Partij van de Arbeid


Den Haag, 6 april 2006


Bijdrage van het lid Klaas de Vries(PvdA) aan het plenair debat met de minister van Vreemdelingenbeleid en Integratie


Over Syrische asielzoekers


(GESPROKEN WOORD GELDT)


De Vaste commissie heeft de afgelopen weken drie keer (op 16 en 28 maart en op 5 april) overlegd met de minister van Vreemdelingen en Integratie over de problematiek rond Syriers die hier geen verblijfstitel hebben. Dat waren niet alleen oud- asielzoekers maar ook ander categorieën.


In het eerste overleg heeft de Kamer vastgesteld dat de aanbeveling van de commissie Havermans niet is opgevolgd om ex-asielzoekers schriftelijk op hun rechten te wijzen als ze geconfronteerd worden met diplomatieke of andere autoriteiten van een ander land met het oog op de vaststelling van identiteit en nationaliteit.


Met name hoeven ze geen antwoord te geven op vragen omtrent een mogelijke asielaanvraag in ons land. Daaruit kunnen de autoriteiten van een ander land immers afleiden dat men hier zijn beklag heeft gedaan over het regime in dat land. Daar zijn landen die de mensenrechten niet respecteren niet op gesteld.


De minister heeft er in strijd met de aanbevelingen van Havermans niet voor gezorgd dat de ex-asielzoekers schriftelijk om hun rechten werden gewezen. Maar ze zijn ook niet mondeling op hun rechten gewezen. De enige reden die de minister daarvoor kon geven was dat nu eenmaal besloten was dat het schriftelijk zou moeten maar dat de folders nog niet klaar waren. Met zo'n paarse krokodilredenering bied je mensen niet de noodzakelijke bescherming.


Vanuit de Kamer is voorafgaand aan de overleggen enkele malen gevraagd of tijdens de confrontaties met de Syrische autoriteiten naar een asielverleden is geïnformeerd. De minister heeft daarop bij herhaling geantwoord dat ze dat niet over gegevens beschikte waaruit dat bleek. Maar de minister wist blijkens een eerdere brief aan Amnesty International van 10 maart 2006 dat van iedere confrontatie volgens de standaard werkwijze door de IND een verslag werd gemaakt. De minister heeft later gezegd dat ze alleen weet had van de verslagen van de gesprekken waar de IND zelf bij was geweest. Maar ze wist dat er veel meer confrontaties waren dan twaalf en dat ook daarvan verslagen bestonden.


Deze informatie aan de kamer was dus onjuist. De minister beschikte wel degelijk over gespreksverslagen waaruit dit onmiddellijk had kunnen worden afgeleid. Nadat de minister in de Congo-affaire de Kamer onvolledig en onjuist had ingelicht, had de Kamer erop mogen rekenen dat de minister alles had gedaan om dit te voorkomen. Ze was wel op de hoogte van het bestaan van de verslagen, maar heeft niet de moeite genomen daar zelf een blik in te slaan.


Ze heeft nu een aantal ambtenaren uit de sub-top van de IND daarvoor aansprakelijk gesteld en hen publiekelijk als politiek niet sensitief te kijk gezet. Ze noemt dit 'optreden', maar het is gewoon de eigen verantwoordelijkheid afschuiven op ambtenaren die zich niet kunnen verdedigen, en al helemaal niet voor hun politieke sensitiviteit. Ze had natuurlijk zelf de politieke sensitiviteit moeten hebben om te begrijpen dat een herhaling van de fouten in de Congo zaak onaanvaardbaar was. Waarom trof haar sanctie overigens niet de leiding van de IND, waarvan al eerder in de Congo-affaire gebleken was dat die evenmin als de minister wist wat er binnen de dienst gebeurde? Of zou op die manier de verantwoordelijkheid te dicht in de buurt van de minister zijn gekomen?


Bij de gesprekken van de Syriërs, die hier niet mochten blijven, was aanvankelijk de IND aanwezig, maar op verzoek van de Syriers trok de IND zich terug. De mensen die onverhoeds en onvoorbereid onder strafbedreiging door de Nederlandse overheid met de Syriers werden geconfronteerd, werden aan hun lot overgelaten.


Dit alles is des te erger als we weten dat Syrië een politiestaat is die het met de mensenrechten niet nauw neemt, en waar het wemelt van de veiligheidsdiensten.


Over de gespreksverslagen merk ik nog op de het gebrek aan kwaliteit daarvan mij heeft geschokt. Een enkele keer wordt slechts vermeld "Kort gesprek met een aantal standaardvragen". En dan te weten dat deze gesprekken een beslissende betekenis in een mensenleven kunnen betekenen.


De commissie heeft ook in het vertrouwelijk overleg met de beide ministers gesproken over een individueel geval dat in de Nederlandse media veel aandacht kreeg. Ik wil daarover hier zeggen dat de vrees dat deze mensen iets is overkomen wat niemand hier zou willen, daardoor bij mij niet is weggenomen.


---


Met vriendelijke groet,


Chantal Linnemann

Secretaresse Voorlichting


Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid

Plein 2

K 103

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Tel: 070 318 2694

Fax: 070 318 2800

c.linnemann@tweedekamer.nl