Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
31 maart 2006 AI/AMF/06/29576
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden De Wit en 11 april 2006
Gerkens
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, de antwoorden van
de leden De Wit en Gerkens over overtredingen van Poolse truckers.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
2
Nr. 2050610730
Vragen van de leden De Wit en Gerkens (beiden SP) aan de staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Verkeer en Waterstaat over
overtredingen van Oost-Europese truckers. (Ingezonden 31 maart 2006)
Vraag 1:
Wat is uw opvatting over het rapport "De Poolse schokgolf" van de Verenigde Eigen
Rijders Nederland (VERN)?
Antwoord vraag 1:
Het rapport dat door de VERN is opgesteld is gebaseerd op de antwoorden op een enquête
die door ca. 240 bedrijven (uit een totaal van ca. 12000 Nederlandse transportbedrijven) is
beantwoord. Het beeld dat wordt gepresenteerd is gebaseerd op indrukken en meningen van
de respondenten op die enquête en wordt niet onderbouwd met kwantitatieve gegevens
vanuit geconstateerde feiten. Het rapport schetst een zorgelijk beeld inzake personeel en
bedrijven uit met name Polen voor wat betreft vakbekwaamheid en de mogelijke effecten
daarvan op veiligheid en milieu.
Vraag 2:
Is het waar dat inspecteurs van het wegvervoer Oost-Europese chauffeurs nauwelijks aan
controles onderwerpen? Zo nee, waarom niet? Waaruit blijkt dat het controleniveau bij
buitenlandse chauffeurs lager ligt dan bij Nederlandse chauffeurs?
Antwoord vraag 2:
Het beeld dat het rapport van de VERN schetst dat Oost-Europese chauffeurs nauwelijks
gecontroleerd worden herkent de Inspectie VenW niet. Cijfers van de Inspectie VenW laten
zien dat in 2005 40 procent van de in Nederland gecontroleerde chauffeurs in het
goederenvervoer over de weg buitenlandse chauffeurs betreft waarvan een kwart uit Oost-
Europa komt.
Desalniettemin neemt de Inspectie VenW het feit dat het rapport spreekt over een gebrek
aan vertrouwen heel serieus, en daarom heeft de minister van VenW de Inspectie VenW
gevraagd de VERN voor een gesprek uit te nodigen om elkaars cijfers en bevindingen te
vergelijken en te bespreken. Met een gesprek hopen we het onderlinge vertrouwen te
herstellen.
Vraag 3:
Wat is uw commentaar op de bewering van de VERN dat controleurs van controle afzien
omdat zij de Oost-Europese chauffeurs niet verstaan en zij geen geld hebben om de boetes
te betalen? Welk deel van de controleurs is min of meer van de Oost-Europese talen
machtig?
Hoe worden boetes geïnd als de chauffeur niet over voldoende contante middelen beschikt?
Hoe vaak is er sprake van oninbare boetes?
3
Antwoord vraag 3:
Ook deze bewering in het rapport van de VERN herkent de Inspectie VenW niet. De
ervaring van de inspecteurs van de Inspectie VenW leert dat in ieder geval de Poolse
chauffeurs veelal de Duitse taal machtig zijn. In de zeldzame gevallen dat er daadwerkelijk
een taalbarrière is, kan de inspecteur beroep doen op de tolkentelefoon. De vraag welk deel
van de controleurs min of meer de Oost-Europese talen machtig zijn is niet relevant. Immers
het uitgangpunt van de Awb (art. 2:6) is dat de Nederlandse taal gehanteerd wordt door
bestuursorganen.
Indien een chauffeur niet over voldoende contante middelen beschikt is de werkwijze van de
Inspectie VenW dat het transport wordt stilgelegd totdat de boete voldaan is. Met twee
verschillende alarmcentrales (VHD, DKV) zijn overeenkomsten voor bemiddeling met
tankpassen. Hierdoor is het aantal oninbare boetes voor buitenlanders voor zover het het
optreden van de Inspectie VenW betreft nul.
Vraag 4:
Is het waar dat de inspectie Verkeer en Waterstaat (Inspectie VenW) gerichter gaat
controleren? En zo ja, waaruit bestaat die controle?
Antwoord vraag 4:
Uit onderzoek dat de Inspectie VenW in de zomer van 2005 heeft uitgevoerd blijkt dat het
nalevingsniveau van Poolse chauffeurs op het vervoer van gevaarlijke stoffen lager ligt dan
bij de Nederlandse chauffeurs. Dit is reden voor de Inspectie VenW om de controles op het
vervoer van gevaarlijke stoffen te intensiveren.
Vraag 5:
Waaruit bestaat de samenwerking tussen Inspectie VenW en Arbeidsinspectie?
Antwoord vraag 5:
De Inspectie VenW en de Arbeidsinspectie werken nauw samen als het gaat om het toezicht
op de naleving van wet- en regelgeving in het transport. De inspectiediensten hebben een
samenwerkingsovereenkomst gesloten, die het toezicht op de arbeidsomstandigheden en rij-
en rusttijden stroomlijnt. Voor alle vervoerssectoren is bepaald welke inspectiedienst daarbij
de regie voert. Een aantal inspectieprojecten wordt gezamenlijk voorbereid en uitgevoerd, in
andere projecten vervullen de inspecties een signalerende functie voor elkaar. Deze
samenwerking draagt eraan bij dat inspecties efficiënt verlopen en de bedrijfsvoering bij de
ondernemingen zo min mogelijk onnodig wordt verstoord.
Voorzover het gaat om de rechtmatigheid van de tewerkstelling van Poolse chauffeurs vindt
het toezicht in eerste instantie plaats door de Inspectie VenW. De Inspectie VenW
rapporteert aan de Arbeidsinspectie als men illegale tewerkstelling vermoedt. De
Arbeidsinspectie neemt de zaak in verder onderzoek en maakt zonodig een boeterapport of
proces-verbaal op.
---
Vraag 6:
Welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat oneerlijke concurrentie als gevolg van
overtreding van nationale wet- en regelgeving door buitenlandse chauffeurs wordt
voorkomen?
Antwoord vraag 6
Voorzover het verlies aan werkgelegenheid het gevolg is van illegale praktijken, ga ik via
handhaving deze praktijken tegen. Voorzover werkgelegenheid verdwijnt als gevolg van
marktwerking ligt het niet op het terrein van de overheid om hier in te grijpen. Zie ook mijn
antwoorden op de vragen van het lid de Wit d.d. 1 juli 20051.
In het kader van het kabinetsbesluit om per 1 januari 2007 vrij verkeer voor werknemers uit
de Midden- en Oost-Europese toe te staan zal ik aanvullend generieke maatregelen nemen
zoals het invoeren van een bestuurlijke boete op betaling onder het wettelijk minimumloon,
een forse intensivering van het aantal onderzoeken van de Arbeidsinspectie naar mogelijke
ontduiking van het wettelijk minimumloon en het verder versterken van de samenwerking
en informatie-uitwisseling tussen Belastingdienst en Arbeidsinspectie.
De Inspectie VenW gaat tijdens haar toezicht verhoogde aandacht besteden aan de
WGW/bestuurdersattesten.
Vraag 7:
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk,maar uiterlijk voor Algemeen Overleg van de Vaste
Kamercommissie Sociale Zaken op 12 april 2006, beantwoorden?
Antwoord vraag 7:
De antwoorden op de vragen zijn u op tijd toegezonden.
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, nr. 2339
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid