Ministerie van Financiën

Commentaar op de spaarloonregeling

De vaste commissie voor Financiën

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20 018

2500 EA DEN HAAG

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

10 april 2006

16-3-2006

FIN0500098

DB 2006-00138 M

Onderwerp

Commentaar op de spaarloonregeling

Naar aanleiding van uw verzoek een reactie te geven op een brief van belanghebbende over de spaarloonregeling, deel ik u het volgende mede.

In zijn brief vraagt belanghebbende aandacht voor werknemers die na 1 januari 2006 voor het eerst een baan aanvaarden en hierdoor in dat jaar niet in aanmerking kunnen komen voor de spaarloonregeling.

De mogelijkheid dubbel gebruik te maken van de spaarloonfaciliteit bij twee werkgevers is met ingang van 1 januari 2005 (briefschrijver gaat abusievelijk uit van 1 januari 2006) afgeschaft in het kader van het Belastingplan 2005. Met deze maatregel werd budgettaire ruimte gevonden om de koopkracht van kwetsbare groepen, zoals mensen op het sociale minimum met kinderen en ouderen met alleen AOW tegemoet te komen.

De mogelijkheid van dubbel spaarloon is afgeschaft door te bepalen dat alleen van een spaarloonregeling gebruik kan worden gemaakt bij de werkgever bij wie de werknemer op 1 januari van het kalenderjaar in dienstbetrekking is en bij welke werkgever bij de inhouding van loonbelasting de algemene heffingskorting wordt toegepast. Dit betekent voor starters op de arbeidsmarkt die niet op 1 januari hun dienstbetrekking aanvangen dat zij in het jaar na de aanvang van de dienstbetrekking voor het eerst gebruik kunnen maken van de spaarloonregeling. Voor werknemers die overstappen naar een andere werkgever en bij de eerste werkgever op 1 januari in dienstbetrekking waren, betekent deze regeling dat zij bij de tweede werkgever het eerste kalenderjaar geen gebruik kunnen maken van de door die werkgever aangeboden spaarloonregeling.

Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2005 zijn de hiervoor geschetste gevolgen van de aangebrachte beperking uitgebreid aan de orde gekomen. Zo wordt in de nota naar aanleiding van het verslag behorende bij het Belastingplan 2005 (kamerstukken II 2004-2005, 29 767, nr. 14) opgemerkt dat in beide, hierboven beschreven gevallen dit consequenties zijn die het gevolg zijn van de keuze om het dubbel spaarloon af te schaffen op een wijze die leidt tot een zo beperkt mogelijke stijging van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Door aan te sluiten bij de keuze van de werknemer bij welke werkgever hij zijn algemene heffingskorting te gelde maakt en de datum van 1 januari, kan de werkgever eenvoudig vaststellen of een werknemer gebruik kan maken van de spaarloonregeling. De stijging van administratieve lasten voor het bedrijfsleven blijft hierdoor beperkt. De Belastingdienst kan bij het reguliere toezicht op de naleving van de Wet op de loonbelasting 1964 op eenvoudige wijze bezien of een en ander correct is verlopen.

Gelet op het vorenstaande worden verzoeken om voor de desbetreffende groep werknemers de hardheidsclausule toe te passen in de praktijk afgewezen, en zie ik geen aanleiding de fiscale spaarloonregeling aan te passen.

Ik vertrouw erop u voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.G. Wijn