Geen aanwijzing misdrijf bij dood Milosevic
Den Haag, 5 april 2006
Het Openbaar Ministerie in Den Haag heeft het onderzoek naar de dood
van de heer Milosevic afgesloten. De officier van justitie concludeert
dat de heer Milosevic een natuurlijke dood is gestorven en er geen
enkele aanwijzing is dat de dood het gevolg is van een misdrijf.
De heer Milosevic werd op zaterdag 11 maart 2006 in de ochtend rond 10
uur bewegingloos aangetroffen in zijn bed in zijn cel. Eerder was er
om 9.00 uur door de bewaarders aangeklopt. Zij namen toen aan dat hij
niet op het weksignaal reageerde omdat hij sliep en hebben pas om 10
uur zijn cel betreden. Om 10.30 uur heeft een arts van de
Penitentiaire Inrichting van de Verenigde Naties de dood vastgesteld,
waarna op verzoek van het Tribunaal de schouwarts is ingeschakeld.
Omdat de doodsoorzaak niet direct duidelijk was heeft de schouwarts
geen verklaring van een natuurlijke dood afgegeven. Het tijdstip van
overlijden is, blijkens het rapport van de schouwarts, vermoedelijk 11
maart rond 7.45 uur, doch in ieder geval tussen 7 en 9 uur geweest.
Het lichaam is door de officier van justitie in beslag genomen ten
behoeve van het verrichten van een gerechtelijke sectie en
overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Op
verzoek van het Tribunaal is een halve dag gewacht zodat twee
Servische pathologen bij de sectie op 12 maart aanwezig konden zijn.
Het NFI heeft een Belgische patholoog als waarnemer bij de sectie
uitgenodigd. Van de zijde van de familie Milosevic is op zondag 12
maart een verzoek gekomen om een Russische arts bij de sectie aanwezig
te laten zijn. Gelet op het tijdsverloop na het overlijden bleek dit
echter niet meer mogelijk.
Russische pathologen zijn wel op een later tijdstip (dinsdag 14 maart)
in de gelegenheid gesteld de fotoâs van de sectie te bekijken en het
voorlopige sectierapport te bestuderen. Noch van de zijde van de
Russische of Servische pathologen noch van de familie is commentaar
gekomen op de uitkomst van de sectie. Tijdens de sectie zijn extra
monsters genomen ten behoeve van een eventueel tegenonderzoek.
Conform de eerder gemelde voorlopige bevindingen, heeft het NFI nu
definitief geconcludeerd dat de doodsoorzaak een hartinfarct was. Bij
de sectie werden ernstige hartafwijkingen geconstateerd die tot een
hartinfarct hebben geleid. Er bleken geen tekenen van uitwendig
geweld.
Uit informatie van het Tribunaal bleek dat in december 2005 in de cel
van de heer Milosevic niet voorgeschreven medicijnen zijn aangetroffen
Ook uit diverse bloedonderzoeken (laatstelijk in januari 2006) was het
gebruik van niet voorgeschreven medicijnen, waaronder het middel
Rifampicine, gebleken. Daarnaast is door diens advocaat aan de politie
meegedeeld dat de heer Milosevic vermoedde dat hij werd vergiftigd.
Daarom is er door de officier van justitie een toxicologisch onderzoek
gelast en is er een doorzoeking van de cel van de heer Milosevic
gevorderd. Zondagavond 12 maart is onder toezicht van de
rechter-commissaris de cel van de heer Milosevic doorzocht. Hier zijn
geen andere dan de voorgeschreven medicijnen gevonden en werd ook geen
andere contrabande aangetroffen.
Het toxicologisch onderzoek naar de doodsoorzaak is nu afgerond. Er
zijn geen aanwijzingen voor een vergiftiging gevonden, en ook geen
toxicologische factoren die een hartinfarct hebben kunnen uitlokken.
Een aantal van de aan de heer Milosevic voorgeschreven medicijnen is
in het lichaamsmateriaal aangetroffen, echter niet in toxische
concentraties. Er zijn geen sporen van medicijnen aangetroffen die
niet waren voorgeschreven. Het NFI heeft voorts vastgesteld dat het
onwaarschijnlijk is enkele dagen voorafgaand aan het overlijden
rifampicine is ingenomen of toegediend.
Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen heeft het Nederlands
Forensisch Instituut het toxicologisch onderzoek laten overdoen door
het onafhankelijk Duitse Institut für Gerichtsmedizin uit Bonn. Dit
instituut is tot dezelfde conclusies is gekomen als het NFI. Het
steekproefsgewijs schaduwen van onderzoek is een gebruikelijk
onderdeel van het kwaliteitssysteem van het NFI.
Maandag 13 maart is het lichaam vrijgegeven en dinsdag 14 maart is het
opgehaald door de familie.
De bevoegdheid voor het optreden van het Nederlandse Openbaar
Ministerie in deze zaak is gelegen in artikel V en VI van de
overeenkomst tussen de Verenigde Naties (VN) en Nederland over het de
zetel van het Joegoslavië tribunaal in Den Haag uit 1994
(Headquarters Agreementâ). De hoofdregel is dat de wetgeving van het
gastland (Nederland) van toepassing blijft op het terrein van het
tribunaal. Hiermee verbonden zijn de Rules of Detention van het
tribunaal die gelden vanaf 1 augustus 1994. Artikel 33 van deze Rules
of Detention bepaalt dat in geval van het overlijden van een
gedetineerde een officieel onderzoek zal plaatsvinden, in
overeenstemming met de eisen die de Nederlandse wet aan een dergelijk
onderzoek stelt.
Vetverkeerd Verkeershandhaving Over deze site
Openbaar Ministerie