Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

WOB-verzoeken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : DN. 2006/1163
datum : 13-04-2006
onderwerp : Petitie van de werkgroep Kruiskruid bijlagen :

Geachte Voorzitter,

In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor LNV van 29 maart 2006 (06-LNV-B-27) over de door de werkgroep Kruiskruid aangeboden petitie, bericht ik u graag als volgt.

De petitie gaat over de problemen die kunnen ontstaan voor dieren indien zij hooi nuttigen waarin jakobskruiskruid is verwerkt. Ik kan mij de zorgen van de werkgroep Kruiskruid voorstellen. Ik ben echter van mening dat overheidsingrijpen vanuit dit ministerie in dit geval niet het geëigende middel is. Het past niet in mijn beleid om nieuwe wet- en regelgeving op te stellen voor een probleem dat al zo oud is als de veehouderij.
Er zijn veel wilde planten die toxinen bevatten en die bij (overmatige) opname door vee tot vergiftiging en/of de dood kunnen leiden.

Jakobskruiskruid is een in ons land algemeen voorkomende wilde plant die geen bijzondere beschermde status heeft. Wel zijn de vegetaties waarin de soort voortkomt soms beschermd (botanische reservaten en dergelijke). Op de gebruikelijke intensieve veehouderijbedrijven komt de plant niet voor.

Het ministerie van LNV richt zich wat betreft dierziektebestrijding uitsluitend op internationaal aangifteplichtige dan wel bestrijdingsplichtige dierziekten. Een vergiftiging met jakobskruiskruid is echter geen van beide. Het is geen ziekte die op de OIE-lijst genoemd wordt, noch in een
EU-(dierziekte)bestrijdingsrichtlijn.

Er is ook geen rijksoverheidsbeleid dat erop is gericht in ons land voorkomende giftige soorten verplicht te bestrijden of uit te roeien. Die beslissing (en de verantwoordelijkheid) om te gaan bestrijden is aan de eigenaar/gebruiker van de grond. Het is overigens ook de individuele verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te waken dat het veevoer van goede kwaliteit is.

De eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar/gebruiker is naar mijn mening ook waar te maken: deze plant is zeer herkenbaar, er zijn middelen toegelaten door het CTB voor de bestrijding ervan, en de kieming van het kruid wordt voorkomen door een dikke gesloten grasmat. In sommige gebieden (Groningen, Drenthe) kiezen landbouworganisaties in samenwerking met bijvoorbeeld provinciale en/of gemeentelijke overheden ervoor om speciale acties voor de bestrijding van deze plant te ondernemen.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman