Technische Universiteit Delft

Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat ontvangen rapporten

Overheid ontvangt eerste resultaten Superbusprogramma

Vandaag heeft de TU Delft de rapporten met de conclusies van de eerste fase van het Superbusprogramma afgegeven bij het ministerie van Economische Zaken. De eerste fase van het ontwerp van Superbus is hiermee afgerond. 'We laten zien dat Superbus een wereldwijd duurzaam alternatief is voor openbaar vervoer', zegt TU Delft-hoogleraar Wubbo Ockels. 'De overheid zou Superbus mee moeten nemen in haar beslissingen over tal van infrastructurele projecten.'

Voor de eerste fase van het ontwerp van de Superbus werd vorig jaar een subsidie van ¤ 300.000,- onttvangen van de ministeries van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat en ¤ 100.000,- uit het Noorden. Hett werk heeft geresulteerd in een innovatief en aantrekkelijk ontwerp van het voertuig en zeer gunstige uitkomsten met betrekking tot vervoerswaarde, infrastructuur, milieu-impact en kosten. Aan het onderzoek werkten ruim 100 studenten en wetenschappers van de verschillende faculteiten van de TU Delft mee. Daarnaast een honderdtal studenten en experts van de Noordelijke kennisinstellingen.

'In deze eerste fase is gekeken naar de volgende hoofdaspecten zoals pro-actieve vering, veiligheid, vervoerswaarde, het conceptueel ontwerp en de planvorming voor de vervolgfasen', zegt Ockels. ' Interessant is om te weten dat in de eerste vervolgstap de TU Delft gaat werken aan de vervaardiging van een demonstratievoertuig op ware grootte. Dit komt naar verwachting in 2008 gereed.' Een gedeelte van de rapporten van Superbus is ook al te vinden op de eigen website: www.superbus.tudelft.nl.

Het Superbus vervoerssysteem gaat uit van bussen die met een hoge snelheid (150 tot 250 km/u) kunnen rijden op daarvoor aan te leggen eigen 'Superbanen' en met een normale snelheid op de bestaande wegen kunnen rijden. Basisgedachte is dat de voertuigen comfortabel, vraagafhankelijk en dicht bij deur-tot-deur vervoer verzorgen en daarmee kunnen concurreren met auto en trein. Naast de ontwikkeling van het voertuig zelf, zal de komende jaren gewerkt worden aan onderzoek naar vrijliggende banen, die in de winter geothermisch verwarmd worden om ijsvorming te voorkomen. Daardoor gaat het wegdek langer mee en vergen deze banen dus minder onderhoud dan gewone wegen. Om dicht bij deur-tot-deur vervoer mogelijk te maken, wordt voor Superbus een systeem ontwikkeld waarmee gebruikers vervoer kunnen bestellen via o.a. internet. Het systeem zal mensen met dezelfde eindbestemming zoveel mogelijk samenbrengen, zodat Superbus weinig of geen tussenstops hoeft te maken bij reizen over langere afstanden.

Het project Superbus behelst - naast de ontwikkeling van een experimenteel model - onderzoek naar de bijbehorende infrastructuur, logistiek, veiligheid, betrouwbaarheid en economisch rendement. De kosten van voor het hele Superbus-ontwikkelingsprogramma binnen de TU Delft worden geraamd op 7 miljoen euro. Er is rond het project een Innovatiegroep Superbus opgezet (www.superbus.tudelft.nl kopje Superbus op de Zuiderzeelijn).

In het onderzoek is met name gekeken naar een mogelijke praktische toepassing. De Zuiderzeelijn heeft hierbij als voorbeeld gefungeerd. Daartoe heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de Superbus eind 2005 aangewezen als de zesde onderzoeksvariant voor de Zuiderzeelijn. Dit maakte het mogelijk het concept van de Superbus in dit vroege stadium van zijn ontwikkeling al te vergelijken met traditionele railalternatieven en meer geavanceerde vormen van transport zoals een hogesnelheidstrein en een magneetzweefbaan.

Uit de studies blijkt dat de Superbus in vergelijking met alle andere openbaar vervoer alternatieven significant meer vervoerswaarde genereert en duidelijk minder kosten en minder milieubelasting met zich meebrengt. Ook komt duidelijk het innovatieve karakter van het vervoerssysteem naar voren. Ockels: 'Het is duidelijk dat de superbus kan gelden als duurzaam alternatief van tal van openbaar vervoer oplossingen, wereldwijd.'



Technische Universiteit Delft