WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : TRCJZ/2006/748
datum : 06-04-2006
onderwerp : Verzamelregelgeving Brief NBHV
bijlagen :
Geachte voorzitter,
Hierbij ontvangt u een reactie op de brief van de Nederlandse Bond van
Handelaren in Vee (NBHV) van 15 februari 2006. In deze brief uit de
NBHV zijn zorgen over het gebrek aan voortgang op het terrein van de
verzamelregelgeving.
De vraag die tijdens het algemeen overleg over de Landbouw- en
Visserijraad op 16 februari jl. over de verzamelregelgeving voor
rundvee is gesteld, is bij brief van 15 maart 2003 (kenmerk: IZ
2006/494) beantwoord. Tevens heb ik hierop tijdens het AO Landbouw- en
Visserijraad van 16 maart jl. een mondelinge toelichting gegeven.
Ontwikkelingen verzamelregelgeving
De verzamelregelgeving maakt onderdeel uit van de nationale
preventieve maatregelen, die boven op de Europese voorschriften
gelden. De preventieregels zijn hoofdzakelijk tot stand gekomen na de
varkenspestcrisis 1997/98 en de mond- en klauwzeercrisis 2001. De
regels hebben tot doel de insleep en verspreiding van besmettelijke
dierziektes te voorkomen. In de eerste jaren na het instellen van de
regels is regelmatig overleg met de sector gevoerd, met name om de
regels meer af te stemmen op de werkwijze binnen de verschillende
sectoren. Dit heeft geleid tot meerdere uitzonderingen op de
kernbepalingen van de preventieregels.
Het bedrijfsleven ervaart de regels als erg streng en veelal
onwerkbaar. Daarom werd vanuit verschillende kanten aangedrongen op
het wegnemen van knelpunten in de regelgeving. Dit heeft tot dusverre
geleid tot het afschaffen van regels die veel administratieve lasten
veroorzaakten en aanpassingen in de verzamelregelgeving voor schapen
en geiten. Op korte termijn wordt bovendien het overladen van
evenhoevigen van de voor- naar de achterwagen onder voorwaarden
toegestaan.
Nationale preventieve maatregelen zijn nog steeds noodzakelijk. De
voorspelling is immers dat we bij het huidige non-vaccinatiebeleid in
de EU rekening moeten houden met één MKZ-uitbraak per 10 jaar. De
regels zijn vanuit veterinair oogpunt noodzakelijk ter voorkoming van
een volgende ernstige dierziektecrisis. Continuïteit van het beleid
heeft daarom altijd voorop gestaan. Echter, ik besef ook dat de regels
streng zijn en door alle uitzonderingen gedetailleerd zijn geworden.
Gelet hierop en gelet op het kabinetsbeleid (minder regels, minder
administratieve lasten en meer verantwoordelijkheid voor het
bedrijfsleven), streef ik naar structurele aanpassingen, waarmee
draagvlak en naleving moeten verbeteren.
Het streven is daar waar mogelijk preventieregels te vereenvoudigen
door middel van doelvoorschriften, zonder verlies van de veterinaire
waarborgen. De doelvoorschriften kunnen vervolgens per keten
verschillend worden ingevuld, gericht op de specifieke risico's. Dit
proces moet zorgvuldig gebeuren en neemt daardoor de nodige tijd in
beslag, zowel voor de overheid als voor de verschillende
ketenpartijen, die onderlinge afspraken moeten maken. Desondanks
verwacht ik dat ik u al in de loop van dit jaar de eerste resultaten
kan melden.
Gelet op het voorgaande traject ligt het verder doorvoeren van
incidentele versoepelingen van de huidige regels niet voor de hand. Te
meer omdat vrijwel elke aanpassing de oorspronkelijke veterinaire
doelstellingen van de preventieregels aantast of tot een verdere
verhoging van de regeldruk en administratieve lasten leidt. De NBHV
heeft inmiddels aangegeven de bovengenoemde beleidslijn te zullen
ondersteunen.
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden
De NBHV refereert voorts in zijn brief aan een uitspraak van het
Gerechtshof te Leeuwarden d.d. 26 januari 2006.
De uitspraak van het Gerechtshof heeft betrekking op de verzamelregels
voor schapen en geiten. Er zijn twee belangrijke bepalingen in de
verzamelregels: een verzamelverbod en een quarantaineverplichting, ook
wel genoemd de 21-dagen-regeling. Kort gezegd houdt het verzamelverbod
in dat het verboden is dieren voor een kortere periode dan 21 dagen op
een plaats te verzamelen. De quarantaineverplichting houdt in dat
gedurende 21 dagen na aanvoer van dieren op een bedrijf geen dieren
van dat bedrijf afgevoerd mogen worden. Beide kennen derhalve een
21-dagen eis.
Het Gerechtshof heeft een uitspraak gedaan over het verzamelverbod,
meer specifiek over het begrip 'een plaats'. Uit de uitspraak volgt
dat het Hof van oordeel is dat het begrip 'een plaats' niet alleen
moet worden geïnterpreteerd als 'een bedrijf' maar dat daaronder
tevens kan worden verstaan percelen die voldoende afgescheiden zijn
van andere percelen.
Uit de uitspraak zou afgeleid kunnen worden dat het mogelijk is om op
verschillende percelen van een bedrijf schapen te verzamelen en dat de
21 dagen eis van het verzamelverbod op die afzonderlijke percelen van
toepassing is. Echter, de percelen maken onderdeel uit van een
bedrijf. Voor dat bedrijf als geheel geldt onverkort de 21-
dagen-regeling (de quarantaineverplichting). Op grond van deze
verplichting mogen na aanvoer van schapen op het bedrijf, waarvan de
verschillende percelen onderdeel uit maken, 21 dagen lang geen schapen
van het bedrijf afgevoerd worden. Anders dan de NBHV ben ik dan ook
van oordeel dat de uitspraak geen gevolgen heeft voor effectiviteit
van de verzamelregelgeving. De uitspraak heeft slechts betrekking op
een onderdeel van de verzamelregelgeving.
Om onduidelijkheden over de verzamelregelgeving te voorkomen, zal ik
de tekst van de regelgeving verduidelijken naar aanleiding van de
uitspraak van het Gerechtshof.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit