Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Bureaucratie in ziekenhuizen

Kamerstuk, 10-4-2006

Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2674907

10 april 2006

Hierbij zend ik u mijn reactie op de vragen van het Kamerlid Kant (SP) over cijfers van het CBS waaruit zou blijken dat het aantal managers in ziekenhuizen twee keer zo hard is gegroeid als het aantal verplegenden.

Het CBS houdt cijfers bij over de personeelssamenstelling in de ziekenhuizen. Voor wat betreft de algemene ziekenhuizen meldt het CBS dat de overhead is gestegen. Het personeel in de algemene en administratieve functies is in de periode 1997 tot en met 2004 met circa 5.000 voltijdbanen toegenomen. Deze groep bestaat uit personeel dat zich niet direct bezig houdt met de gezondheid van de patiënten maar met administratie, automatisering, techniek, opleiding en organisatie. Deze groep, die op een meer indirecte wijze een waardevolle bijdrage levert aan de zorgverlening in ziekenhuizen, bestaat dus niet enkel uit managers. Tegelijkertijd is in deze periode het personeel dat werkzaam is in patiëntgebonden functies met ruim 10.000 voltijdbanen toegenomen. En dat is exclusief het aantal medici in vrije beroepen dat in dezelfde periode met bijna 1.000 voltijdbanen is toegenomen.

Van het totale aantal van 125.000 voltijdbanen in de algemene ziekenhuizen in 2004 bestonden 21.340 voltijdbanen uit algemene en administratieve functies. Dat is 17% van het totaal. In 1997 was dit aandeel 15%.

Dat deze stijging ten koste zou zijn gegaan van het aantal patiëntgebonden functies is niet juist. Uit de cijfers van het CBS blijkt immers dat het aandeel van deze patiëntgebonden functies iets is toegenomen; van 58% in 1997 tot 60% in 2004 van het totale aantal voltijdbanen. Inclusief medici in vrije beroepen is dat aandeel in 2004 zelfs 65%.

De inzet van het facilitaire personeel is met 2% gedaald in de periode 1997-2004. Dit zijn functies in de linnenkamer, de wasserij, de keuken, etc. Dit komt doordat ziekenhuizen anders zijn gaan werken, waardoor de verblijfsduur van patiënten is afgenomen in de periode 1997 tot en met 2004 van gemiddeld 9 ligdagen naar 6,6 ligdagen. In ziekenhuizen is de gemiddelde verblijfsduur dus verkort en heeft er een verschuiving plaatsgevonden van meerdaagsverblijf naar dagbehandelingen wat productiviteitsgroei betekent. Voor 2004 berekende Prismant een productiviteitsgroei van 6,2% in de ziekenhuizen.

Waar de juiste balans ligt tussen ondersteunende en patiëntgebonden functies, is op basis van de cijfers van het CBS niet te geven. Ik ben wel van mening dat beide functies bijdragen aan de zorgverlening aan patiënten. Ook ben ik van mening dat er nog efficiencywinst is te boeken. Om die reden heb ik in 2004 een prestatiecontract gesloten met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en met Zorgverzekeraars Nederland (ZN), waarin inzet op doelmatigheidsverbeteringen is vastgelegd.

Het is goed dat de stelselwijziging van de gezondheidszorg de zorgverzekeraars aanzet om in overleg en onderhandeling met zorgaanbieders afspraken te maken over verbeteringen in de bedrijfsvoering. Zo kunnen zorgverzekeraars ook ziekenhuizen aansporen om nóg efficiënter te gaan werken. Er is altijd nog efficiencywinst te behalen.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst