KPMG


Verlaging vennootschapsbelasting leidt niet tot concurrentievoordeel

6 april 2006

De verlaging van het vennootschapsbelastingtarief levert Nederlandse bedrijven vooralsnog minder concurrentievoordeel dan oorspronkelijk de bedoeling was.

Hoewel het tarief op 1 januari van dit jaar voor het eerst sinds de invoering van de vennootschapsbelasting in 1970 onder de grens van 30% is gedaald (29,6%), zal de verlaging niet de voordelen opleveren die staatssecretaris Wijn voor ogen had. Uit internationaal onderzoek dat KPMG jaarlijks uitvoert naar de tarieven voor vennootschapsbelasting blijkt dat de door Wijn beoogde voorsprong in de tarieven niet is gerealiseerd. De vervroegde verlaging van het tarief had ertoe moeten leiden dat Nederland aantrekkelijker zou worden voor winstgevende bedrijven en dat het Nederlandse tarief onder het gemiddelde tarief binnen de Europese Unie zou komen, constateert Peter Lier, hoofd van de international corporate tax practice van KPMG Meijburg & Co. Dat heeft echter anders uitgepakt.

Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat Nederland nu weliswaar dichtbij het gemiddelde tarief van de oude 15 lidstaten zit (29,5%), maar dat ons land nog altijd aanzienlijk uit de pas loopt ten opzichte van het tarief van 25% dat de EU als geheel haalt. Lier: Dat de tarieven in de landen worden beoordeeld aan de hand van de tarieven elders en dan vooral de omringende landen, had Wijn goed gezien toen hij besloot om de geplande verlaging van 2007 vervroegd in te voeren. Daarmee had hij onder meer landen als Luxemburg, Denemarken en Groot-Brittannië achter zich willen laten. De huidige tarieven in Luxemburg (29,6%) en Denemarken (28%) zijn echter lager dan de Nederlandse zodat van een voorsprong in dat opzicht geen sprake is. Dit geldt ook in vergelijking met Groot-Brittannië met een standaardtarief van 30% maar van 19% voor winsten onder de 300.000 pond.

De winstbelastingtarieven van de landen in de Europese Unie blijken steeds verder te worden verlaagd. Lier: Dit gebeurt vooral onder invloed van economische liberalisering, grotere mobiliteit van bedrijven, steeds opener interne grenzen en de wens tot behoud en aantrekken van werkgelegenheid. Zeker als de trend tot tariefverlaging binnen de EU blijft doorzetten, zijn verdere tariefverlagingen in Nederland onvermijdelijk. Dat het tarief vanaf volgend jaar met een half procent omlaag gaat staat nu al vast, maar de echte discussies over verdere verlagingen die zijn voorgesteld in het kader van een geplande herziening van de vennootschapsbelasting vanaf volgend jaar moeten nog gevoerd worden.

De race to the bottom kan volgens Lier niet oneindig blijven voortduren. Lier: Wil Nederland weer bovenaan de lijst van buitenlandse investeerders komen, dan zal naast een competitief tarief ook geïnvesteerd moeten worden in zaken die in het verleden al hun waarde in dit opzicht hebben bewezen. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan het vasthouden van de opgaande lijn die op het vlak van het rulingbeleid (het geven van zekerheid en duidelijkheid vooraf) valt te constateren, het elimineren van onduidelijke en onnodig complexe regelgeving en de introductie van een verlaagd tarief voor financierings- en royalty inkomsten - de zogenoemde groepsrentebox en kennisbox - per 1 januari 2007. De gedachtewisselingen tussen staatssecretaris Wijn van Financiën en de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer in december 2005 over de nota 'Werken aan winst' bieden wat dit betreft hoop voor de toekomst.

Voor nadere informatie: Andy Bellm, telefoon (020) 656 7039

© 2006 KPMG Holding N.V., member of KPMG International, a Swiss cooperative. All rights reserved.