gestraft
Zelden ziet het slachtoffer de dader gestraft
Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden
Voorzieningen voor slachtoffers van misdrijven: gebruik, bereik en draagvlak
· In 2004 werden 3,4 miljoen Nederlanders slachtoffer van 4,6
miljoen delicten.
· Bij 3,6 miljoen delicten gaat het om diefstal of vernieling;
in 1 miljoen gevallen gaat het om geweldsdelicten.
· Het aantal delicten per 100.000 inwoners is in Nederland
sinds 1980 nauwelijks toegenomen.
· Van de 4,6 miljoen delicten in 2004 werd in 1,3 miljoen
gevallen aangifte gedaan en van deze laatste zaken werden er 147.000
`opgehelderd', dat wil zeggen dat de politie een verdachte heeft
gehoord.
· Het aantal bij de politie gemelde delicten dat ook tot een
aangifte heeft geleid, is gestegen van 50% begin jaren '80 tot 80% in
de afgelopen jaren.
· De kans dat een delict na aangifte wordt `opgehelderd' is
eerst gedaald van 34% in 1980 tot 15% in 2000, maar steeg vervolgens
weer tot 21% in 2004.
· In 2004 deden bijna 100.000 slachtoffers een beroep op
Slachtofferhulp Nederland.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicaties Slachtoffers van
criminaliteit en Voorzieningen voor slachtoffers van misdrijven die op
vrijdag 7 april jl. zijn aangeboden aan minister mr. J.P.H. Donner van
Justitie. In het eerste rapport schetst onderzoeker dr. Karin
Wittebrood feiten en achtergronden van slachtoffers van criminaliteit.
Aan de orde komen onder meer: de aard, omvang en ontwikkeling van
slachtofferschap, determinanten van slachtofferschap, aangifte bij de
politie, strafrechtelijke afdoeningen, angst voor criminaliteit en de
zorg voor slachtoffers. In het tweede rapport geeft
drs. Cora Maas - de Waal een beeld van de voorzieningen die er voor
slachtoffers van misdrijven bestaan (zoals slachtofferhulp,
schadevergoeding en spreekrecht), de mate waarin daarvan gebruik wordt
gemaakt en de ervaringen van slachtoffers. De rapporten zijn de eerste
publicaties in het kader van het SCP-onderzoeksprogramma `Slachtoffers
van criminaliteit'.
Diefstal en vernieling meest voorkomende delicten
In 2004 werden 3,4 miljoen Nederlanders slachtoffer van 4,6 miljoen
delicten. Ruim een derde
(1,7 miljoen) van deze delicten bestaat uit diefstal: fietsdiefstal
komt het meeste voor (40%), gevolgd door diefstal uit de auto (15%),
zakkenrollerij (12%) en inbraak (6%). Diefstal van de auto vond in
circa 20.000 gevallen plaats. Bij 1,8 miljoen andere delicten is
sprake van vernieling, waaronder ruim
1 miljoen gevallen van beschadiging van een auto.
De resterende 1 miljoen delicten betreft geweldsdelicten, waarvan meer
dan de helft bestaat uit bedreiging en een kwart uit mishandeling.
Daarnaast is in 140.000 gevallen sprake van een seksueel delict.
Van alle 4,6 miljoen delicten die in 2004 hebben plaatsgevonden zijn
er - volgens de slachtoffers zelf - 1,6 miljoen bij de politie gemeld
en leiden er 1,3 miljoen tot een aangifte. Hoe ernstiger het delict,
hoe groter de kans dat het delict resulteert in een melding en een
aangifte.
Van alle aangiften die de politie heeft opgemaakt zijn er 147.000
`opgehelderd', dat wil zeggen dat er één of meer verdachten zijn
aangehouden of direct naar het openbaar ministerie zijn doorgestuurd.
Uiteindelijk zijn ruim 100.000 zaken door het openbaar ministerie
afgedaan: in ruim een derde van de gevallen werd door het openbaar
ministerie geseponeerd, een geldboete of een taakstraf opgelegd; in
alle overige gevallen werd een verdachte gedagvaard. In de meeste
zaken (54.000) werd aan de verdachte een straf opgelegd.
Kans op slachtofferschap afgelopen 25 jaar nauwelijks gestegen
Het aantal delicten dat jaarlijks in Nederland plaatsvindt is
toegenomen van ongeveer 4 miljoen in 1980 tot 4,6 miljoen in 2004. Dit
blijkt uit de slachtofferenquêtes die sinds 1980 door het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) worden gehouden. Wordt rekening houden
met de groei van de bevolking, dan blijkt dat de feitelijke
criminaliteit (en dus de kans op slachtofferschap) in 25 jaar tijd
nauwelijks is gestegen. Geweld komt de laatste jaren iets vaker voor
en is nu ongeveer op hetzelfde niveau als halverwege de jaren tachtig
van de vorige eeuw. Diefstallen namen vooral in de jaren tachtig en
negentig toe, maar laten sinds 1995 een daling zien. Dit laatste is
vooral te danken aan het teruglopen van het aantal inbraken. Het
aantal vernielingen nam in de jaren tachtig af, maar laat sinds begin
jaren negentig een duidelijke stijging zien, die vooral veroorzaakt
wordt door meer beschadigingen aan auto's.
Registratie van delicten wél sterk gestegen
Van alle ondervonden delicten is - volgens de slachtoffers zelf - de
afgelopen 25 jaar iets meer dan een derde bij de politie gemeld. Dit
aandeel is licht gestegen in deze periode. Voor gewelddelicten en
vernielingen is de meldingsbereidheid iets toegenomen: van rond de 20%
begin jaren tachtig tot een kwart begin deze eeuw. Het aantal delicten
waarvan - eveneens volgens de slachtoffers zelf - aangifte is
opgemaakt, is sinds 1980 echter sterk toegenomen: dit aantal is bijna
verdubbeld. Werd begin jaren tachtig nog van 50% van alle gemelde
delicten aangifte opgemaakt, tegenwoordig ligt dat rond de 80%. De
sterkste stijging is daarbij zichtbaar bij de gewelddelicten en
vernielingen.
Slachtoffers komen wél steeds verder in de strafrechtelijke keten
De kans dat een delict na een officiële aangifte wordt opgehelderd is
de afgelopen 25 jaar sterk afgenomen (van 34% in 1980 naar 15% in
2000), maar de laatste jaren is deze kans weer toegenomen tot 21% in
2004. Ook heeft het openbaar ministerie de afgelopen 25 jaar steeds
meer zaken doorgestuurd naar de rechtbank. Van alle bij de politie
geregistreerde criminaliteit komen gewelddelicten het `verst' in de
strafrechtelijke keten: zij worden relatief vaak opgehelderd en
verdachten van gewelddelicten worden relatief vaak gedagvaard. Verder
geldt voor alle typen delicten dat de afgelopen 25 jaar voor
(relatief) steeds minder delicten een strafrechtelijke afdoening
plaatsvindt, maar dat de laatste jaren weer sprake is van een toename.
Over de hele linie komen slachtoffers van criminaliteit dus steeds
verder in de strafrechtelijke keten.
Aandacht voor slachtofferzorg toegenomen
Beleid dat specifiek gericht is op slachtoffers van criminaliteit is
van meer recente datum. Hoewel de aandacht voor deze groep sinds het
begin van de jaren zeventig is toegenomen, is het slachtofferbeleid
halverwege de jaren negentig pas goed op gang gekomen. De zorg voor
slachtoffers van overheidswege is de afgelopen decennia dan ook
uitgebreid. Dit blijkt onder meer uit de verbeterde
informatievoorziening voor slachtoffers over het verloop van hun zaak
en over het bestaan van Slachtofferhulp. Verder zijn de mogelijkheden
voor slachtoffers om de schade te verhalen op de dader sinds de
invoering van de wet-Terwee in 1995 vereenvoudigd en vergroot. De
meeste slachtoffers - met name van diefstal - zullen de schade echter
via hun verzekeringsmaatschappijen (gedeeltelijk) vergoed krijgen. De
mogelijkheden om als slachtoffer te participeren in het strafproces
zijn eveneens toegenomen. Recent zijn bijvoorbeeld de schriftelijke
slachtofferverklaring en het spreekrecht ingevoerd. Tot slot is er
meer aandacht voor de opvang en begeleiding van slachtoffers. Met name
Slachtofferhulp Nederland lijkt een steeds belangrijkere rol te gaan
spelen. In 2004 deden 97.000 slachtoffers een beroep op
Slachtofferhulp. De meesten van hen hebben behoefte aan emotionele
hulp, maar het verlenen van juridische hulp aan slachtoffers tijdens
het strafproces wordt steeds belangrijker.
SCP-publicatie 2006/7, Slachtoffers van criminaliteit: feiten en
achtergronden, Karin Wittebrood, Den Haag, Sociaal en Cultureel
Planbureau, april 2006, ISBN 90 377 0232 3, prijs EUR 24,50.
SCP-publicatie 2006/8, Voorzieningen voor slachtoffers van
misdrijven, Cora Maas - de Waal, Den Haag, Sociaal en Cultureel
Planbureau, april 2006, ISBN 90 377 0270 5, prijs EUR 14,90.
De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij
het SCP via fax 070 - 340 7044,
e-mail: bestel@scp.nl of via de web-site: www.scp.nl
Sociaal en Cultureel Planbureau