Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Landelijke Vereniging van Assistent Postbus 90801 Geneeskundigen (LVAG) 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T.a.v. dhr. B. Jacobs Telefoon (070) 333 44 44 Postbus 20058 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 3502 LB UTRECHT
3502 LB20058

Uw brief LVAG/07a/06/avb/353 Onderwerp Arbeidstijdenbesluit aanwezigheidsdiensten van 21 maart 2006 Ons kenmerk AV/IR/06/25335 Datum 10 april 2006

Geachte heer Jacobs,

In uw brief van 21 maart jl. uit u uw zorgen over de wijzigingen in het Arbeidstijdenbesluit inzake aanwezigheidsdiensten en de gevolgen daarvan voor de positie van artsen in opleiding tot specialist (AIOS). U vraagt mij stappen te ondernemen die tot een optimale bescherming van de AIOS (en patiënten) zullen leiden.

Zoals bekend heeft de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in het Jaegerarrest in 2003 voor Nederland een aantal aanzienlijke problemen opgeleverd rondom de regels voor aanwezigheidsdiensten. Tengevolge van deze uitspraak was het niet meer mogelijk om tijdens een aanwezigheidsdienst de uren waarin geen arbeid werd verricht als rusturen aan te merken. De huidige regels, waaronder die van de verplichte rust tijdens een aanwezigheidsdienst zoals u in uw brief vermeld, bleken door de Hofuitspraak niet langer geoorloofd. Een herziening was noodzakelijk omdat de regelgeving niet langer in overeenstemming was met het Europese recht. Bij de Europese Commissie is in 2004 door mij aangedrongen op een structurele oplossing die de mogelijkheid biedt om zgn. wachturen niet op één lijn te stellen met tijd waarin daadwerkelijk werkzaamheden worden verricht. Helaas is een structurele oplossing nog uitgebleven, omdat op Europees niveau nog steeds geen definitieve overeenstemming is bereikt over het wijzigen van de richtlijn. In afwachting daarvan is gekozen om het Arbeidstijdenbesluit voor het onderdeel aanwezigheidsdiensten aan te passen.

De aanpassing die per 1 juni 2006 in werking treedt is uitdrukkelijk bedoeld als tijdelijke oplossing in afwachting van een wijziging van de Europese richtlijn. Door de wijziging wordt de strijdigheid met het Europese recht opgeheven en wordt voor

Ons kenmerk AV/IR/06/25335

werkgevers en werknemers de onduidelijkheid over welke normen bij het werken in aanwezigheidsdiensten in acht genomen moeten worden, weggenomen. Tegelijkertijd wordt met de wijziging de mogelijkheid geboden om de huidige praktijk van aanwezigheidsdiensten te kunnen voortzetten (binnen de grenzen van het EU- recht).

De wijzigingen in het besluit behoeven niet te leiden tot structureel langere werktijden dan nu het geval is. In de nieuwe regeling blijft gelden dat uitsluitend in collectief overleg de noodzaak voor het werken in aanwezigheidsdiensten wordt bepaald. De nieuwe regels bieden meer ruimte voor werkgevers en werknemersorganisaties om in collectief overleg verantwoorde en voor de werksituatie passende roosters af te spreken. Het is vooral de eigen verantwoordelijkheid van partijen om hieraan invulling te geven, waardoor zij bovendien beter rekening kunnen houden met wat de werksituatie vraagt. Naar mijn oordeel heeft de werkgever en bij vrijgevestigde artsen het ziekenhuis zeker een belangrijke verantwoordelijkheid in het afspreken van verantwoorde roosters, zowel ter wille van de veiligheid van de patiënten als ter wille van de gezondheid van de arts.

De nieuwe regels bieden aldus meer ruimte voor maatwerk maar blijven tevens grenzen stellen aan de arbeids- en rusttijden. Binnen die grenzen zijn voor AIOS die in aanwezigheidsdiensten werken de facto dezelfde roosters en feitelijke arbeidsuren mogelijk als in de situatie vóór het Jaegerarrest.

De arbeidstijdnorm die de EU-richtlijn voor artsen in opleiding (tot specialist) toestaat en in het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit is overgenomen (58 uur tot 1 augustus 2007 en daarna 56 uur) heeft uitsluitend betrekking op aanwezigheidsdiensten. Als gevolg van het Jaegerarrest omvat deze nieuwe norm ook de uren waarin de arts op de werkplek aanwezig is en feitelijk geen arbeid verricht, terwijl deze uren in het verleden als rusturen werden aangemerkt. Per saldo zal het werken volgens deze 58 uursnorm (inclusief wachturen) niet tot meer gewerkte uren hoeven te leiden dan de voormalige 48 uursnorm die uitsluitend betrekking had op de uren waarin daadwerkelijk arbeid werd verricht (dus exclusief wachturen). In het Arbeidstijdenbesluit blijft tevens een aantal andere waarborgen bestaan om te voorkomen dat grenzen worden overschreden die niet meer in overeenstemming met de normen en doelstelling van de EU-richtlijn zouden zijn (bijv. het aantal maximaal toegestane aanwezigheidsdiensten blijft gehandhaafd op gemiddeld 2 per week). Ook de opt out (alleen toegestaan ingeval van aanwezigheidsdiensten) is begrensd tot maximaal 60 uur gemiddeld per week.
Voorts kan ik melden dat ook van overheidswege door de Arbeidsinpectie toezicht wordt gehouden op de naleving van bovengenoemde normen.
---

Ons kenmerk AV/IR/06/25335

Naast bovengenoemde in het Arbeidstijdenbesluit vastgelegde normen kunnen partijen in collectief overleg aanvullende normen afspreken, bijvoorbeeld over de maximale duur van een aanwezigheidsdienst danwel het aantal uren dat tijdens een aanwezigheidsdienst daadwerkelijk (op oproep) gewerkt mag worden.

Voor de volledigheid wijs ik u nog op de correspondentie met de Tweede Kamer over dit onderwerp (Kamerstukken II 2004/05, 29 376, nrs. 6 en 7 en de beantwoording van Kamervragen, TK 2005/2006, aanhangsel bij de handelingen nr. 494). Omdat u een afschrift van uw brief aan de vaste Commissie voor SZW van de Tweede Kamer heeft verzonden stuur ik de Tweede Kamer een afschrift van dit schrijven.

Hoogachtend,
de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


---