Voortgangsrapportage ICT in de zorg
Kamerstuk, 11-4-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2674997
11 april 2006
Met deze brief bied ik u een voortgangsrapportage aan met betrekking
tot de invoering van het Elektronisch Medisch Dossier (EMD) en het
Waarneem Dossier Huisartsen (WDH). Tijdens het Algemeen Overleg ICT in
de zorg van 23 november 2005 heb ik u toegezegd om u met deze
voortgangsrapportage ook te informeren over de nieuwe
implementatie-organisatie, die onder mijn regie de invoering van het
EMD/WDH vormgeeft. Daarnaast zal ik in deze brief ingaan op de stand
van zaken rond het wetsvoorstel op het Elektronisch patiëntdossier
(EPD) en het wetsvoorstel gebruik burgerservicenummer (BSN) in de
zorg.
Stand van zaken EMD/WDH
In de afgelopen periode zijn belangrijke vorderingen gemaakt bij het
totstandbrengen van de centrale voorzieningen voor het EPD. Het
Landelijk Schakelpunt (LSP) is gebouwd en getest en ook de Sectorale
berichtenvoorziening voor de zorg (SBV-z) staat klaar voor gebruik. In
overleg met de ICT-leveranciers zijn de laatste discussiepunten rond
de technische specificaties verhelderd. De implementatieorganisatie
heeft verder een nieuwe invoerings-strategie uitgewerkt, om de
knelpunten ten aanzien van de aanpassing van de informatie-systemen
van de aanbieders op te lossen. Daarbij blijft de eindplanning van het
spoorboekje van november 2005 van kracht; dat wil zeggen géén extra
vertraging en een start van de landelijke uitrol begin 2007.
Uitgangspunt bij de veranderde aanpak is dat de normale marktwerking
wordt gehandhaafd. De zorgaanbieder vraagt aanpassingen aan zijn
systeem en de leverancier levert een aangepast systeem tegen een
overeengekomen prijs en condities. Ik reken het echter tot mijn
verantwoordelijkheid om, voorafgaande aan de feitelijke implementatie
bij de koplopers, de juiste en veilige werking van de landelijke
voorzieningen aan te tonen in samenhang met aangepaste zorgsystemen.
Om de juiste werking te kunnen aantonen wordt een Proof of Concept
(PoC) gehouden.
In de PoC worden alle onderdelen uit de keten (LSP, SBV-z,
burgerservicenummer, UZI-register, UZI-pas en de ICT-systemen van de
zorgaanbieders) in samenhang met elkaar getest. ICT-leveranciers
worden uitgenodigd om met hun aangepaste systemen deel te nemen aan de
PoC. Resultaat is een aangetoonde werking van de landelijke
voorzieningen en van een juiste en veilige werking van de geteste
zorgsystemen in samenhang met de landelijke voorzieningen. Na
succesvolle afsluiting van deze fase zijn de zorgsystemen van de
leveranciers klaar om geïmplementeerd te worden in de omgeving van de
zorgverlener. Daarmee worden de eerder geschetste problemen met
betrekking tot de aanpassing van de zorgsystemen ondervangen. Op dat
moment start de implementatie bij de koplopers. Voor een uitgebreidere
beschrijving van de stand van zaken van de implementatie verwijs ik
naar de voortgangsrapportage die ik als bijlage meestuur met deze
brief.
De implementatieorganisatie
Naar aanleiding van de motie van mevrouw Koser Kaya (TK 30 300 XVI,
2005-2006, nr. 56) is binnen het ministerie van VWS een aparte
organisatie ingericht voor de implementatie van het EMD/WDH. De
implementatieorganisatie voert regie over de invoering van het EMD/WDH
bij de koploperregio's en over de landelijke implementatie van het BSN
in de zorg. De organisatie is op 1 januari 2006 van start gegaan onder
leiding van een ervaren programmamanager. Voor de invulling van de
implementatieorganisatie is onder andere gebruik gemaakt van bestaande
deskundigheid vanuit NICTIZ. Om verdere vertraging te voorkomen stond
het opzetten van deze implementatieorganisatie onder grote tijdsdruk,
maar tijdens de verbouwing is de verkoop gewoon doorgegaan.
De implementatieorganisatie heeft de regie over de invoering van het
EMD/WDH en daarnaast een ondersteunende rol bij de werkzaamheden van
de koplopers. Naar de verantwoordelijke partijen van de landelijke
voorzieningen, NICTIZ en het CIBG, treedt de implementatieorganisatie
in formele zin op als opdrachtgever. Daarbij is samenwerking vanuit
een wederzijds gedragen gevoel van partnership uitgangspunt en zijn
afspraken gemaakt over een heldere verdeling van verantwoordelijkheden
en bevoegdheden.
Na de totstandkoming van de basisinfrastructuur en de
koplopertrajecten komt de ICT in de zorg in een andere fase. Dit
vraagt om een heroverweging van de huidige verdeling van taken en
verantwoordelijkheden. Hierover ben ik op dit moment met NICTIZ en het
veld in gesprek. Over de exacte invulling van de toekomstige taken van
NICTIZ zal ik u in mei 2006 nader informeren.
Wet- en regelgeving
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van uw Kamer
over het voorstel van de wet gebruik BSN in de zorg. Ik constateer
steun voor het gebruik van het BSN in de zorg. De openstaande vragen
heb ik beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag, die ik u
parallel aan deze brief toestuur. In afwachting van de behandeling van
het wetsvoorstel wordt op dit moment de laatste hand gelegd aan de
algemene maatregelen van bestuur, die gelijk met de wet in werking
moeten treden. De planning is dat deze Besluiten begin april gereed
zijn voor het adviestraject.
Verder worden op dit moment voorbereidingen getroffen voor de wet op
het EPD. Deze wet moet waarborgen dat alle zorgaanbieders zullen
aansluiten op het LSP en hun patiënt-gegevens zullen ontsluiten voor
andere behandelaren. Omdat via het EPD vertrouwelijke informatie wordt
uitgewisseld, is het van belang dat de beveiliging en privacy van die
gegevens met de wet op het EPD worden gewaarborgd. In dat kader ben ik
in gesprek met De Nederlandse Bank en met Interpay, met de bedoeling
optimaal gebruik te maken van de ervaringen die in het bankwezen zijn
opgedaan op het gebied van de beveiliging van ICT-systemen. Uitkomsten
van deze gesprekken worden verwerkt in het wetsvoorstel. Het streven
is het wetsvoorstel eind 2006 aan de Tweede Kamer aan te bieden.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport