Gemeente Berkelland
Enquêtecommissie Huize de Kamp aan het werk
Op 21 maart stelde de gemeenteraad op grond van de Gemeentewet een
onderzoekscommissie in, die onderzoek doet naar de juridische,
bestuurlijke en politieke achtergronden van de vervreemding van Huize
de Kamp door de voormalige gemeente Neede aan Stichting Huize De Kamp,
eind 2004. Leden van de commissie zijn de raadsleden: mevrouw Jolanda
Kuipers-Berfelo (D66/voorzitter), mevrouw Joke Pot-Klumper
(Gemeentebelangen) en de heren Jan Hilhorst (CDA), Stefan Nijhuis
(GroenLinks) en Hans ter Horst (PvdA). De reden voor het onderzoek is
dat naar aanleiding van een (vertrouwelijk) verkennend onderzoek, bij
de gemeenteraad ongerustheid is ontstaan over de wijze waarop genoemde
eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.
Sinds 2002 is in gemeenteland het dualisme ingevoerd. Dit systeem
geldt ook op rijksniveau waar de Tweede Kamer het hoogste orgaan is en
de regering meer op uitvoering is gericht. De gemeenteraad is dus het
hoogste bestuurlijke orgaan van de gemeente en heeft drie hoofdtaken:
de kaderstellende (op hoofdlijnen de belangrijkste punten voor het te
voeren beleid aangeven), de volksvertegenwoordigende (bijvoorbeeld
werkbezoeken afleggen) en de controlerende taak. Het houden van een
enquête is een (zwaar) middel om de controlerende taak nader in te
vullen. Eén van de mogelijkheden is dat betrokkenen in dit kader
openbaar gehoord kunnen worden. Er is een meerderheid in de commissie
die voor het onderzoek naar Huize de Kamp eveneens vóór volledige
openbaarheid van de gesprekken is. Aan ieder van de te horen personen
wordt een uitnodiging gezonden, waarin het principe van de
openbaarheid zal worden aangegeven. Men kan gemotiveerd aangeven
waarom men eventueel in beslotenheid gehoord zou willen worden. In dat
geval zal door de commissie een afweging worden gemaakt al dan niet
een beperking op de openbaarheid te maken. Alle te horen personen zal
de eed of belofte worden afgenomen. Mogelijkerwijs zullen mensen ook
schriftelijk worden bevraagd, waarbij deze naar aanleiding van de
gegeven schriftelijke antwoorden eventueel alsnog kunnen worden
gehoord. Het betreffende wetsartikel is bij dit persbericht gevoegd.
De vergaderingen van de enquêtecommissie zelf zijn steeds besloten. Zo
is dat met enquêtecommissies van de Tweede Kamer ook het geval.
De commissie wil zélf eind juni de laatste hand aan de eindrapportage
leggen, die vervolgens in juli wordt gepresenteerd. Tot die tijd komt
de commissie wekelijks bijeen.
---
Bijlage: Uittreksel Gemeentewet
Artikel 155a
1. De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een
onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde
bestuur instellen.
2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een
omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting.
Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden
gewijzigd.
3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen
onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en
bestaat uitsluitend uit leden van de raad.
4. De artikelen 22, 82, derde lid, en 86, eerste lid, zijn van
overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.
5. De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden
uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig
zijn.
6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie
worden niet geschorst door het aftreden van de raad.
7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling
van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de
omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen
139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.
8. Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij
verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk
geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke
bijstand wordt verleend aan de commissie.
Artikel 155b
1. Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen
burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen
leden van de door de raad of de deelraad ingestelde rekenkamer,
personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, leden en gewezen leden
van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van
een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door de raad, het
college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen
ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan
ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de
onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van
afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden
waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de
onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor
het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.
2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking
heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de
Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door
de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan
schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de
vordering voldaan.
3. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of
daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld
in artikel 155a alle door de onderzoekscommissie gevorderde
medewerking te verlenen.
Artikel 155c
1. Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht
te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of
deskundige te worden gehoord.
2. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt
gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.
3. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.
4. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar
beste weten als zodanig te verlenen.
5. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend
worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan
in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de
voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets
dan de waarheid zullen zeggen.
6. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de
onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting
worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.
7. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een
verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De
leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren
geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis
komt.
8. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten
bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een
getuige zonder bijstand wordt gehoord.
9. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen,
behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.
Artikel 155d
1. Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief,
houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend
ontvangstbewijs uitgereikt.
2. De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen
die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet
zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om
aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de
getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze,
bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld
waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door
alsnog aan zijn verplichting te voldoen.
3. Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is
artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 155e
1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen
te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden
toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel
aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij
werkzaam is of is geweest.
2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot
geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te
leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de
wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage,
afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of
gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich
uitstrekt.
3. De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen
wethouders, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een
deelgemeente, leden en gewezen leden van een door het college of de
burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren,
door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn
niet verplicht aan artikel 155b, eerste en derde lid, en artikel 155c,
derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in
strijd is met het openbaar belang.
4. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in
het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door
het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het
door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.
Artikel 155f
Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek
in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.
Mutatiedatum
13/04/2006
Trefwoorden Bestuurlijke zaken, Gemeenteraad