Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
(17 februari 2006 AM/AMI/06/15710
nr. 2050608220
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid De Wit 4 april 2006
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid De Wit (SP) over de uittocht van Poolse
vaklieden
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
2
Nr 2050608220
Vraag 1:
Is het waar dat volgens het Poolse bureau voor de statistiek 14% van de werkgevers in Polen
moeite heeft met het vinden van gekwalificeerd personeel tegen 8% vóór de toetreding van Polen
tot de Europese Unie? (1)
Antwoord 1:
Deze cijfers zijn niet geheel juist.
Uit gegevens van het Poolse Centraal Bureau voor de Statistiek (GUS) blijkt dat in het eerste
kwartaal van 2005 9.2 procent van de Poolse bedrijven aangaf moeite te hebben gehad met het
vinden van gekwalificeerd personeel. In het tweede kwartaal van 2005 was dit 10,7 procent, in het
derde kwartaal 10,4 procent. In het vierde kwartaal 2005 steeg het percentage naar 13,6 procent,
om vervolgens in het eerste kwartaal van 2006 te dalen naar 12,2 procent.
Over 2004 zijn in Polen voor de economie als geheel - geen officiële cijfers beschikbaar voor het
percentage werkgevers dat moeite heeft met het vinden van gekwalificeerd personeel. Deze cijfers
is het GUS eerst met ingang van het eerste kwartaal 2005 gaan registeren. Voor één sector (de
verwerkende industrie) zijn er vanaf het tweede kwartaal 2004 wel cijfers beschikbaar. In het
tweede kwartaal van 2004 dus net voor de toetreding van Polen tot de EU - had 8 procent van
de bedrijven in deze sector moeite met het vinden van gekwalificeerd personeel. In het derde
kwartaal van 2004 ging het om 9 procent, in het vierde kwartaal om 10 procent.
Vraag 2:
Wat zijn de vergelijkbare cijfers voor moeilijk te vervullen vacatures voor de andere nieuwe EU-
landen? In welke bedrijfssectoren doet zich dit voor?
Antwoord 2:
Hongarije:
Voor Hongarije zijn geen vergelijkbare cijfers bekend. In Hongarije is er als gevolg van de
toetreding tot de Unie geen krapte ontstaan in bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt. Voor zover
zich tekorten aan gekwalificeerd personeel hebben voorgedaan, zijn deze niet het gevolg van een
migratiebeweging van Hongaarse werknemers naar de `oude EU15' landen. Hongaren zijn
geografisch (ook binnen Hongarije) weinig mobiel.
Slowakije:
Voor Slowakije zijn geen vergelijkbare cijfers te geven. De beschikbare informatie leert dat er tot
nu toe geen sprake is van bijzondere tekorten op de Slowaakse arbeidsmarkt als gevolg van
arbeidsmigratie naar het westen van de EU. Het onderwerp is niet actueel in het Slowaakse
publieke discours. Voor zover zich al tekorten voordoen, manifesteren deze zich in hoofdzaak bij
IT-personeel. De geneigdheid van Slowaken om in de `oude EU15' te gaan werken is niet groot.
3
Overigens zijn Slowaken ook binnen het eigen land doorgaans geografisch weinig mobiel (o.a.
door een remmende werking van het eigen huizenbezit).
Tsjechië:
In Tsjechië zijn er in bepaalde sectoren tekorten aan gekwalificeerd personeel, maar die zijn eerder
het gevolg van banengroei in het eigen land (door buitenlandse investeringen en uitbreiding van de
dienstensector) dan van arbeidsmigratiebewegingen naar het westen van de EU. Tsjechische
werknemers zijn in het algemeen geografisch ook weinig mobiel.
Dit kan onder meer worden geïllustreerd aan de hand van de migratie op grond van bilaterale
migratie-akkoorden van de Tsjechische Republiek met Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. De in
de akkoorden afgesproken migratiequota werden nimmer gehaald.
De arbeidsmarkttekorten doen zich vooral voor bij de volgende beroepsgroepen (periode okt.
2004-juni 2005):
- `Senior officials and corporate executives' (14%)
- 'Architects, designers, building and industry engineers etc.'(31,4%)
- `Health and vetinary officials '(15,5%)
- 'Corporate professionals (accountants, financial planning, tax consultants,
HR professionals etc)' (23,8%).
Het Tsjechische ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deelde mee dat de helft van de
vacatures binnen een maand werd vervuld; slechts 12% kon na zes maanden nog niet worden
vervuld.
Slovenië:
Slovenië kent tekorten aan geschoold personeel in de bouwsector. De toetreding van het land tot
de EU, met dientengevolge ruimere mogelijkheden voor arbeidsmigratie, vormt hiervoor aldus
het ministerie van Werkgelegenheid, Familie en Sociale Zaken - niet de verklaring. Het EU-
lidmaatschap heeft volgens het Sloveense ministerie geen significante negatieve gevolgen gehad
voor de Sloveense arbeidsmarkt. Slovenen zijn niet bang voor een `skill drain'; ze zijn over het
algemeen geografisch weinig mobiel.
Litouwen:
De bevraagde Litouwse instellingen hebben geen cijfers beschikbaar voor moeilijk te vervullen
vacatures. De tekorten doen zich voor op de arbeidsmarkt als geheel, en dan in het bijzonder in de
volgende bedrijfssectoren: de bouwsector (maar dat vooral door een enorme boom),
administratieve beroepen, transport, handel/dienstverlening in het algemeen en productieprocessen
in het algemeen. De tekorten hangen deels ook samen met het feit dat een groot aantal Litouwers
sinds 1 mei 2004 naar de `oude EU15' gemigreerd is. Minister-president Brazauskas gaf zeer
onlangs aan dat het effect van de migratie op de binnenlandse arbeidstekorten waarschijnlijk van
tijdelijke aard is. De grote emigratiegolf was naar zijn overtuiging voorbij. Ook worden de
economische omstandigheden in het land steeds beter en stijgen de lonen snel (`double digit' de
laatste jaren, en naar verwachting 15% in 2006).
Letland:
Hoewel het probleem van uitstroom van arbeidskrachten uit Letland algemeen erkend wordt, zijn
er geen cijfers beschikbaar voor moeilijk te vervullen vacatures in Letland. Volgens gegevens van
4
het Ministerie van Economie zijn ongeveer 50.000 werknemers uit Letland werkzaam in andere
EU-landen, grotendeels in Ierland en het VK. Dat komt overeen met ongeveer 5% van het totaal
aantal werknemers in Letland. Hoewel veel werkgevers klagen over de schaarste op de
arbeidsmarkt, zijn er geen gegevens beschikbaar over de schaarste per bedrijfstak. Uit gesprekken
en media kan worden opgemaakt dat de krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van arbeidsmigratie
zich vooral doet gevoelen in de gezondheidszorg, transportsector en metaalindustrie.
Estland:
Het beeld uit het Trouw-artikel klopt in grote lijnen voor Estland. De meest geliefde bestemmingen
voor de Estse werknemers zijn Finland, het VK en Ierland. Finland is van oudsher een gewilde
bestemming, al van voor de toetreding (en ook nu, ondanks bestaande restricties), en het VK en
Ierland zijn populair vanwege de taal en het ontbreken van restricties. Waar naar Finland vooral
bouwvakkers en andere "blue collar" werkers gaan, zijn de - veelal tijdelijke - Estse werknemers in
VK en Ierland relatief hoog opgeleid (maar in de gastlanden toch vaak tot "blue collar" banen
veroordeeld). Werknemersverkeer vanuit Estland naar andere `oude EU15'-Lidstaten is in de
praktijk nauwelijks meetbaar.
Inmiddels is het werknemersverkeer naar m.n. Finland een niet gering probleem voor de Estse
economie. Werkgeversorganisaties klagen luid over het gebrek aan gekwalificeerde
arbeidskrachten. Vooral de constructiesector heeft hiervan te lijden. De "building boom" in Estland
- vooral Tallinn - is van dien aard dat in de bouw inmiddels salarissen worden betaald die niet veel
onder het Finse niveau liggen.
Vraag 3:
Is het waar dat 20% van de bouwbedrijven en 33% van de houtbewerkingsbedrijven kampt met
personeelstekort? Zo neen, wat is dan de situatie?
Antwoord 3:
Deze cijfers zijn ongeveer juist.
Uit het maandelijks overzicht van de "Business Tendency Survey in Industry" (een publikatie van
het Poolse Centraal Bureau voor de Statistiek) blijkt met betrekking tot de bouwsector dat
gemiddeld 23,2 procent van de werkgevers in januari 2006 aangeeft moeite te hebben met het
vinden van gekwalificeerd personeel. In de maand februari 2006 is dat 21,8 procent. In de periode
februari 2005-december 2005 groeide het maandelijkse cijfer geleidelijk van 10 procent naar 20,8
procent.
Uit cijfers over het eerste kwartaal van 2006 van de "Business tendency survey in industry" blijkt
dat 29,9 procent van de bedrijven in de sector houtbewerking (excl. meubels) aangeeft moeite te
hebben met het vinden van gekwalificeerd personeel. In 2005 steeg dit percentage van 15,9
procent (1e kwartaal) naar 34,1 procent (vierde kwartaal).
Vraag 4:
Wat zullen de effecten zijn op de Poolse arbeidsmarkt als de beperkingen van het vrije verkeer van
werknemers door Nederland en de andere EU-landen worden weggenomen?
5
Antwoord 4:
De effecten van het invoeren van een vrij verkeer van werknemers in Nederland zullen voor de
Poolse arbeidsmarkt zeer beperkt zijn. De extra migratie naar Nederland zal naar verwachting
immers beperkt zijn. Het onderzoeksrapport van Ecorys schat die voor alle werknemers uit de
nieuwe lidstaten op 23.500 tot 33.500 personen en 13.500 tot 18.000 arbeidsjaren. Op een
Poolse bevolking van bijna 40 mln. hebben deze aantallen nauwelijks effect.
Wanneer alle EU-lidstaten een vrij verkeer van werknemers invoeren, zal dat uiteraard grotere
effecten hebben op de Poolse arbeidsmarkt. Indien werklozen (Polen heeft een
werkloosheidspercentage van 18%) op grotere schaal werk in andere EU-lidstaten zullen vinden,
zijn de gevolgen voor de Poolse arbeidsmarkt positief. Wanneer met name werknemers
vertrekken, kunnen wellicht (grotere) tekorten in bepaalde sectoren ontstaan. Overigens is de
Poolse overheid nog altijd een warm voorstander van een vrij verkeer van werknemers in heel de
EU.
Vraag 5:
Wat is de omvang van de toestroom van arbeidskrachten uit landen ten oosten van de Europese
Unie naar Polen en de andere nieuwe EU-landen? Wat is het beleid van deze landen met
betrekking tot tewerkstelling uit niet EU-landen?
Antwoord 5:
Bij de toestroom van arbeidskrachten uit landen ten oosten van de Europese Unie naar Polen en
de andere nieuwe EU-landen moet onderscheid gemaakt worden tussen legale en illegale instroom.
Polen:
In Polen is de legale instroom van Oekraïners, Wit Russen en Russen aanzienlijk kleiner dan de
illegale instroom. Het GUS (Poolse Centraal Bureau voor de Statistiek) heeft de volgende cijfers
over legale immigratie uit deze landen (op basis van door de Poolse autoriteiten afgegeven
permanente verblijfsvergunningen) De cijfers hebben betrekking op het jaar 2004. Over 2005 zijn
nog geen cijfers bekend.
In 2004 zijn:
· 294 permanente verblijfsvergunningen afgegeven aan personen uit de Russische Federatie
(voor 83 mannen en 211 vrouwen)
· 262 permanente verblijfsvergunningen afgegeven aan Witrussen (voor 71 mannen en 191
vrouwen)
· 1196 permanente verblijfsvergunningen afgegeven aan Oekraïners (voor 310 mannen en
886 vrouwen).
Op centraal niveau in Warschau is niet bekend hoeveel personen uit deze groep tevens in het bezit
zijn van een tewerkstellingsvergunning. De aanvraag van een dergelijke vergunning gebeurt namelijk
decentraal: via het dichtstbijzijnde arbeidsbureau. Algemeen bekend is dat velen de lange,
bureaucratische en dure procedure voor het aanvragen van een werkvergunning achterwege laten.
6
Over de illegale instroom van Oekraïners, Wit Russen en Russen bestaan geen officiële cijfers.
Deze groep heeft immers geen verblijfsvergunning en evenmin een tewerkstellingsvergunning. Zij
schrijven zich ook niet in bij de gemeente of het arbeidsbureau.
Schattingen over het aantal illegale werknemers in Polen uit bovengenoemde landen lopen zeer
sterk uiteen. Het Poolse Instituut voor Werk en Sociale Studies (een overheidsinstantie) spreekt
van 50.000 tot 100.000 werknemers per jaar. Maar er zijn ook schattingen die gaan richting 1
miljoen illegale werknemers per jaar. Overigens is het verblijf van illegalen in Polen doorgaans van
korte duur. Het gaat vooral om `circulaire arbeidsmigratie', zodat de omvang in `full time
equivalents' aanzienlijk beperkter is. Een groot aantal arbeids-migranten uit de oostelijke
buurlanden komt Polen binnen op een goedkoop of zelfs gratis toeristenvisum dat geldig is voor 3
maanden. Seizoensarbeiders, die korter dan drie maanden in Polen zijn, verblijven derhalve legaal
in het land maar werken er illegaal. Mannen werken veelal als seizoensarbeiders in de bouw en de
agrarische sector. De vrouwelijke migranten zijn over het algemeen werkzaam in de
huishouding/schoonmaak, kinderopvang en (bejaarden)verzorging.
Andere groepen blijven langer dan 3 maanden en verblijven derhalve illegaal op Poolse
grondgebied (illegal overstay). Bovendien werken zij illegaal. Zij vermijden bewust een langdurige,
bureaucratische en bovenal dure procedure voor de aanvraag van een verblijfs- en
tewerkstellingsvergunning.
Een duidelijk onderscheid naar land van herkomst/nationaliteit kan niet worden aangegeven. Dit
omdat iedere vorm van registratie van deze groep ontbreekt, en bovendien alle betrokkenen zich
van de Russische taal bedienen.
De toestroom van illegale arbeidskrachten uit de oostelijke buurlanden van Polen is al tien jaar
geleden begonnen. Er is dan ook geen directe samenhang met de toetreding van Polen tot de EU
(in mei 2004). De illegalen vervullen vacatures waarvoor de Polen zelf ondanks de hoge
werkloosheid (18 procent tot plaatselijk in Oost-Polen 30 procent ) geen belangstelling hebben.
Het gaat vooral om zwaar lichamelijk werk voor een - voor Poolse begrippen - laag loon.
Volgens het Poolse Instituut voor Werk en Sociale Studies is er geen sprake van verdringing. Voor
deze groep illegale werknemers bestaat er onder de Poolse bevolking een hoge mate van tolerantie
en - vooral sinds de Oranjerevolutie in de Oekraine - brede sympathie.
Het Poolse Ministerie van Arbeid en Sociaal Beleid heeft een plan in voorbereiding om in mei
2006 te komen tot een gedeeltelijke openstelling van de grenzen voor arbeidskrachten uit
Oekraïne, Wit Rusland en Rusland. Dit zou moeten gaan gelden voor bepaalde sectoren
(waaronder de bouw). Er zouden 10.000 vacatures vervuld moeten worden. Deze legalisering van
de illegale arbeid moet het gevaar van sociale dumping en oneerlijke concurrentie in Polen
tegengaan. Deze vreemdelingen kunnen overigens ook na vijf jaar als ze mogelijk de status van
langdurig ingezetene derdelander kunnen krijgen, niet zonder tewerkstellingsvergunning met
volledige arbeidsmarkttoets aan het werk in Nederland.
Hongarije:
7
Tekorten op de Hongaarse arbeidsmarkt worden in hoofdzaak opgevuld door personen uit
Hongaarssprekende minderheden in de buurlanden (vooral uit Slowakije). Voor de EU8
buurlanden gelden geen beperkingen op het vrije werknemersverkeer. Voor níet-EU landen geldt
een tewerkstellingsvergunningsvereiste. De twv wordt in de praktijk in de meeste gevallen wel
toegekend, maar kent een lange proceduretijd van enkele maanden.
Slowakije:
Omdat nauwelijks sprake is van tekorten in de sfeer van gekwalificeerd personeel is er geen
sprake van een substantiële instroom van legale arbeid verrichtende werknemers uit landen als Wit-
Rusland, Oekraïne en Rusland. Voor werknemers uit níet-EU-landen geldt een twv-vereiste (incl.
arbeidsmarkttoets). Twv's worden redelijk soepel verstrekt als het gaat om applicaties vanuit de
Slowaakse minderheden in Oekraïne.
Tsjechië:
Arbeidsmigratie met derdelanden is bij wet gereguleerd. Voor níet-EU werknemers geldt een
tewerkstellingsvereiste (inclusief arbeidsmarkttoets). In 2004 werkten er in totaal 108.000
buitenlandse werknemers in de Tsjechische Republiek. Hiervan waren er 73.000 afkomstig uit de
EU25 (m.n. Slowakije: 60.000). Van het resterende deel was ca. 22.000 afkomstig uit de
Oekraïne, 1000 uit Rusland en 800 uit Wit-Rusland. In 2003 is het Ministerie van
Werkgelegenheid en Sociale Zaken een pilot-project gestart met het oog op "Selectie van
gekwalificeerde buitenlandse werknemers". Jaarlijks worden in dit kader voor een aantal landen
(o.a. Wit-Rusland en sinds 1 januari 2006 de Oekraïne) quotaplafonds vastgesteld. Specialisten uit
deze landen kunnen aldus volgens een verkorte procedure in aanmerking komen voor een
permanente verblijfsvergunning in Tsjechië. Gedurende de periode juli 2005-juni 2006 kunnen in
totaal 1000 buitenlandse werknemers met specialistische kennis van de regeling gebruik maken.
Slovenië:
Soms is het onvermijdelijk dat Sloveense werkgevers op zoek moeten naar geschikt personeel
buiten de EU. Arbeid van derdelanders is bij wet geregeld. Voor hen is een
tewerkstellingsvergunning vereist. Jaarlijks bepaalt de overheid een plafond voor het aantal te
verstrekken twv's. Aldus reguleert het de aantallen, afhankelijk van de behoefte op de
arbeidsmarkt. Voor sectoren met manifeste tekorten aan gekwalificeerd personeel kan de overheid
de twv-plicht versoepelen. In de praktijk betekent dit dat de individuele arbeidsmarkttoets in die
sectoren komt te vervallen.
Veruit het merendeel van de twv's wordt verstrekt aan werknemers uit de voormalige
Joegoslavische (deel-)republieken. Per ultimo december 2003 waren er ca. 40.000 geldige twv's
van kracht (waarvan 92% voor personen uit voormalig Joegoslavië). Per ultimo december 2005
waren er ruim 42.000 geldige twv's (waarvan 95% voor personen uit voormalig Joegoslavië).
Litouwen:
Voor personen uit derdelanden zijn tewerkstellingsvergunningen vereist. Voor personen uit Wit-
Rusland, Rusland en Oekraïne zijn in de afgelopen drie jaar de volgende aantallen twv's afgegeven:
Wit-Rusland Rusland Oekraïne Totaal
Aantal twv's
8
2003 35 120 159 609
2004 189 108 279 877
2005 456 178 486 1565
9
Letland:
Er zijn enige tienduizenden migranten uit níet-EU-landen- m.n. Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland -
werkzaam in Letland, hoofdzakelijk in de bouw en metaalindustrie. Exacte gegevens ontbreken
vooralsnog. Migranten van buiten de EU hebben hiervoor een werkvergunning nodig, die door de
werkgever dient te worden aangevraagd. Afgifte van werkvergunning geschiedt op basis van een
arbeidsmarkttoets, uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het Letse `Ministry of Welfare'.
Letse autoriteiten voeren een terughoudend beleid bij afgifte van twv's, mede vanwege de delicate
etnische verhoudingen in Letland (plm. 60% etnische Letten en 40% etnische minderheden,
hoofdzakelijk Russen, Witrussen, Oekraïeners en Polen). Er leven dan ook zorgen in Letland dat
de arbeidsmigratie van en naar Letland niet alleen verstorende effecten heeft op de arbeidsmarkt,
maar ook op de etnische verhoudingen.
Estland:
Op het werknemersverkeer van buiten de EU naar Estland zijn restricties van toepassing. Er is een
quotum van kracht van 0,5% van de beroepsbevolking, hetgeen zou neerkomen op enkele
duizenden personen. Die zijn er ook. Ondernemers die werknemers van buiten de EU te werk
willen stellen, hebben een vergunning nodig. De twv wordt pas afgegeven als zij aannemelijk
hebben gemaakt dat het werk niet door Esten kan worden verricht. Een twv-verzoek moet op
kabinetsniveau worden goedgekeurd. Witrussen en Oekraïners komen richting Estland binnen de
geldende quotum-regeling.
(1) Trouw, 15 februari 2006.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid