De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief 06-SZW-B-065
Ons kenmerk W&B/B&K/06/28693
Datum 10 april 2006
Onderwerp Beantwoording openstaande vragen algemeen
overleg voedselbanken d.d. 29 maart 2006
Op 29 maart 2006 heeft u een algemeen overleg gehad met mij over de voedselbanken.
Tijdens het overleg heeft u mij verschillende vragen gesteld. Daarbij bestond helaas geen
ruimte om op al uw vragen te reageren. Hierna treft u de antwoorden op de vragen die nog
onbeantwoord zijn gebleven.
Vraag
Mevrouw Noorman-den Uyl vraagt om een reactie op de door haar voorgelegde
voorbeeldbegroting, waarin staat dat alleenstaande ouders maandelijks een tekort
zouden hebben van 49 euro.
Antwoord
De vraag of mensen met een minimum inkomen een tekort of overschot hebben is afhankelijk
van de per saldo resterende inkomensstijging en de stijging van de kosten van
levensonderhoud, alsmede andere factoren zoals bestedingspatronen, gebruik van
voorzieningen en schulden.
In het overzicht van Mevrouw Noorman-den Uyl worden over de jaren 2004-2006 de
financiële gevolgen van ontkoppeling van de uitkeringen aan de lonen, bezuiniging in de
huursubsidie, no-claim en kinderbijslag weergegeven. Dit telt volgens mevrouw Noorman-Den
Uyl op tot een bedrag van 49 euro per maand voor alleenstaande ouders.
Het besteedbare inkomen van mensen in de bijstand is echter nog altijd gestegen. Door een
hogere bijstandsuitkering en voor gezinnen met kinderen een hogere kinderkorting is het
besteedbare inkomen van alleenstaanden over deze periode met 24 euro per maand gestegen en
van alleenstaande ouders met 58 euro per maand. Dit is na aftrek van de ziektekostenpremies.
Daarnaast heeft een deel van de minima recht op huursubsidie en daardoor te maken met de
bezuiniging in de huursubsidie. Een ander deel heeft te maken met meer dan gemiddelde
ziektekosten. Volgens mevrouw Noorman-Den Uyl is in deze gevallen de vooruitgang resp. 14
en 7 euro per maand kleiner geweest.
Ons kenmerk W&B/B&K/06/28693
Het Nibud stelt jaarlijks voorbeeldbegrotingen op. Hieruit blijkt dat eenoudergezinnen,
afhankelijk van het aantal kinderen, 99 (3 kinderen) tot 234 euro (1 kind) per maand
overhouden nadat alle noodzakelijke kosten zijn gedaan. De eenoudernorm is dus toereikend.
Natuurlijk kunnen er individuele situaties zijn waarin deze huishoudens minder te besteden
hebben dan in deze voorbeeldbegrotingen. Daarom hebben gemeenten ook de mogelijkheid
om in individuele gevallen aanvullingen te verstrekken.
Vraag
De heer De Wit (SP) merkt op dat bijstandsgerechtigden uitgesloten zouden zijn van
schuldsanering, omdat er onvoldoende aflossingscapaciteit is.
Antwoord
De meeste gemeenten bieden hun inwoners, ook bijstandsgerechtigden, die in een
problematische schuldsituatie verkeren en die zelf niet in staat zijn om die situatie op te lossen,
een vorm van schuldhulp aan. Welke hulp wordt geboden is afhankelijk van het gemeentelijk
beleid en de individuele omstandigheden. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld informatie,
advisering, begeleiding dan wel bemiddeling om tot een schuldregeling tussen schuldeisers en
schuldenaar te komen. Wanneer schuldbemiddeling het meest voor de hand ligt om de
problematiek op te lossen, kan desondanks blijken dat de schuldenaar over onvoldoende
aflossingscapaciteit beschikt waardoor het niet lukt om een minnelijke schuldregeling tot stand
te brengen. Dit betekent echter niet dat de schuldenaar is uitgesloten van het wettelijk traject
tot schuldsanering. Wanneer een minnelijke schuldregeling niet tot stand kan komen kan
betrokkene een verzoek indienen om in aanmerking te komen voor een wettelijk traject
ingevolge de Wsnp. De rechter beslist over de toelating. De aflossingscapaciteit is daarbij geen
criterium om een toelating te weigeren.
Naast de minnelijke schuldregelingen kunnen gemeenten op basis van de WWB ook een aantal
andere instrumenten die behulpzaam zijn. Zo bestaat er de mogelijkheid tot het verrichten van
noodzakelijke kosten in naam van betrokkene, dan wel het verstrekken van bijstand in natura,
wanneer het vermoeden bestaat dat betrokkene zonder hulp niet in staat is tot een
verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen te komen. Ook kan door de gemeente in
bepaalde gevallen bijzondere bijstand in de vorm van lening of borgtocht worden verstrekt.
Vraag
Mevrouw Huizinga-Heringa (CU) vraagt of het mogelijk is om de Stadsbank spreekuur
te laten houden in de Voedselbank.
Antwoord
Het is een keuze van gemeenten hoe de samenwerking tussen de verschillende organisaties
binnen de schuldhulpverlening georganiseerd wordt. Gemeenten laten zich daarbij leiden door
de lokale omstandigheden. Het kabinet richt zich in vervolg op het onderzoek naar de
voedselbanken primair op het bij elkaar brengen van betrokken partijen, zodat deze elkaar op
---
Ons kenmerk W&B/B&K/06/28693
lokaal niveau weten te vinden. De in de kabinetsreactie vermelde uitwisselingsbijeenkomsten
zijn in dit kader betekenisvol.
Vraag
Mevrouw Van Gent (GL) vraagt naar een reactie op haar tienpuntenplan om de armoede
tegen te gaan.
Antwoord:
Mevrouw Van Gent heeft een tienpuntenplan gelanceerd waarmee het beroep op de
voedselbanken niet meer nodig zou zijn. Het komt mij voor dat haar voorstellen echter de
realiteit miskennen - zoals die ook uit het onderzoek blijkt - dat de gebruikers van de
voedselbank mensen zijn met specifieke problemen die alleen met een gerichte aanpak kunnen
worden opgelost. Categoriale bijzondere bijstand zou dus juist de verkeerde aanpak zijn.
Ik heb in mijn antwoord in eerste termijn al aangegeven dat gemeenten over voldoende
middelen beschikken om bijzondere bijstand te verlenen. Juist omdat het om niet-geoormerkte
middelen gaat, kunnen gemeenten zelf bepalen wat zij voor de bijzondere bijstand inzetten.
Dat kan dus ook uit de overschotten op het inkomensdeel van de WWB.
Gemeenten hebben al de mogelijkheid om kinderen in huishoudens die langdurig op het
minimum zitten een sportpas te geven. Dit gebeurt ook al in de praktijk.
De voorstellen om het sociaal minimum te verhogen zijn niet nodig en belemmeren de
werkaanvaarding. In de koopkrachtontwikkeling van eenoudergezinnen met een
minimuminkomen ligt geen enkel argument besloten om specifiek voor deze groep iets te
doen. Mede vanwege de specifieke heffingskortingen voor werkende eenoudergezinnen en de
uitbreiding van de kinderopvangregeling is juist voor deze groep werk de beste remedie tegen
armoede. Op de motie Bussemaker/Van der Sande over het uitkeren van een maandelijkse
bonus kom ik met de Kamer te spreken nadat het kabinet zich hierover heeft uitgesproken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid