zijn van fraude.
IV Overleg met de Somalische gemeenschap
Om te bereiken dat de problematiek van de Somalische bevolkingsgroep in Nederland, zoals doormigratie, misbruik van reisdocumenten en voorzieningen, en integratie open komt te liggen, vindt er overleg plaats tussen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en het bestuur de Federatie Somalische Associaties Nederland (FSAN). Daarnaast spreekt de Minister met lokale Somalische organisaties, zoals de Somalische wijkvereniging SBSS in Den Haag. Op reguliere basis vindt in het kader van het Landelijk Overlegorgaan Minderheden (LOM) overleg plaats met de Vluchtelingen Organisatie Nederland (VON) die ook de vluchtelingengroep van Somaliërs representeert.
Zoals toegezegd in het interpellatiedebat van 23 februari jl. zal de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de inmiddels binnengekomen brief van het bestuur van de FSAN d.d. 22 februari jl., bespreken bij het eerstvolgend overleg met FSAN op 29 mei aanstaande.
Ook vanuit andere departementen worden contacten onderhouden met Nederlands-Somalische NGO's. Vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld, worden projecten van diaspora-organisaties ondersteund, die als doel hebben bij te dragen aan de wederopbouw van Somalië middels kennisoverdracht van goed opgeleide Nederlandse Somaliërs, die daartoe tijdelijk naar Somalië terugkeren. Ook onderhoudt de Nederlandse ambassade te Londen contacten met de Nederlands-Somalische gemeenschap in Engeland.
-----------------------
De luchtroute voert vanuit de buurlanden van Somalië of de Golfregio per vliegtuig naar Europa. De andere route, die vanuit Noord-Afrika per boot naar Europa voert, is veel zwaarder en gevaarlijker en wordt daarom vooral gebruikt door jonge mannen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 28 638, nrs. 13 en 19.
Circulaire BPR 2002/U67483. Een paspoortaanvraag kan op basis van het nieuwe artikel 24b Paspoortwet worden geweigerd indien er een gegrond vermoeden bestaat dat de betrokken persoon handelingen heeft verricht of zal verrichten met reisdocumenten die het vertrouwen in reisdocumenten hebben geschaad of zullen schaden, of indien een aanvrager een ander in de gelegenheid heeft gesteld of zal stellen om zulke handelingen te verrichten.
Volgens een onderzoek in Zweden had 58% van de kinderen (van verschillende nationaliteiten) die zonder hun ouders naar Zweden waren gesmokkeld ernstige psychische problemen. Zie UN OCHA, "Gaps in their hearts", 2003, p. 36.
Zie bv. Fatma Ali, "Somaliërs houden zich niet met kinderhandel bezig", in De Gelderlander, 22 februari 2006.
Zie bv. UN OCHA, "Gaps in their hearts", 2003, p. 54 e.v..
40% van de Somalische huwelijken in Nederland eindigt in een echtscheiding.
Dit gebeurt vaak per DHL. DHL beschikt over een groot aantal vestigingen in Somalië.
In veel gevallen waarin ambassades melding maakten van "onregelmatigheid met een reisdocument" betreft het personen die met een reisdocument reizen, waarvan ze niet de rechtmatige houder zijn. De aantallen variëren per jaar, maar van het totale aantal door BZ voorgedragen verzoeken tot plaatsing op de signaleringslijst betreft het in 20 à 30% van de gevallen Somalische Nederlanders. In 2005 zijn door BZ 134 personen voorgedragen, onder wie 38 Somalische Nederlanders.
UN OCHA, "Gaps in their hearts", 2003, p. 57.
De aanvragen die bij het honorair consulaat te Djibouti worden ingediend, worden beoordeeld door de ambassade te Addis Abeba. Om deze reden zijn de 3 aanvragen uit Djibouti opgeteld bij de 22 aanvragen die in Addis Abeba zijn ingediend.
Zie UN OCHA, "Gaps in their hearts", 2003, p. 54 e.v.
Deze paragraaf beschrijft in algemene zin de situatie van kinderen die zijn achtergelaten in Somalië, na gedurende langere tijd in het Westen te hebben gewoond; het betreft dus niet alleen de groep jongeren die zich tot de Nederlandse ambassade te Addis Abeba heeft gewend.
UN OCHA, "Gaps in their hearts", 2003.
UN OCHA, "Gaps in their hearts", 2003.
Deze schatting is afkomstig van een geïnterviewde Nederlands-Somalische jongere en de Nederlandse evangelist. Geen van beiden kent zelf echter andere Nederlandse Somaliërs dan degenen wier aanvraag reeds in behandeling is bij de ambassade.
Omstandigheden die een rol spelen bij de beslissing inzake facilitering zijn onder andere de steun die betrokkene ontvangt van de kant van familie (of goede vrienden) in Nederland, dan wel van de kant van familie/goede vrienden in Addis Abeba. Zo waren de (pleeg)ouders in Nederland in meerdere gevallen bereid -op verzoek van hun zoon dan wel een andere persoon of instantie- de terugkeer van hun zoon te faciliteren, bijvoorbeeld door hem alsnog zijn paspoort toe te sturen.
Somaliërs gebruiken een namenreeks. Het komt geregeld voor dat op de aanvraag bij de ambassade door betrokkene de namenreeks in een andere volgorde dan |DEP^?ª¬ßáâäêíò÷ø ) 5 7
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken