Antwoorden op kamervragen van Verbeet en Wolfsen over financieel misbruik
van ouderen
Kamerstuk, 4-4-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2667864
6 april 2006
Antwoorden van de staatssecretaris, mede namens de minister van
Justitie, op de vragen van de Kamerleden Verbeet en Wolfsen (beiden
PvdA) over financieel misbruik van ouderen (2050607420).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending1, waarin aandacht werd
besteed aan de problematiek van misbruik in situaties waarbij
vermogende ouderen niet alleen in
staat zijn over hun financiële situatie te beslissen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat jaarlijks minstens 5000 ouderen slachtoffer worden van
financieel misbruik? Zo ja, is bekend om hoeveel ouderen het precies
gaat? Zo neen, bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar zowel
de omvang van de problematiek, als de oorzaken van het financieel
misbruik van vermogende ouderen?
Antwoord 2
Er zijn geen exacte cijfers bekend omtrent slachtoffers van financieel
misbruik. Bij de registratie van misdrijven vindt geen categorisering
plaats naar leeftijd, laat staan naar vermogen. Op dit moment telt
Nederland meer dan 2 miljoen zelfstandig wonende 65-plussers. Uit
eerder onderzoek is gebleken dat bij 1.4% van alle zelfstandig wonende
65-plussers sprake is van financieel misbruik (Comijs 1999). Dit
betekent dat jaarlijks ruim 26 duizend zelfstandig wonende ouderen het
slachtoffer zijn van financieel misbruik. Dit misbruik uit zich op de
volgende manieren:
o wegnemen van geld, juwelen of andere bezittingen;
o profiteren;
o verkoop van eigendommen;
o misbruik van bankpasje en/of bankrekening;
o koop op naam van slachtoffer;
o gedwongen testamentverandering
Er zijn geen cijfers per delict bekend. Het aantal van 5000 per jaar
is afkomstig van een schatting van prof. dr. M.J.A. van Mourik, die
vermoedt dat er in elke notarispraktijk drie keer per jaar een
gedwongen testamentverandering plaatsvindt.
Uit de registratie van het Landelijk Platform Bestrijding
Ouderenmishandeling blijkt dat 37% van alle gevallen van
ouderenmishandeling financieel misbruik betreft.
Hoewel er dus geen exacte cijfers beschikbaar zij, zijn er wel
adequate schattingen. Nader onderzoek is thans niet opportuun.
Vraag 3
In hoeverre gaat het om ouderen die lijden aan de ziekte van Alzheimer
en/of wilsonbekwaam zijn?
Antwoord 3
Er zijn geen cijfers bekend die inzicht geven in een directe relatie
tussen financieel misbruik en het lijden aan de ziekte van Alzheimer
of andere gebreken die leiden tot wilsonbekwaamheid.
Uit de registratie van het Landelijk Platform Bestrijding
Ouderenmishandeling blijkt dat de gemiddelde leeftijd bij meldingen
ouderenmishandeling 80 jaar is. 11% van alle slachtoffers is 90 jaar
of ouder. De meeste slachtoffers zijn niet bij machte om `tegenwicht'
te bieden. Dementie kan hiervan een oorzaak zijn, maar ook andere
ingrijpende chronische ziekten zoals CVA (beroerte), depressie,
angststoornissen, rheuma. Met name dementie, angststoornissen en
depressie zijn ziekten die zelfs door medische professionals niet
eenvoudig te herkennen zijn. Het is daarom niet te verwachten dat een
notaris dat wel kan.
Het gaat niet alleen om wilsonbekwaamheid, maar om anderszins uiterst
kwetsbare ouderen. Hoogstwaarschijnlijk is er wel een direct verband
tussen gedwongen testamentwijzigingen, misbruik van bankrekening en
koop op naam van slachtoffer en het feit dat het slachtoffer
dementeert en alleen woont.
Vraag 4
Is bekend - voor het deel van de ouderen dat financieel wordt
misbruikt en niet wilsonbekwaam is verklaard en/of aan de ziekte van
Alzheimer lijdt - wat de oorzaken zijn van het feit dat ze slachtoffer
worden van manipulatie en/of financieel
misbruik? Zo ja, om welke oorzaken gaat het en hoe vaak komt dit in de
praktijk voor?
Antwoord 4
Zie het antwoord bij vraag 2.
Vraag 5
Hoe oordeelt u over de uitspraken, dat notarissen - gezien de
frequentie waarmee zij met testamentwijzigingen en andere financiële
handelingen van doen hebben waarbij ouderen betrokken zijn, in meer of
mindere mate overzien wat de consequenties zijn van deze juridische
handelingen - en dat het schokkend is dat er zoveel inschattingsfouten
worden gemaakt? Bent u bereid maatregelen te treffen om het aantal
inschattingsfouten door notarissen te reduceren? Zo ja, welke?
Antwoord 5
De mogelijkheid om een laatste wil te bepalen moet voor iedereen
openstaan. Het is de taak van de notaris om bij het opstellen van een
testament vast te stellen of de wilsuiting van de testateur onder
vrije wil tot stand is gekomen. Daarbij zal de notaris in de regel
door een gesprek (of gesprekken) vaststellen of de betrokkene in staat
is de gevolgen van zijn of haar wilsuiting te overzien. Ik merk
daarbij op dat het niet in alle gevallen mogelijk is om in een gesprek
vast te stellen of een persoon aan de ziekte van Alzheimer lijdt en in
welke mate dit de wilscontrole en beoordelingsvermogen beïnvloed. In
gevallen waarin de notaris twijfelt aan de wilsbekwaamheid van de
testamentair of de omstandigheden waaronder die wil is gevormd, dient
hij nader informatie in te winnen en indien de twijfel blijft bestaan
zijn diensten te weigeren. Er zijn geen concrete cijfers bekend over
inschattingsfouten van
notarissen in relatie met wilsonbewaamheid. De notarissen gaan op zeer
korte termijn werken met een door de Koninklijke Notariële
Beroepsorganisatie (KNB), onder andere in samenwerking met de
Stichting Alzheimer Nederland, vastgesteld protocol inzake het
vaststellen van de wilscontrole. Ik zie nu geen reden tot het treffen
van aanvullende maatregelen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat in de opleiding van notarissen voldoende
aandacht wordt besteed aan de beroepsethiek en aan het vermogen van de
notaris de handelingsbekwaamheid en het bewustzijn van een oudere
dient in te schatten? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet en wat gaat
u ondernemen om dit te verbeteren?
Antwoord 6
Ja, volgens informatie van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
(KNB) wordt in de drie-jarige postdoctorale beroepsopleiding zowel
theoretisch als praktisch uitgebreid aandacht besteed aan
beroepsethiek en gespreksvaardigheden. In het eerste jaar wordt 15 uur
besteed aan genoemde onderwerpen, in het tweede/derde jaar wordt
nogmaals 12 uur besteed aan vakethiek en moraliteit. Ook
gesprekstechnieken (onder meer met ouderen) worden daarbij praktisch
geoefend.
Vraag 7
Hoe vaak komt het voor dat in strijd wordt gehandeld met artikel 953,
Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek? Hoe oordeelt u over de huidige
wettelijke bescherming van ouderen tegen artsen, verzorgers en
verplegers, die gedurende de behandelingsperiode al dan niet via
geestelijke druk, afdwingen dat zij (een deel van) de erfenis
bemachtigen?
Antwoord 7
Hierover zijn geen gegevens bekend. Echter op grond van artikel 4:59
BW kunnen beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele
gezondheidszorg, die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is
overleden, bijstand hebben verleend alsmede de geestelijk verzorgers
die hem gedurende die ziekte hebben bijgestaan geen voordeel trekken
uit de uiterste wilsbeschikkingen die zodanig persoon gedurende de
behandeling of de bijstand te hunnen behoeven heeft gemaakt. Op grond
van artikel 4:62 is een uiterste wilsbeschikking in strijd met artikel
4:59 immers vernietigbaar.
1 Zembla, 26 januari jl.
2 Zie noot 1.
3 Zie noot 1 - Prof. mr .Van Mourik hoogleraar notariaat.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport