Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Mensenrechten en Vredesopbouw Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |6 april 2006                        |Behand|Joris Geeven         |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DMV/MR-06/126                       |Telefo|070 - 348 53 13      |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/3                                 |Fax   |070 - 348 50 49      |
|Bijlag|1                                   |joris.geeven@minbuza.nl      |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Uw verzoek inzake de                |                             |
|t     |ontwerpverklaring inzake de rechten |                             |
|      |van inheemse volkeren               |                             |
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de reactie aan op uw verzoek over de ontwerpverklaring inzake de rechten van inheemse volkeren, gedaan tijdens het Algemeen Overleg op 22 maart 2006 over de VN-Mensenrechtencommissie.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
De ontwerpverklaring inzake de rechten van inheemse volkeren

De VN-werkgroep over de ontwerpverklaring inzake de rechten van inheemse volkeren heeft tijdens de bijeenkomsten van 5 tot 16 december 2005 en van 30 januari tot 3 februari 2006 grote vooruitgang geboekt. De voorzitter van de werkgroep, ambassadeur Luis-Enrique Chavez, heeft op 24 februari 2006 een voorstel voor een tekst van de ontwerpverklaring inzake de rechten van inheemse volkeren aan de VN-Mensenrechtencommissie (MRC) ter behandeling aangeboden. Het tekstvoorstel van de ontwerpverklaring is bijgevoegd (document E/CN.4/2006/79).

De Nederlandse regering is vanaf het begin van het mandaat van de werkgroep nauw betrokken geweest bij het onderhandelingsproces. Op het moment dat zich mogelijkheden tot voortgang aandienden, bijvoorbeeld tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap, heeft Nederland dit aangegrepen om als bruggenbouwer alle betrokken partijen dichter bij elkaar te brengen. Door intensief overleg met de EU-partners te voeren is Nederland er tijdens het voorzitterschap in geslaagd de EU inderdaad te bewegen tot een actievere opstelling tijdens de onderhandelingen in de werkgroep. De door Nederland geëntameerde actievere EU-opstelling heeft tijdens de laatste bijeenkomsten van de werkgroep geleid tot een nieuwe dynamiek in het onderhandelingsproces en uiteindelijk tot de nu voorliggende tekst.

Zoals ik u in mijn brief van 26 januari 2005 (Kamerstuk 2004-2004, 29 800 nr. 75) over de ontwerpverklaring berichtte, werden de Nederlandse zorgen over het toekennen van collectieve rechten aan inheemse volkeren door een meerderheid van de delegaties gedeeld. Deze zorgen zijn inmiddels weggenomen, omdat in de tekst een duidelijke scheiding is aangebracht tussen enerzijds collectieve rechten van inheemse volkeren en anderzijds universele mensenrechten, die op ieder individu van toepassing zijn. De Nederlandse regering kan derhalve instemmen met het voorliggende voorstel. Ik ben ook verheugd dat praktisch alle vertegenwoordigers van inheemse volkeren hebben aangegeven dat de tekst een juiste balans heeft gevonden tussen de rechten en belangen van inheemse volkeren en die van anderen.

De ontwerpverklaring is een politieke verklaring, waarin de lidstaten de wil uitspreken inheemse volkeren conform de bepalingen van de declaratie te behandelen. In de verklaring wordt benadrukt dat inheemse volkeren gelijk zijn aan alle andere volkeren en dat inheemse individuen onverminderd aanspraak kunnen maken op universele mensenrechten. In de verklaring wordt onder andere vastgelegd dat inheemse volkeren gerechtigd zijn om hun politieke, economische, sociale en culturele instituties te handhaven en te bestendigen en dat ze het recht hebben om een eigen onderwijsstelsel in te richten. Aangezien Nederland binnen zijn grenzen geen inheemse volkeren kent, heeft de verklaring geen gevolgen voor het nationale beleid van Nederland. In het buitenlandse beleid richt de Nederlandse regering zich onder meer op concrete verbetering van de leefomstandigheden van inheemse volkeren. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt bijvoorbeeld middels het milieuprogramma activiteiten gericht op het versterken van de rol van inheemse volkeren bij het beheer van de ecosystemen en het delen in de opbrengsten van de biodiversiteit en het gebruik van hun kennis inzake.

Helaas heeft de 62e zitting van de MRC de ontwerptekst van de verklaring niet kunnen behandelen. Vanwege de oprichting van de Mensenrechtenraad (MRR) is deze laatste zitting van de Commissie beperkt gebleven tot een procedurele bijeenkomst, waarin is bekrachtigd dat alle mandaten en rapporten van de MRC zijn doorgeschoven naar de MRR om daar te worden besproken. Ook het rapport van de werkgroep inzake de ontwerpverklaring over de rechten van inheemse volkeren is door de MRC ter behandeling doorgestuurd naar de MRR.

Nederland heeft tijdens de ééndaagse zitting van de MRC op 27 maart uit naam van alle Westerse landen verklaard dat de rapporten van alle werkgroepen in de MRR met voorrang moeten worden behandeld en dat voorgestelde teksten zo mogelijk moeten worden aangenomen. Veel meer uitgesproken kon Nederland niet zijn, aangezien het ook sprak uit naam van Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten. Deze landen hebben problemen met de tekst van ambassadeur Chavez en zijn niet bereid akkoord te gaan met een snelle afronding van de tekst. Wat Nederland betreft, is de voorgestelde tekst wel aanvaardbaar, en zou deze in de MRR met voorrang kunnen worden behandeld om vervolgens door de Algemene Vergadering te worden bekrachtigd.


---- --