College van Beroep voor het bedrijfsleven


Uitspraken CBb over kostentoerekeningssysteem KPN en artikel 6 EVRM

Den Haag, 6 april 2006 - Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vandaag uitspraak gedaan op de hoger beroepen van Enertel, KPN, MCI, OPTA, Priority, Tele2 en Versatel tegen de uitspraak van 23 december 2004 van de rechtbank Rotterdam (LJN AS1892 of AT0606). De uitspraken van de rechtbank en het College hebben betrekking op de besluiten waarbij OPTA, op grond van artikel 6.6 van de toenmalige Telecommunicatiewet (Tw (oud)), de kostentoerekeningssystemen van KPN over de perioden van 1 juli 1999 tot 1 juli 2000, 1 juli 2000 tot
1 juli 2001, 1 juli 2001 tot 1 juli 2002 en 1 juli 2002 tot
1 juli 2003 heeft goedgekeurd. Met behulp van deze kostentoerekeningssystemen worden de tarieven berekend die KPN bij andere telecomaanbieders in rekening brengt voor het afnemen van een aantal diensten. Enertel, MCI, Priority, Tele2, UPC en Versatel zijn het niet eens met een of meer van de besluiten van OPTA en hebben daartegen bezwaar gemaakt. Vervolgens hebben zij tegen de beslissingen op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.

OPTA stelt zich op het standpunt dat de transit- en sleepdiensten van KPN weliswaar onder het begrip interconnectie vallen, zodat artikel 6.6 Tw (oud) van toepassing is op deze diensten, maar dat het niet nodig is de tarieven van KPN voor transit en sleep (strikt) op kosten te reguleren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet op kosten reguleren van deze tarieven in strijd is met artikel 6.6 Tw (oud).

In hoger beroep heeft KPN aangevoerd dat transit en sleep geen vormen van interconnectie zijn, zodat zij niet verplicht is een kostentoerekeningssysteem op te stellen dat mede betrekking heeft op transit en sleep. Het College heeft KPN niet gevolgd in dit standpunt en heeft evenals de rechtbank geoordeeld dat transit en sleep onder het begrip interconnectie vallen. Het College heeft vervolgens geoordeeld dat het kostentoerekeningssysteem van KPN niet inzichtelijk maakt of haar tarieven voor transit en sleep op kosten zijn georiënteerd, hetgeen in strijd is met artikel 6.6 Tw (oud).

Anders dan de rechtbank heeft het College geoordeeld dat OPTA voldoende heeft gemotiveerd waarom zij wat betreft bepaalde tarieven van KPN is teruggekomen van het voornemen, de
kostentoerekeningssystemen van KPN voortaan alleen nog goed te keuren indien daarin wordt uitgegaan van de kosten van - kort gezegd - een hypothetisch efficiënte aanbieder en niet langer van een systeem waarbij - kort gezegd - de kosten die KPN feitelijk maakt als uitgangspunt worden genomen.

Het College heeft geoordeeld dat de besluiten van OPTA tot goedkeuring van het kostentoerekeningssysteem van KPN mede de vaststelling inhouden van burgerlijke rechten en verplichtingen in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van Enertel, MCI, Priority, Tele2 en Versatel. Het College heeft de grief van deze partijen dat niet binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM op hun bezwaren en beroepen is beslist, gehonoreerd wat betreft de bezwaarprocedures tegen de besluiten van OPTA met betrekking tot de perioden van 1 juli 1999 tot 1 juli 2000, 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 en 1 juli 2001 tot 1 juli 2002. Deze procedures hebben respectievelijk bijna vier jaar, bijna drie jaar en meer dan twee jaar en vier maanden geduurd. Wat betreft de beslissingen op bezwaar inzake de periode van
1 juli 2002 tot 1 juli 2003, die binnen een jaar en vijf maanden zijn genomen, is de redelijke termijn van artikel 6 EVRM naar het oordeel van het College niet overschreden. De rechtbank heeft naar het oordeel van het College binnen een alleszins redelijke termijn (elf maanden) op de beroepen beslist.

Het College heeft OPTA opgedragen binnen tien weken nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen.

LJ Nummer

AV8782

Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven Datum actualiteit: 6 april 2006 Naar boven