De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk UB/S/2006/29319
Doorkiesnummer Datum 7 april 2006
Onderwerp Plan van aanpak evaluatie SUWI
Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie SZW van 15 februari 2006 is
onder meer gesproken over het Plan van aanpak van de evaluatie SUWI. Uw vragen en
opmerkingen met betrekking tot de evalutie SUWI zullen worden meegenomen. Conform mijn
toezegging tijdens het Algemeen Overleg ga ik hieronder, mede namens de Staatssecretaris,
nader in op het plan van aanpak.
Met de Tweede Kamer ben ik van mening dat de evaluatie SUWI duidelijke conclusies moet
bevatten over de doeltreffendheid van de Wet SUWI. Het is mijn doel om uiterlijk 1 oktober
2006 een evaluatierapport naar u te zenden waarin duidelijk staat of het SUWI-stelsel doet wat
het moet doen en bereikt wat het moet bereiken. Het rapport dient een helder beeld te geven
van de resultaten ten opzichte van de pre-SUWI situatie en de ontwikkelingen sinds 1 januari
2002.
Concrete en heldere onderzoeksvragen
Zoals beschreven in het plan van aanpak is de centrale doelstelling van de evaluatie:
- vaststellen van de doeltreffendheid van de veranderingen die per 1 januari 2002 zijn
doorgevoerd in de uitvoering van de sociale zekerheid en de (publieke) arbeidsvoorziening,
- vaststellen hoe deze veranderingen zich verhouden tot de pre-SUWI-situatie en
- vaststellen welke voortgang sinds januari 2002 is geboekt.
De evaluatie SUWI 2006 zal dus zowel inzicht moeten bieden in de prestaties van het stelsel
als geheel als in de bijdrage die de SUWI-organisaties daaraan hebben geleverd vanaf 1 januari
2002. Centraal staan vijf thema's die ik in het vervolg van deze brief nader zal toelichten, te
weten:
Ø Werk boven uitkering
Ø Klantgerichtheid
Ø Doelmatigheid
Ø Sturing en toezicht
Ø Functioneren van de RWI
Ons kenmerk UB/S/2006/29319
Voor een volledig overzicht van de vragen die in het kader van de evaluatie SUWI 2006
dienen te worden beantwoord, verwijs ik naar de bijgevoegde startnotities "werk boven
uitkering, klantgerichtheid, doelmatigheid en RWI" en "Sturing en toezicht". De startnotitie
"Sturing en toezicht" hangt nauw samen met de startnotitie "Werk boven uitkering,
klantgerichtheid, doelmatigheid en RWI". Zo is een aantal vragen (bijvoorbeeld de
vraagstelling rond de prikkels in het stelsel) in beide notities opgenomen. Deze vragen zijn van
belang bij het tot uitdrukking laten komen van de bijdrage van sturing en toezicht aan het
bereiken van de SUWI-doelstellingen.
Werk boven uitkering, klantgerichtheid en doelmatigheid
Voor de drie hoofddoelstellingen van de Wet SUWI (werk boven uitkering, klantgerichtheid
en doelmatigheid) zijn de evaluatievragen op een analoge wijze uitgewerkt. Bij `werk boven
uitkering' gaat het om 3 subdoelstellingen: het beperken van de instroom (preventie), het
bevorderen van reïntegratie en tijdige en rechtmatige uitkeringsverstrekking. Het begrip
klantgerichtheid heeft in deze evaluatie betrekking op twee aspecten: `de klant centraal' en
cliëntenparticipatie. Bij doelmatigheid gaat het om lagere uitvoeringskosten door het creëren
van schaalvoordelen, verminderen van systeemovergangen en het verminderen van
uitvoeringslagen. Daarnaast kan doelmatigheid breder worden opgevat, namelijk verlaging van
de uitkeringslasten door extra investeringen in uitvoeringskosten.
De evaluatie moet ten aanzien van deze thema's antwoord geven op de volgende hoofdvragen:
a) In hoeverre is de doelstelling gehaald?
a. Op welke wijze hebben de SUWI-organisaties, zowel apart als in ketenverband, het
proces werk boven uitkering en het streven naar klantgerichtheid en doelmatigheid
uitgewerkt en georganiseerd?
b. Vervolgens dienen de prestaties te worden beschreven en verklaard die met als
peildatum 1 januari 2006 zijn geboekt in relatie tot 1 januari 2002. De prestaties van
gemeenten dienen in kaart te worden gebracht voorzover het gaat om ketenaspecten.
c. De in kaart gebrachte prestaties dienen vervolgens te worden beoordeeld in het licht
van de vigerende regelgeving, de sociaal-economische omstandigheden en de met de
uitvoeringsorganisaties gemaakte afspraken.
b) In hoeverre hebben de wijzigingen in de uitvoeringsstructuur bijgedragen aan het realiseren
van de doelstelling?
a. Is de in SUWI geregelde scheiding tussen publiek en privaat helder en sluit die op een
adequate wijze aan op de prikkels die de organisaties uit hoofde van de
materiewetgeving ervaren?
b. Draagt de verdeling van bevoegdheden bij aan het bereiken van de doelstelling?
c. Is de gekozen taakverdeling tussen de ketenpartners adequaat?
d. Dragen de prikkels die in het SUWI-stelsel zijn neergelegd bij aan het bereiken van de
doelstelling?
---
Ons kenmerk UB/S/2006/29319
c) In hoeverre zijn de SUWI-organisaties erin geslaagd om de invoering van belangrijke wet-
en beleidswijzigingen op een adequate wijze in te te regelen?
Sturing en toezicht
In het onderdeel Sturing en toezicht wordt onderzocht in hoeverre de opzet en werking van
sturing en toezicht adequaat is, rekening houdend met de toetsingscriteria uit de rijksbrede
doorlichting van zbo's. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de inrichting van het stelsel
van sturing en toezicht en de werking van het stelsel van sturing en toezicht.
a) Is er, alles overziend, een voldoende en evenwichtige opzet voor sturing en toezicht?
b) Hoe kan de werking van het stelsel van sturing, gericht op het realiseren van de SUWI-
doelen, (inclusief de sturing organisatie-intern) worden beoordeeld?
c) Werkt het toezicht adequaat?
d) Hoe functioneert de interne organisatie van de uitvoeringsorganisatie en welke rol speelt
benchmarking en horizontale verantwoording hierbij?
Bij deze vragen is een aantal subvragen geformuleerd. Voor deze subvragen verwijs ik naar de
startnotitie "Sturing en toezicht".
In het kader van de rijksbrede doorlichting van zbo's is in de startnotitie "Sturing en toezicht"
een kosten-batenanalyse opgenomen. Naar aanleiding van de motie Fierens c.s. (TK, 2005-
2006, 25268, nr 29) heeft het kabinet echter besloten af te zien van een systematische
doorlichting van de zbo's (TK, 2005-2006, 25268, nr 37). Om die reden is besloten om af te
zien van het uitvoeren van een kosten/batenanalyse.
Samenwerking in de keten van werk en inkomen
De in het SUWI-stelsel neergelegde taaktoedeling en verdeling is zodanig dat organisaties
gedwongen zijn om goed samen te werken, willen zij de SUWI-doelstellingen realiseren. Bij
het in kaart brengen en beoordelen van de geleverde prestaties dient daarom vrijwel altijd (met
uitzondering van de SVB) ook aandacht te worden besteed aan samenwerkingsaspecten. Om
die reden is ketensamenwerking niet als een apart deelonderzoek vormgegeven, maar dient dit
onderwerp bij de andere thema's te worden meegenomen.
RWI
In algemene zin zal worden onderzocht wat de bijdrage van de RWI aan de SUWI-
doelstellingen is geweest. Omdat de RWI in 2004 uitgebreid is geëvalueerd wordt deze
evaluatie niet overgedaan, maar benut voor de evaluatie SUWI 2006. In de evaluatie SUWI
2006 zal voorts worden onderzocht hoe de RWI in 2005 is omgegaan met de uitvoering van
zijn nieuwe taken (de facto een accentverschuiving). Concrete vragen in het kader van de
evaluatie over het functioneren van de RWI zijn onder meer:
---
Ons kenmerk UB/S/2006/29319
- Op welke wijze heeft de RWI na de wetswijziging invulling gegeven aan zijn taak tot
het doen van voorstellen aan bewindslieden nu het jaarlijkse beleidskader is vervallen?
- Op welke wijze heeft de RWI na de wetswijziging invulling gegeven aan zijn taak tot
het bevorderen van een doelmatige samenwerking tussen gemeenten en sociale partners
en het funtioneren als expertisecentrum. Dit in het licht van de invoering van de WWB
en de daarmee gepaard gaande decentralisatie van het arbeidsmarktbeleid.
Startsituatie
Tijdens het Algemeen Overleg van 15 februari 2006 werd terecht gewezen op het belang van
een duidelijke startsituatie waartegen de resultaten worden afgezet. In de Evaluatie SUWI
2006 zal hiermee op de volgende wijze worden omgegaan.
De startsituatie is 1 januari 2002, de officiële invoeringsdatum van de Wet SUWI. In de
praktijk ligt het onderscheid tussen SUWI en pre-SUWI minder scherp. SUWI kende een lange
aanloopperiode waarin de organisaties anticipeerden op de op handen zijnde veranderingen.
Voor de evaluatie zal dus de situatie op 1 januari 2002 zo zorgvuldig mogelijk kwantitatief
moeten worden gereconstrueerd. Hierbij zal onder andere gebruik worden gemaakt van de
nulmetingen die destijds zijn uitgevoerd en de afspraken die aan de start van SUWI met de
uitvoeringsorganisaties zijn gemaakt, bijvoorbeeld op het terrein van doelmatigheid.
De doelstellingen en verwachtingen van de Wet SUWI bij de start van SUWI zijn sterk
bepaald door de knelpunten in de uitvoeringsstructuur die in het pre-SUWI tijdperk werden
ervaren. Voor een zorgvuldige beoordeling van de na 1 januari 2002 geboekte resultaten is dus
ook inzicht nodig in de pre-SUWI-situatie.
De beoordeling van de resultaten bestaat niet alleen uit het afzetten van de resultaten tegen de
startsituatie en de pre-SUWI-situatie. Voor een zorgvuldige beoordeling dient tevens rekening
te worden gehouden met de vigerende regelgeving (en de veranderingen daarin), de sociaal-
economische omstandigheden en de gemaakte afspraken met de uitvoeringsorganisaties.
Proces van informatievergaring
Over het algemeen ziet het proces van informatievergaring door de onderzoeksbureaus er als
volgt uit:
Ø Documentenanalyse en informatie-uitvraag bij de SUWI-organisaties (kwantitatieve data);
Ø In kaart brengen van de effecten van regelgeving, conjunctuur (kwantitatieve
trendgegevens) etc.;
Ø Perceptie-onderzoek / expertonderzoek door middel van gestructureerde interviews;
Ø Formulering van bevindingen en het opstellen van werkhypotheses;
Ø Toetsing van bevindingen.
---
Ons kenmerk UB/S/2006/29319
Zoals aangegeven in het plan van aanpak evaluatie SUWI wordt de samenhang tussen de
deelonderzoeken en tijdige oplevering van de deelrapporten bewaakt door de hoofdaannemer.
Hiervoor is een overlegstructuur opgezet. Door het coördinerende onderzoeksbureau is
daarnaast een internetportal opgezet, waarmee de data, bevindingen en interviewverslagen
onderling gewisseld kunnen worden. Bij het registreren van de bevindingen zal onderscheid
worden gemaakt in feiten, beweringen, observaties en conclusies. Het onderscheid tussen
feiten en meningen zal tevens worden aangehouden in het eindrapport.
Prestatie-indicatoren
Het onderwerp prestatie-indicatoren zal op verschillende manieren terugkomen in de evaluatie.
Ten eerste zullen de prestatie-indicatoren worden benut bij de beoordeling van de prestaties
van de zbo's. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat de set met prestatie-
indicatoren geen constante was. Bovendien zijn op sommige punten in de loop van de tijd de
definities gewijzigd. Ten tweede wordt aan de onderzoekers hun oordeel gevraagd over de
kwaliteit (specificiteit, meetbaarheid, aanvaardbaarheid en realiteitswaarde) en het
ambitieniveau van de prestatie-indicatoren en of er verbetermogelijkheden zijn. Tenslotte zal
in het kader van het onderzoek sturing en toezicht antwoord worden gegeven op de vraag
welke sturende en prikkelende rol het instrument `prestatie-indicatoren' speelt in de praktijk en
of het instrument daarmee voldoet in het geheel van sturing en toezicht.
Benchmarking
De evaluatie zal niet alleen terugkijkend beoordelen wat de resultaten van SUWI zijn, maar zal
ook suggesties voor verbeteringen moeten opleveren. Benchmarks en good (best) practices
binnen het SUWI-stelsel en voorzover vergelijkbaar ook daarbuiten zullen hierbij dienen als
referentiemateriaal.
---
Ons kenmerk UB/S/2006/29319
Netto-effectiviteitsonderzoek
In de evaluatie SUWI zal in beginsel onderzoek worden gedaan naar de netto bijdrage van de
SUWI-ZBO's aan de doelstellingen van het beleid. Netto-effectiviteitsonderzoek staat nog in
de kinderschoenen. Vanwege de methodologisch complexe vragen die kenmerkend zijn voor
dit type onderzoek, zijn de uitkomsten van dit onderzoek onzeker.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Bijlage(n):
Startnotitie deelonderzoeken Werk boven uitkering, klantgerichtheid, doelmatigheid en RWI
Startnotitie Deelonderzoek Sturing en toezicht
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid