European Union



IP/06/462

Brussel, 6 april 2006

Commissie stelt maatregelen in de aquacultuur voor om de biodiversiteit beter te beschermen

De Europese Commissie heeft maatregelen voorgesteld om de introductie van uitheemse soorten in de aquacultuur te reguleren, zodat mogelijke negatieve effecten daarvan op het milieu kunnen worden voorkomen. Uitheemse soorten, zoals de regenboogforel of de Japanse oester, zijn van doorslaggevende betekenis geweest voor de snelle groei van de Europese aquacultuursector. In sommige gevallen kan de introductie van uitheemse soorten echter ook nadelige gevolgen voor de ecosystemen hebben en leiden tot een groot verlies aan biodiversiteit. De nieuwe maatregelen zouden de introductie van dergelijke soorten daarom moeten reguleren door middel van een stelsel van vergunningen. Het voorstel van de Commissie, waarover de belanghebbenden uitvoerig zijn geraadpleegd, zou niet alleen zorgen voor een betere bescherming van de ecosystemen, maar ook bijdragen tot de verdere ontwikkeling van de aquacultuursector.

"Aquacultuur speelt een steeds grotere rol in onze visserijsector. Diversificatie is van essentieel belang voor de verdere ontwikkeling ervan, maar ook een evenwichtig en gezond milieu is noodzakelijk. Deze maatregelen zullen helpen om beide beter met elkaar te verenigen", aldus Joe Borg, Europees Commissaris voor Visserij en maritieme aangelegenheden.

De kern van het huidige voorstel is de invoering op nationaal niveau van een stelsel van vergunningen voor alle nieuwe soorten die in de aquacultuur worden geïntroduceerd. De voorgestelde maatregelen houden in dat alle plannen om uitheemse soorten te introduceren ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan een nationaal raadgevend comité, dat vervolgens moet bepalen of de introductie al dan niet "routinematig" is. Bij niet-routinematige introducties moet een milieurisicobeoordeling plaatsvinden. Alleen voor verplaatsingen van organismen waarvan het risico gering wordt geacht, zal een vergunning worden verleend. Als het risico gemiddeld of groot is, treedt het raadgevend comité in dialoog met de aanvrager om na te gaan welke verzachtende of preventieve maatregelen het risico eventueel afdoende zouden kunnen verkleinen.

Bij niet-routinematige verplaatsingen voorziet het voorstel in quarantaineprocedures en in enkele gevallen kunnen de nationale autoriteiten ook eisen dat er een proefuitzetting plaatsvindt voordat de dieren op grote commerciële schaal worden geïntroduceerd. De voorgestelde verordening bevat ook tal van eisen voor plannen om de verspreiding te beperken, toezichtprocedures en nationale registers.

De werkingssfeer van het huidige voorstel is beperkt tot verplaatsingen van visbestanden die onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallen. Op siervissen zijn deze maatregelen dus niet van toepassing. De verspreiding van parasieten en pathogenen is al geregeld bij de Gemeenschapswetgeving over diergezondheid, dus dit vraagstuk komt in het nieuwe voorstel evenmin aan de orde.

De Commissie is zich bewust van de potentiële problemen van genetische gemodificeerde organismen, maar zij is van mening dat deze het best kunnen worden aangepakt omvangrijke en zich aanpassende specifieke wetgeving van de Gemeenschap op dit gebied.

Uitheemse soorten vissen en schaaldieren zijn soorten die uit een bepaald gebied, soms op een ander continent, worden verplaatst naar een aquacultuurbedrijf in de EU. Dergelijke soorten bieden reële economische kansen voor de Europese aquacultuur, zowel vanwege de diversificatie als vanwege de eigenschappen van de soorten waardoor zij beter geschikt zijn voor de kweek in gevangenschap dan sommige inheemse soorten. Door de introductie van die soorten in Europese ecosystemen is echter in bepaalde gevallen de biodiversiteit verloren gegaan. De aanpak van dit probleem is dan ook een grote stap vooruit in de integratie van de milieubescherming in het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De nieuwe maatregelen leiden normaliter niet tot onnodige vertraging aangezien het voorstel strenge termijnen bevat. Het is aan de lidstaten om te bepalen wie hiervoor moet betalen, maar normaal gezien draagt de sector de kosten. Ondernemers uit de aquacultuursector kunnen verenigingen vormen om de kosten te delen. Aangezien de vergunning een duur van vijf jaar heeft, zouden de kosten geen belemmering mogen vormen voor de toekomstige ontwikkeling van de aquacultuur.

De maatregelen in het huidige voorstel zijn gebaseerd op de resultaten van een uitgebreide raadpleging die verscheidene jaren heeft geduurd. Er is uitgegaan van de vrijwillige gedragscodes die al waren opgesteld door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en Europese Adviescommissie Binnenvisserij (EIFAC). In 2001 heeft de Commissie er zich in haar Biodiversiteitsactieplan voor de visserij toe verbonden de potentiële impact van de introductie van uitheemse soorten op het milieu grondig te evalueren. Bovendien heeft zij in haar strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur van 2002 toegezegd beheersvoorschriften op te stellen voor de mogelijke negatieve gevolgen van dergelijke verplaatsingen.

De voorgestelde verordening is een concrete bijdrage aan de doelstelling om het verlies aan biodiversiteit te stoppen, die is vastgelegd in het 6de milieuactieprogramma en in de EG-strategie voor duurzame ontwikkeling. Ook beantwoordt de Gemeenschap met de voorgestelde maatregelen aan haar internationale verplichtingen in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit en de follow-up van de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling.