Voor een ruimere aanvaarding van de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof
Toespraak door dr. Bernard Bot, Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden ter gelegenheid van de 60e verjaardag van het Internationaal Gerechtshof,
Den Haag, 12 april 2006
"Voor een ruimere aanvaarding van de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof"
Namens de Nederlandse regering wil ook ik u vandaag welkom heten, net zoals een van mijn voorgangers uw voorgangers hier zestig jaar geleden verwelkomde. Ik wil het Internationaal Gerechtshof van harte feliciteren met zijn zestigste verjaardag. De afgelopen jaren is gebleken dat steeds meer Staten inzien dat het Hof hen van dienst kan zijn bij de vreedzame beslechting van geschillen van zeer uiteenlopende aard. Ook is gebleken dat het Hof in staat is met de relatief beperkte middelen die het
heeft op efficiënte wijze de hoge kwaliteit rechtspraak te leveren die de internationale gemeenschap nodig heeft. Rechtspraak waarmee het enerzijds tot de best mogelijke uitspraken moet komen in geschillen en anderzijds, meer in het algemeen, de toepassing, bevordering en verdere ontwikkeling van internationaal recht voor ogen heeft.
Terwijl een zestigste verjaardag veel mensen dichtbij de pensioenleeftijd brengt, is dat bij het Internationaal Gerechtshof zeker niet het geval. Het Hof is in feite relatief jong en heeft nog een zeer lang leven voor zich na deze verjaardag. Graag wil ik bij deze feestelijke gelegenheid dan ook een onderwerp aansnijden dat van cruciaal belang is voor de versterking van de positie van het Hof.
Een van de belangrijkste middelen ter bevordering van de internationale rechtsorde en de international rule of law is de aanvaarding van de rechtsmacht van internationale gerechten. Daarmee wordt bereikt dat staten krachtens internationaal recht niet alleen beschikken over rights maar ook over remedies, iets wat op nationaal niveau zo vanzelfsprekend is. Vroeger was het uitgesloten dat staten wilden instemmen met verplichte rechtsmacht van internationale gerechten. Maar geleidelijk aan is dit
in enkele gevallen aanvaard, zowel met betrekking tot regionale hoven als voor mondiale organen. Voorbeelden zijn het Europees Hof van Justitie, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het Hof van Justitie van de Andes-Gemeenschap en de Vaste Beroepsinstantie van de Wereldhandelsorganisatie.
Het Internationaal Gerechtshof kent geen verplichte rechtsmacht. Het heeft alleen rechtsmacht om uitspraak te doen in geschillen tussen staten die de rechtsmacht van het Hof hebben aanvaard, ofwel in het algemeen, ofwel met betrekking tot een specifiek verdrag of een specifiek geschil. In zijn uitspraak van 3 februari jl. inzake gewapende activiteiten op Congolees grondgebied heeft het Hof opnieuw bevestigd dat, krachtens het Statuut van het Hof, de rechtsmacht van het Hof altijd gebaseerd is
op aanvaarding ervan door de partijen. In deze zaak heeft het Hof voor het eerst het bestaan van jus cogens erkend, maar heeft het ook uitgesproken dat het feit dat een geschil betrekking heeft op de eerbiediging van een norm van jus cogens, hetgeen zeker het geval is bij het verbod op genocide, op zichzelf niet kan inhouden dat het Hof bevoegd is er kennis van te nemen. De aanvaarding van de rechtsmacht van het Hof door de partijen blijft daarom een kernvoorwaarde voor uitoefening van
rechtsmacht door het Hof.
Op dit moment is de aanvaarding van rechtsmacht van het Hof voor verbetering vatbaar. Slechts eenderde van de lidstaten van de VN heeft de verplichte rechtsmacht aanvaard, en een aantal van deze staten heeft dat gedaan met aanzienlijke voorbehouden. Deze situatie is de afgelopen decennia ongewijzigd gebleven. Van de permanente leden van de Veiligheidsraad, die alle vijf permanent een onderdaan als rechter in het Hof hebben, hebben vier leden de verplichte rechtsmacht niet aanvaard. Daarnaast
heeft de praktijk laten zien dat Staten zich niet altijd goede verliezers betonen. Verschillende malen hebben Staten hun aanvaarding van rechtsmacht opgezegd nadat zij een zaak hadden verloren.
Ik wil bij deze gelegenheid een lans breken voor een bredere aanvaarding van de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof. Terecht heeft ook de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in zijn In larger freedom rapport van maart vorig jaar een oproep hiertoe gedaan. Hiermee kunnen Staten laten zien dat ze de bevordering van de internationale rechtsorde en de international rule of law in de 21e eeuw serieus nemen. Dit betekent dat Staten ook moeten accepteren dat zij mogelijk zaken
verliezen bij het Hof. Maar er zijn twee redenen waarom dit op de koop toe moet worden genomen. Ten eerste kunnen ook zaken worden gewonnen. Ten tweede, en daar is het mij hier vooral om te doen, wordt hierdoor op termijn de internationale rechtsorde versterkt.
Nederland heeft binnen Europa inmiddels decennia-lange ervaring met regionale hoven, in het bijzonder met de hoven in Luxemburg en Straatsburg. Die ervaring is dat zaken soms worden verloren en soms worden gewonnen. Maar die ervaring is vooral, meer vanuit een lange termijn perspectief, dat deze hoven een onmisbare bijdrage hebben geleverd aan de huidige stand van regionale integratie. Vanzelfsprekend is het zo dat Europese ervaringen niet per definitie kunnen worden geëxporteerd naar het
mondiale niveau. Maar hier is dat wel zo. Het is mijn vaste overtuiging dat een versterking van de rechtsmacht van het Hof een belangrijke concrete bijdrage zal betekenen aan de bevordering van de internationale rechtsorde en de international rule of law. Nederland zal daarom waar mogelijk bijdragen aan de versterking van de rechtsmacht van het Hof en bij andere landen bepleiten dat zij de rechtsmacht van het Hof aanvaarden.
Ik dank u voor uw aandacht.
Mocht het document in de email u niet in goede orde bereiken, ga dan voor
het brondocument naar: http://www.minbuza.nl/default.asp?CMS_ITEM=AF3F0915E98D4291849444BF03FDDDEFX1X59299X18
===
Ministerie van Buitenlandse Zaken