DE BURGER CENTRAAL
DE STAD OP ORDE
HOOFDLIJNENAKKOORD 2006-2010
(CONCEPT)
EMBARGO
tot dinsdag 4 april 15.00 uur
GOB PvdA - GroenLinks
1. Inleiding
Op 7 maart 2006 vonden in Sittard-Geleen gemeenteraadsverkiezingen plaats. Daarbij wonnen de
samenwerkende oppositie-partijen GOB, PvdA en GroenLinks gezamenlijk acht zetels (van 12 naar
20), terwijl de zittende coalitie z'n meerderheid verloor (van 20 naar 14). Verder verloor de VVD één
zetel en wist TransparanZ z'n enige zetel te behouden.
Op basis van deze uitslag vond van 9 tot 24 maart een informatiefase plaats, gericht op het verkennen
van de inhoudelijke koers voor de periode 2006-2010 tegen de achtergrond van deze duidelijke
uitslag, maar nadrukkelijk ook de (financiële en bestuurlijke) problematiek waarin de gemeente
verkeert. Mede op grond van het rapport Tijd voor Keuzes1 en de tijdens de informatiefase ter
beschikking gestelde documenten bleek dat deze problematiek niet alleen omvangrijker maar ook
weerbarstiger is dan richting de raad eerder zichtbaar was gemaakt. Winst van de informatiefase is
niet alleen dat deze problematiek en de onderliggende mechanismen en cultuuraspecten duidelijk in
beeld zijn gekomen, maar ook dat raadsbreed verinnerlijking van het probleembesef heeft
plaatsgevonden. Op grond van de verkiezingsprogramma's en vooral de inbreng van fracties tijdens
de informatiefase kan dan ook geconcludeerd worden dat de noodzaak van trendbreuken en
ombuigingen enerzijds en kwaliteitsverbetering op het sociaal-lokale vlak anderzijds breed wordt
onderschreven.
Conform het advies van de informateur hebben de partijen GOB, PvdA en GroenLinks het voortouw
genomen in de collegeonderhandelingen en het CDA uitgenodigd om als vierde partij opnieuw
medeverantwoordelijkheid voor het bestuur van de stad te dragen door aan de nieuwe coalitie deel te
nemen, echter onder de voorwaarde van een vernieuwende impuls op het personele vlak. Het CDA
heeft te kennen gegeven vooralsnog geen gebruik te maken van deze uitnodiging. De partijen GOB,
PvdA en GroenLinks wensen de uitnodiging richting het CDA te handhaven vanwege de meerwaarde
van substantiële verbreding met deze bestuurspartij met z'n provinciale en landelijke netwerk. Vanuit
het actuele perspectief van een drie-partijen-coalitie zijn vervolgens de coalitiebesprekingen
voortgezet, met het voorliggend hoofdlijnenakkoord als resultaat. Naast dit hoofdlijnenakkoord hebben
partijen in twee afzonderlijke documenten een aantal programma-afspraken geformuleerd en zijn er
afspraken gemaakt over de invulling van de wethoudersposten. Samen met dit hoofdlijnenakkoord
vormen zij de basis voor de start van het nieuwe college. Het hoofdlijnenakkoord en de programma-
afspraken weerspiegelen de balans die gevonden is tussen enerzijds de noodzaak om de (financiële
en bestuurlijke) problematiek van de gemeente aan te pakken en anderzijds de ambitie om het
sociaal-lokale profiel in het gemeentelijk beleid te versterken. Dit alles onder het motto: de burger
centraal, de stad op orde.
Leeswijzer
In dit hoofdlijnenakkoord komt allereerst een beknopte beschrijving aan de orde van de situatie waarin
Sittard-Geleen verkeert (paragraaf 2), gevolgd door de vooruitzichten bij ongewijzigd beleid (paragraaf
3). Dit leidt tot de conclusie dat ingrijpende keuzes en trendbreuken nodig zijn, gekoppeld aan een
sociaal-lokaal perspectief. De trendbreuken komen aan de orde in paragraaf 4, waarna in paragraaf 5
ingegaan wordt op trendbreuken die nodig zijn voor een noodzakelijk nieuwe koers. Dit alles vormt het
vertrekpunt voor een uitwerkingstraject richting de begroting 2007 (paragraaf 6), waarna dit
hoofdlijnenakkoord wordt afgesloten met een uitnodiging aan allen in deze stad, raad en ambtelijke
organisatie om gezamenlijk bij te dragen aan de toekomst van deze stad en aan het vormgeven van
een nieuwe bestuurlijke en ambtelijke cultuur.
2. De staat van de stad
Sittard-Geleen staat er bij de start van de raadsperiode 2006-2010 bepaald niet rooskleurig voor, zo
blijkt uit het rapport Tijd voor Keuzes en de overige stukken uit de informatiefase. In eerste instantie
blijkt de financiële problematiek groter te zijn dan aanvankelijk gepresenteerd en dreigt deze door te
groeien richting een structureel tekort van 20 miljoen euro per jaar. Het financieel perspectief wordt
verder nadelig beïnvloed door wijzigingen van het rijksbeleid. Bestuurlijk en ambtelijk wordt de
1 `Tijd voor Keuzes', eindrapport van de gelijknamige commissie die in opdracht van de (unanieme) raad onderzoek heeft
gedaan naar aangrijpingspunten voor het oplossen van de financiële problematiek van de gemeente Sittard-Geleen. De
commissie bestond uit de externe leden mevr. A. Van de Vondervoort, prof.dr. A. Korsten en drs. P. Jussen RA. Verder waren
lid van deze commissie dhr. P. Geenen (wethouder Middelen, voorzitter) en mevr. mr. M. Goldsmits (gemeentesecretaris). Het
eindrapport werd op 10 maart aan de raad aangeboden. De aanbevelingen van deze commissie zijn grotendeels overgenomen
in dit hoofdlijnenakkoord.
Hoofdlijnenakkoord 2006-2010 2
financiële haalbaarheid onvoldoende voorop gesteld in het handelen, en ontbreekt het aan adequate
machinerie om te komen tot matiging en beheersing. Daardoor werd te vaak geprobeerd om verder te
springen dan de polsstok lang is. Achter deze financiële situatie gaat een breed en diep
cultuurprobleem schuil, want het ontbreekt in Sittard-Geleen aan voldoende voorvechters en
cultuurdragers voor budgettaire discipline. De gemeente neemt verder besluiten zonder heldere
rolopvatting en zonder een voldoende selectieve en discriminerende strategie. Er zijn met andere
woorden teveel plannen en projecten, die ook nog eens onvoldoende getoetst zijn op financiële
haalbaarheid en maatschappelijke draagvlak. De gemeente geeft een erg ruime invulling aan datgene
waarvoor het lokaal bestuur verantwoordelijk is, hetgeen niet alleen blijkt uit het stelselmatig
`opplussen' van versoberingen van het rijksbeleid, maar ook uit een cultuur van alles zelf te willen
regelen en iedereen te willen `pleasen'. Beleid wordt consequent gestapeld, nooit gestopt.
Vermindering van middelen leidt niet tot vermindering van ambitie. De ambtelijke organisatie is in
kwalitatieve zin nog niet doorgegroeid naar de schaal van de stad. Op het gebied van de
organisatieontwikkeling moeten dus nog belangrijke stappen gezet worden. En op het gebied van
automatisering is sprake van een ernstige achterstand met groeiende risico's voor de bedrijfsvoering.
Naast een krimpend financieel perspectief, de door de commissie Tijd voor Keuzes beschreven
cultuuraspecten en de geschetste achterstanden is lange tijd de dalende trend van het inwonertal
genegeerd. In de stadsvisie en de daarop volgende begrotingen en beleidsnota's is consequent
uitgegaan van een groei richting 100.000 inwoners, terwijl studies naar demografische ontwikkelingen
juist steeds duidelijker wijzen op een krimp, en wel richting 92.000 inwoners in 2015.2 Tegelijk met
deze krimp doet zich ook nog eens een sterke wijziging van de bevolkingssamenstelling voor, die zich
kenmerkt door een afnemend aantal 30-64 jarigen (beroepsbevolking) in combinatie met een sterke
vergrijzing. De krimp en wijziging van de samenstelling van de bevolking zijn tot op heden nog op
geen enkele wijze opgenomen in het gemeentelijk beleid, dat juist (tegen beter weten) is blijven
uitgaan van het realiseren en faciliteren van de bevolkingsgroei. Sittard-Geleen heeft verder te maken
met serieuze risico's in het behoud van de ontwikkeling van grotere (industriële) bedrijvigheid. De
ontwikkelingen rond NedCar tonen keihard aan hoe kwetsbaar we op dit punt zijn. Dit heeft
onontkoombare gevolgen voor de toekomst, waarop nadrukkelijk geanticipeerd moet worden.
In de geschetste praktijk voelt de burger3 zich onvoldoende centraal staan in het bestuurlijk en
ambtelijk handelen. Dienstverlening wordt nog onvoldoende ervaren als een kerntaak van de
gemeente, innovatieve mogelijkheden op het gebied van bijvoorbeeld e-dienstverlening zijn nog
nauwelijks opgepakt. Bij de burger bestaat de indruk dat onderwerpen als de kwaliteit van de directe
woon- en leefomgeving minder hoog op de agenda staan als bijvoorbeeld de afbouw van het Fortuna-
stadion. Burgers worden nog te dominant als consumenten van gemeentelijke producten gezien, in
plaats van participanten. Communicatie is mede daardoor teveel gericht geweest op uitsluitend het
uitleggen van gemeentelijk handelen, in plaats van het organiseren van dialoog. De betrokkenheid van
inwoners bij de totstandkoming van beleid blijft nog te vaak beperkt tot het (op grond van een
wettelijke verplichting) kunnen reageren op panklare beleidsproducten (= inspraak), in plaats van het
in samenspraak met burgers opstellen hiervan (= interactieve beleidsvorming). De winst zal
nadrukkelijk gezocht moeten worden in een wijziging van houding (cultuuropvatting) ten aanzien van
de dienstverlening, naast de vanzelfsprekende verbetering van de benodigde technieken, waaronder
internet en e-dienstverlening. Bekend is dat de organisatie op dit punt een inhaalslag zal moeten
maken.
3. Doorkoersen?
En wat is het perspectief als de gemeente gewoon op deze wijze blijft doorkoersen? Bij ongewijzigd
beleid en handelen zal het begrotingstekort hoogstwaarschijnlijk blijven oplopen en komen de
gemeentelijke financiën nooit `in control'. De gemeente zal daardoor steeds verder in de gevarenzone
van een artikel-12-status komen, hetgeen inhoudt het verliezen van de eigen regie als gevolg van een
krachtig ingrijpen van hogere overheden. Noodzakelijke investeringen in de kwaliteit van bijvoorbeeld
wijkvoorzieningen, openbare ruimte, organisatie en automatisering blijven daardoor financieel
nauwelijks haalbaar. Het nog langer negeren van onvermijdbare wijziging van omvang en
samenstelling van de bevolking zal leiden tot een disbalans tussen het aanbod van bijvoorbeeld
woningen en voorzieningen dat gerealiseerd wordt enerzijds en de gewijzigde vraag anderzijds. En
2 Dit cijfer is het gemiddelde van de prognoses van ABF PRIMOS (dat uitgaat van 91.000 inwoners in 2015) en het ETIL
(93.000 inwoners in 2015).
3 Hieronder worden in dit hoofdlijnenakkoord zowel inwoners als bedrijven en maatschappelijke instellingen (waaronder ook
verenigingen) bedoeld.
Hoofdlijnenakkoord 2006-2010 3
zonder het versterken van met name het MKB en het investeren in nieuwe werkgelegenheid loopt de
stad het risico onvoldoende weerbaar te zijn tegen dreigende tegenslagen op het gebied van de
(grote) industriële bedrijvigheid. Tenslotte wordt het risico gelopen om het meest kostbare goed van
de lokale overheid, namelijk vertrouwen en draagvlak van haar burgers, langzaam maar zeker kwijt te
raken. Al deze vooruitzichten leiden tot versterking van de overtuiging dat, conform het advies van de
commissie Tijd voor Keuzes, stevige trendbreuken noodzakelijk zijn om het tij te keren. Dit alles is
nodig in het belang van de stad.
4. Noodzaak voor een nieuwe koers
De geschetste problematiek en de vooruitzichten bij ongewijzigd beleid stemmen niet vrolijk. Het is
voor bestuurders met verantwoordelijkheidsbesef een taak om niet alleen voor de korte maar ook voor
de lange termijn hiervoor oplossingen aan te dragen. Dit gebeurt vanuit de overtuiging dat voor een
structurele oplossing enkele mechanismen doorbroken moeten worden. Dit vraagt om een nieuwe
koers op basis van trendbreuken op meerdere terreinen, die in de komende periode nader uitgewerkt
moet worden, om vervolgens richting organisatie en bestuur geïmplementeerd te worden in wijze van
handelen. Hierbij gaat het in ieder geval om de volgende acht trendbreuken:
1. Een andere visie op de burger: participeren i.p.v. consumeren
Het is van belang om de burger (inwoners, bedrijven en instellingen) anders te gaan benaderen dan
uitsluitend als consumenten van gemeentelijke producten. Dit betekent werken vanuit een duidelijke
grondhouding, zowel bestuurlijk als ambtelijk: wij nemen burgers serieus, hebben vertrouwen in hun
zelfwerkzaamheid en hun verantwoordelijkheidsbesef. Vanuit die invalshoek zal de gemeente burgers
niet alleen informeren over haar handelen, maar hierover ook met hen de dialoog aangaan. Vanuit die
invalshoek zal de gemeente burgers niet alleen meer (in)zicht geven op de totstandkoming van beleid,
maar hen hier ook nadrukkelijker bij betrekken. Door de eigen verantwoordelijkheid en eigen
mogelijkheden van burgers (inwoners, bedrijven en instellingen) als vertrekpunt te nemen, kunnen zij
ook een bredere rol en verantwoordelijkheid krijgen in de oplossingensfeer.
Een koersverandering richting participatie zal nadrukkelijk ook het `leitmotiv' worden als het gaat om
maatschappelijke participatie, waarbij als één van de hoofdthema's van de inhoudelijke koers zal
moeten worden ingezet op het bevorderen van werkgelegenheid, omdat werk boven uitkering gaat.
Op dit vlak zal alle denkbare creativiteit ingezet moeten worden, waarbij geldt dat voor hen die dat
echt nodig hebben bescherming van de zijde van de overheid geboden zal blijven worden. Het
beschermen van de zwakkeren in de samenleving blijft centraal staan.
2. Een andere rolopvatting voor de gemeente: reguleren i.p.v. regelen
De gemeente is zich in al haar handelen nadrukkelijk bewust wat hierbij haar rol, taak en
verantwoordelijkheid is. Zeker in grote dossiers zal deze nadrukkelijk beschreven moeten worden, om
vervolgens het handelen hieraan voortdurend te toetsen. Uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid
voor het oplossen van problemen en realiseren van wensen op het juiste bordje ligt, en dus minder
dan in het verleden op het bordje van de gemeente terecht komt. Daarbij wordt een duidelijk verschil
gemaakt tussen reguleren (mogelijk maken) of regelen (maken) als vertrekpunt van gemeentelijk
optreden, waarbij een voorkeur wordt uitgesproken voor de eerste. In dat geval zal de gemeente meer
dan in het verleden moeten kiezen voor de rol van regisseur, van degene die de randvoorwaarden
aangeeft waarbinnen ontwikkelingen en voorzieningen kunnen worden gerealiseerd, in plaats van
hoofdrolspeler. `Niet roeien, maar sturen', dat moet nadrukkelijker het motto worden ten opzichte van
het verleden. Deze rolopvatting sluit aan op de visie van de participerende burger, die kan worden
aangesproken op de eigen mogelijkheden en maatschappelijke verantwoordelijkheid. In de
optredende interactie tussen overheid en partners zou vervolgens in plaats van gebaande paden,
zoals het ogenschijnlijke automatisme van inzet van financiële middelen van gemeentelijke zijde,
ingezet moeten worden op creativiteit en innovatie. Tenslotte past in een sterker rolbewustzijn het
verbeteren van opdrachtgever-opdrachtnemerrelaties.
Nadrukkelijk dient te worden opgemerkt dat de gemeente in een meer sturende rol geen vertaling kan
krijgen in meer regels. Meer vertrouwen bij burgers neerleggen dient juist gepaard te gaan met
deregulering en ontbureaucratisering. Tegen die achtergrond zal in samenspraak met inwoners,
bedrijven en instellingen een actieplan opgesteld worden.
3. Een actievere houding ten aanzien van dienstverlening
De houding en visie van de gemeente richting burgers (inwoners, bedrijven en instellingen) komt
dagelijks tot uitdrukking in de gemeentelijke dienstverlening. Om de burger ook op dit vlak centraal te
stellen, is ook hier een trendbreuk nodig. Dienstverlening mag niet ervaren worden als een hinderlijke
Hoofdlijnenakkoord 2006-2010 4
onderbreking van de dagelijkse werkzaamheden van de gemeente, maar is hiervan juist één van de
belangrijkste taken. Uiteraard houdt het niveau van dienstverlening verband met adequate technische
middelen en de noodzaak van technologische vernieuwingen, maar belangrijker nog dan dat is de
houding van de gemeente (bestuur en organisatie) ten opzichte van dienstverlening. Verbetering van
de dienstverlening mag geen sluitstuk zijn van het handelen, maar moet nadrukkelijk weer als
topprioriteit op de bestuurlijke en ambtelijke agenda geplaatst worden, met herkenbare doorvertaling
naar resultaten in de praktijk.
4. Van groei naar krimp
Op grond van bevolkingsprognoses zal uitgegaan worden van een krimp van het aantal inwoners tot
92.000 in 2015. Deze krimp tekent zich met name af in de categorie 30 tot 64-jarigen, in combinatie
met een sterke vergrijzing. Deze krimp betekent een dalende beroepsbevolking en afnemend
draagvlak voor voorzieningen. Ook is er sprake van wijziging van opgaven op het gebied van
woningbouw. Daarbij komt het accent meer dan voorheen te liggen op kwalitatief beheren, innoveren
en herstructureren van betaande woongebieden en voorzieningen. Sittard-Geleen wordt hierdoor
overigens geen beheergemeente, maar blijft zich ontwikkelen, mogelijk alleen in een ander tempo en
in ieder geval met andere accenten.
Vanwege de doorwerking van het thema van de krimpende bevolking richting allerhande
beleidsterreinen zal in het najaar van 2006 dit onderwerp goed in beeld gebracht moeten zijn, om het
vervolgens richting raad en stad in debat te brengen, gevolgd door doorvertalen van de consequenties
naar onder meer het beleid ten aanzien van woningbouw, arbeidsmarkt, voorzieningen, detailhandel,
zorg, enzovoort.
5. Consequenter en daardoor betrouwbaar handelen
Burgers (inwoners, bedrijven en instellingen) ontlenen zekerheid aan de besluitvorming van de
gemeente. Vanuit die invalshoek moet vastgesteld beleid nadrukkelijker uitgangspunt van handelen
vormen. Wat besloten is, wordt ook zo uitgevoerd, daar moeten burgers van uit kunnen gaan.
Afwijkingen van beleid behoren nadrukkelijk uitzondering te zijn, en wijziging van beleid vindt pas
plaats indien daartoe gegronde redenen zijn. Door nadrukkelijk in de uitvoering het door raad of
college vastgestelde beleid als richtsnoer te nemen, zal het optreden van de gemeente consequenter
en betrouwbaarder worden. De `afspraak is afspraak'-cultuur zal niet alleen in het verkeer tussen
gemeente en samenleving leidend moeten worden, maar ook binnen de gemeente (bestuur en
ambtelijke organisatie).
6. Budgettaire discipline
Om de financiële problematiek van de gemeente te kunnen oplossen, is het van het grootste belang
om fors in te zetten op budgettaire discipline, met als belangrijkste trendbreuk de stelregel dat er geen
geld wordt uitgegeven dat er niet is. In de begroting 2007 moeten de eerste aanzetten van deze
trendbreuk al duidelijk zichtbaar zijn. Daarnaast dienen inspanningen van de gemeente herijkt te
worden aan de financiële haalbaarheid, onder het motto dat we niet verder kunnen springen dan de
financiële polsstok lang is. Ook bij dit punt is het mogelijk maken van de trendbreuk een kwestie van
een combinatie van techniek en cultuur. Het op orde krijgen van instrumenten voor beheersing,
verantwoording en controle te krijgen en het formuleren van duidelijke financiële spelregelsdient
prioriteit te krijgen. Daarnaast is het van het grootste belang om cultuurdragers van budgettaire
discipline te krijgen, onder meer in de persoon van de burgemeester, wethouder middelen, algemeen
directeur en de concerncontroller, die met gezag en overtuiging de noodzakelijke trendbreuk op dit
gebied uitdragen en bewaken.
Daarnaast moet gelden dat bij besluitvorming de financiële consequenties zo goed mogelijk in beeld
zijn gebracht, ook voor wat betreft de langere termijn. Mede vanuit die invalshoek, maar ook om op
korte termijn maximaal te kunnen bijsturen, zullen alle nog niet in uitvoering zijnde projecten worden
opgeschort, in afwachting van een integrale heroverweging. Voor deze herijking wordt het `nee,
tenzij...'-principe gehanteerd, hetgeen inhoudt dat projecten in beginsel beëindigd worden als dit een
bijdrage aan de oplossing voor de financiële problematiek oplevert, geen disproportionele nadelige
consequenties optreden alsmede het project onvoldoende bijdraagt aan doelstellingen en/of weinig
maatschappelijk draagvlak kent.
Tevens zal, omwille van het vinden van aangrijpingspunten voor verbetering van de financiële positie,
het gemeentelijk beleid vergeleken worden met dat van vergelijkbare gemeenten (met het IFLO-
Hoofdlijnenakkoord 2006-2010 5
onderzoek4 als meetlat), waarbij tevens in kaart wordt gebracht op welke terreinen sprake is van het
`opplussen' van rijksbeleid.
7. Eindigheid beleid
Vanuit dezelfde noodzaak als budgettaire discipline, namelijk het bevorderen van een gezond
financieel perspectief, is het, conform advies van de commissie Tijd voor Keuzes, van belang om
eindtermijnen voor beleid te gaan hanteren alsmede de spelregels `oud-voor-nieuw' en `minder geld
betekent minder beleid', om stapeling van beleid en beleidsautomatismen (met alle budgettaire
gevolgen van dien) te voorkomen. Vanuit deze invalshoek zal ook aan alle subsidierelaties een
eindtermijn worden gekoppeld, zodat periodiek heroverwogen kan worden of geldelijke ondersteuning
tegen de achtergrond van (gewijzigde) doelstellingen van de subsidiegever of activiteiten van de
subsidienemer al dan niet gecontinueerd moet worden.
8. Het belang van communicatie
Vanuit het adagium van `de burger centraal' dient communicatie nadrukkelijker dan in het verleden
een burgergericht karakter te krijgen. Waar mogelijk zal hierbij nadrukkelijker op dialoog en luisteren
worden ingezet, ten opzichte van voorlichting en vertellen. Het beschikbare instrumentarium zal hierop
moeten worden herijkt, evenals de huidige bestedingen op het gebied van communicatie
gemeentebreed. De uitkomst van dit onderzoek dient als basis voor een verbeterslag in het
communicatiebeleid van de gemeente, waarbij het versterken van bestuurs- en beleidsvoorlichting en
het intensiveren van interactie centraal staan, met als scharnierpunt de wijkcommunicatie. Onderdeel
van dit onderzoek is (de wijze van) continuering van de stadskrant en het versterken van de lokale
omroep. Extra aandacht voor de communicatie vormt het toelichten van en het aangaan van de
dialoog over de maatregelen uit dit hoofdlijnenakkoord. Het is van belang de noodzaak hiervan breed
uit te dragen, om vervolgens in samenspraak met burgers aan oplossingen te werken.
5. Sociaal-lokale keuzes
De verkiezingsuitslag op 7 maart jongstleden is helder, maar de boodschap van het rapport Tijd voor
Keuzes ook. De daarin geschetste financiële en bestuurlijke problematiek maakt het noodzakelijk om
de geformuleerde aanbevelingen ter harte te nemen en als vertrekpunt te nemen voor het op orde
brengen van de gemeentelijke huishouding. Dit betekent dat raad en college in de periode 2006-2010,
en hoogstwaarschijnlijk ook nog daarna, voor de moeilijke opgave staan om met ingrijpende en
ongetwijfeld ook pijnlijke keuzes de problematische situatie waarin de gemeente verkeert te
doorbreken. Het is immers een illusie om te verwachten dat de omvangrijke problematiek en de
daaronder liggende weerbarstige cultuuraspecten in enkele jaren opgelost te hebben. De
coalitiepartijen zijn bereid om zich hiervoor verantwoordelijk te maken en roepen stad, raad en
organisatie op om dat ook te doen.
Naast de noodzaak tot het forceren van trendbreuken kan niet voorbij worden gegaan aan de noden
van de stad en de ambities van de coalitiepartijen om het sociaal-lokale profiel te versterken. Dit
betekent dat de uitdaging wordt aangegaan om, naast het saneren, ook in te zetten op het (proberen
te) realiseren van ambities uit de verkiezingsprogramma's. Realiseren, omdat een deel van deze
ambities niet te maken heeft met beslag op extra middelen, maar met zaken als aandacht, houding en
accentverschuiving. En proberen te realiseren, omdat het overige deel van deze ambities wel
afhankelijk is van de beschikbaarheid van financiële middelen. En die beschikbaarheid is vervolgens
weer afhankelijk van de mate waarin we er in slagen om een sluitend meerjarenperspectief te
bewerkstelligen.
De geschetste afhankelijkheid van het welslagen van de noodzakelijke saneringsoperatie voor het
realiseren van investeringen op het sociaal-lokale vlak brengt een volgtijdelijkheid in de aanpak voor
de komende periode met zich mee. In de eerste helft van de raadsperiode 2006-2008 zal het accent
noodgedwongen komen te liggen op het op gang brengen van het structureel op orde brengen van de
financiële en organisatorische situatie. Sociaal-lokale beleidsaccenten, zoals beschreven in het
document programma-afspraken, zullen in deze periode vooral gezocht moeten worden binnen
bestaande middelen, met name door een andere houding, gerichtere aandacht en creatiever
optreden. Strikt en consequent optreden in de jaren 2006 en 2007 en mogelijk een ander beleid van
de nieuwe regering in termen van méér mogelijkheden en middelen voor lokale overheden moet begin
2008 zicht gaan opleveren op ruimte voor het investeren in beleidsaccenten op het sociaal-lokale vlak.
4 IFLO= Inspectie Financiën Lokale Overheid, een afdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Hoofdlijnenakkoord 2006-2010 6
Daarom is het de bedoeling om op dat moment samen met de raad te bezien welke herkenbare
beleidsambities nog gerealiseerd dienen te worden in de periode tot 2010, zodat in 2010
geconcludeerd kan worden dat de gemeente overtuigende stapen heeft gezet in het op orde brengen
van de stad en het centraal stellen van de burger.
De gewenste accentverschillen zijn verwerkt in het document met programma-afspraken, die
nadrukkelijk onderdeel uitmaken van het coalitieakkoord. In de nadere uitwerking hiervan zal duidelijk
moeten worden welke hiervan op korte termijn kunnen worden opgepakt en welke onderdeel worden
van de heroriëntatie begin 2008, tegen het licht van de beschikbare mogelijkheden op dat moment.
Nogmaals wordt opgemerkt dat de mate waarin deze mogelijkheden dan voor handen zijn, in
belangrijke mate afhankelijk is van het welslagen van de geformuleerde trendbreuken op korte termijn,
te beginnen met zichtbare eerste aanzetten in de begroting 2007, een stevige herijking van alle nog
beïnvloedbare projecten, een vergelijking en herijking van beleid met referentiegemeenten en het
introduceren van eindtermijnen aan beleid en subsidies. Tenslotte zal onderzoek gestart worden naar
herziening van het convenant in het kader van het grote stedenbeleid (GSB), gericht op het
optimaliseren van de mogelijkheden tot substitutie. Het uitvoeren van de Mid Term Review in 2007 is
het moment om met het rijk hierover aangepaste afspraken te maken.
6. Routekaart voor nadere uitwerking
Het voorliggend hoofdlijnenakkoord is het vertrekpunt voor een intensief uitwerkingstraject, waarvan
de resultaten SMART-geformuleerd hun neerslag zullen moeten vinden in de begroting 2007 en
verdere documenten. Bij deze uitwerking wordt nadrukkelijk de dialoog met raad, stad en partners
gezocht. Daarbij zullen de volgende stappen doorlopen worden:
- Aanbieden hoofdlijnenakkoord aan de raad 6 april
- Start nadere uitwerking van het hoofdlijnenakkoord door het college vanaf 11 april
- Stadsgesprekken over hoofdlijnenakkoord, gericht op draagvlak en leveren van Voor de
bijdrage aan oplossingen zomer
- Afronding nadere uitwerking met prioriteitsvolgorde en verdere detaillering door het Augustus
college, gevolgd door aanbieden aan de raad
- Raadsdebat over uitwerking hoofdlijnenakkoord September
- Vaststelling begroting 2007, met daarin de nadere uitwerking verwerkt Okt/november
Op korte termijn zal deze routekaart nader uitgewerkt worden, inclusief nadere afstemming op
begrotingscyclus.
7. Uitnodiging aan de stad, raad en organisatie
Sittard-Geleen staat voor bepaald geen kleine opgave. Dit coalitieakkoord is dan ook geen blijde
boodschap. Het was de gemeenteraad reeds bij de vaststelling van de begroting 2006 duidelijk
geworden dat bij ongewijzigd beleid het tekort zal oplopen richting 11 miljoen euro. De commissie Tijd
voor keuzes heeft, op basis van een unanieme opdracht van de raad, op 10 maart jongstleden echter
onmiskenbaar duidelijk gemaakt dat dit tekort bij ongewijzigd beleid zelfs verder oploopt tot 20 miljoen
euro. Deze in het rapport Tijd voor keuzes omschreven erfenis noodzaakt de nieuwe gemeenteraad
tot onorthodoxe keuzes. In reactie op het rapport Tijd voor keuzes hebben alle fracties deze noodzaak
reeds onderschreven. De op te lossen problemen zijn van zo'n omvang en weerbarstigheid, dat een
gezamenlijke inzet nodig is om deze op te kunnen lossen. De coalitiepartijen zijn van mening dat dit
niet alleen door het college kan worden gerealiseerd, maar dat hiervoor maximaal samenspel met
stad, raad en ambtelijke organisatie nodig is. Dat is de reden waarom dit hoofdlijnenakkoord
aangeboden wordt met een uitnodiging aan stad, raad en organisatie, met een appèl op ieders
verantwoordelijkheid voor het op orde brengen van de gemeentelijke huishouding en het centraal
stellen van de burger. Samenspel met ruimte voor inhoudelijk debat en verschillen in benadering,
maar voortbouwend op het gezamenlijk probleembesef, zoals dat ontwikkeld is tijdens de
informatiefase.
Sittard-Geleen,
Namens GOB, Namens PvdA, Namens GroenLinks,
Hoofdlijnenakkoord 2006-2010 7
---- --
Gemeente Sittard-Geleen