ChristenUnie
Inbreng Algemeen overleg Toekomstvisie Agrarische Sector
maandag 03 april 2006 11:46
Arie Slob:
Voorzitter. Ik zal mij verder beperken tot de nota die wij hier
bespreken; die is interessant genoeg. Wij zijn blij dat de nota er
uiteindelijk is gekomen, want het is een goede zaak dat er een visie
ligt die het begrotingsjaar overstijgt. Dat was hard nodig, want de
ontwikkelingen in de sector gingen heel hard. Een van de redenen
waarom wij om die visie hebben gevraagd, was dat wij ons zorgen
maakten over het enorm hoge tempo waarmee bedrijven "omvielen". Het is
dan goed om te bezien hoe een en ander zich in de toekomst gaat
ontwikkelen en op welke wijze daarop al dan niet door de overheid mede
zou moeten worden ingespeeld. Wij zijn dus blij dat er een nota met
een visie is verschenen, maar toen wij de nota hadden gelezen, vonden
wij de visie op onderdelen wel wat beperkt. Met name betrof dat de
verantwoordelijkheid die de overheid draagt. Het was in dat opzicht
misschien wel heel tekenend dat de heer Oplaat zijn bijdrage eindigde
met de woorden dat de nota in grote lijnen aansloot bij de visie van
de VVD. Het is dus toch wel een heel liberaal verhaal geworden.
Beperkt is ook mijn spreektijd, dus ik moet keuzes maken. In acht
minuten kan ik niet zo heel veel met een nota als deze.
Ik heb er dan maar een aantal onderdelen uitgehaald, wetende dat de
ChristenUnie alweer enige tijd geleden haar eigen toekomstvisie op de
landbouw in een boekwerkje heeft uitgegeven, waarvan de minister
destijds het eerste exemplaar in ontvangst heeft mogen nemen. "Boeren
voor morgen" heette die bijdrage.
In "Kiezen voor landbouw" staat de ondernemer centraal. Dat blijkt
niet alleen uit de prachtige portretjes die in de nota zijn terug te
vinden en die overigens heel fraai vanuit de praktijk illustreren wat
mensen op zich af zien komen en wat voor keuzes zij moeten maken. Wij
vinden die focus op de ondernemer heel plezierig. Dat doet weldadig
aan bij alle discussies die er ook in het afgelopen jaar in het
parlement zijn gevoerd, met name over de Europese budgettaire kaders.
Uiteindelijk draait het natuurlijk wel om de ondernemer en het belang
van agrarische ondernemers kan moeilijk overschat worden. Ondernemers
bepalen immers hoe de landbouw van morgen eruitziet. Maar, zeg ik er
gelijk bij, dat doen zij niet alleen.
Daarmee kom ik op de beperking van de door de minister gekozen
invalshoek. Dat raakt de visie op de taken die de overheid in dit
geheel heeft. Als de minister constateert dat de landbouwsector steeds
meer een gewone economische sector is geworden, dan zit daar
natuurlijk een kern van waarheid in, met name voor de
niet-grondgebonden sectoren. Bij de grondgebonden landbouw waag ik
daar toch een vraagteken bij te plaatsen. Is het wel goed om die
sector te behandelen als een gewone economische sector? Vereisen de
publieke dimensies die bij de landbouw horen -- de marktimperfecties,
de voorziening in een primaire basisbehoefte en zo kan ik nog wel even
doorgaan -- niet toch een actieve rol van de overheid op dit punt, als
het om de grondgebonden landbouw gaat? Je kunt ook niet stellen dat de
overheid slechts de rol van toeschouwer speelt in de wereldwijde
liberalisering en in de hervorming van het gemeenschappelijke
landbouwbeleid. Als het om de EU gaat, is de minister met grote
regelmaat op pad en draait samen met anderen in Europa aan de knoppen
van de hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, de eerste
pijler, en aan de vormgeving van de tweede pijler. Plaatst de minister
zich niet te veel in de toeschouwersrol? Zou hij niet toch een wat
actievere rol moeten gaan spelen, zeker als het over de grondgebonden
landbouw gaat? Ik heb daar ook bij de begrotingsbehandeling aandacht
voor gevraagd.
In "Kiezen voor landbouw" zet de minister nu toch heel sterk in op de
kaart van de ondernemer. Ondertussen neemt hij waar dat de spelregels
tijdens het spel worden aangepast, bijvoorbeeld door de versnelde
afbouw van de bedrijfstoelage, de eventuele komst van een flat rate --
ik ben benieuwd, hoe de minister in die discussie staat -- misschien
wel het einde van de melkquotering, het wel of niet toelaten van
GMO's, de omvang van de ruimteclaims door de diverse overheden, de
mainport's et cetera. Beter ondernemerschap is belangrijk en er moet
aan worden gewerkt. Volgens mij wordt er door de sector keihard aan
gewerkt en dat al jaren. Toch zal beter ondernemerschap niet alle
problemen oplossen. Wij snappen overigens wel de positieve toonzetting
van de nota. De minister wil de boeren in deze moeilijke tijd een hart
onder de riem steken. Maar worden de kansen, met name wat de
markttoegang betreft, niet groter gemaakt dan zij in werkelijkheid
zijn? Worden de bedreigingen niet te veel geminimaliseerd?
De nota "Kiezen voor landbouw" is een voltooiing van een drieluik over
het gehele werkveld van het ministerie van LNV. Wat wij toch nog wel
missen, is de integrale benadering van de drieluik. Misschien wreekt
zich hier toch een beetje de verkokering op het ministerie, voor zover
die aanwezig is. Wij vinden met name dat de integratie van de "Agenda
vitaal platteland" en "Kiezen voor landbouw" beter kan. Daar vraag ik
aandacht voor. In de "Agenda vitaal platteland" ontbreekt een
sociaal-economische paragraaf, terwijl er in "Kiezen voor landbouw"
nauwelijks aandacht is voor multifunctionele landbouw en
multifunctioneel ondernemerschap, iets wat ons met name vanuit de SER
als belangrijk aandachtspunt is meegegeven.
Wij zien dat de ontwikkelingen in het landelijke gebied hard gaan en
dat de verschillen tussen de regio's zullen toenemen. Tot 2013 à 2015
is de situatie nog vrij overzichtelijk, maar wat gaat er daarna
gebeuren? Wij weten dat de minister bezig is met de provincies en met
de uitwerking van het ILG, maar is daarmee de toekomst van een vitaal
platteland gewaarborgd?
Moet de minister niet wat nadrukkelijker de rol van regisseur
oppakken?
De gezinsbedrijvenstructuur is kenmerkend voor de Nederlandse landbouw
door de eeuwen heen en altijd zeer gewaardeerd door de samenleving. Ik
mis aandacht daarvoor in de nota Kiezen voor landbouw. Ik kom daar
niet zo heel veel over tegen, maar het is toch belangrijk. Wij spreken
over kleinschalige bedrijven, die nauw zijn verweven met platteland en
landschap. Hoe denkt de minister over het behoud van de
gezinsbedrijvenstructuur in de toekomst, in het kader van de
ontwikkelingen die in de nota worden beschreven en, zoals wij weten,
heel hard gaan? Verdere opschaling van bedrijven is de route die men
min of meer zou moeten opgaan, maar hoe verhoudt dat zich tot de
gezinsbedrijvenstructuur?
Wij zouden ook een dag kunnen vullen met een discussie over de
culturele eigenheid van de landbouw. De minister geeft in de nota aan
dat de culturele eigenheid van de landbouw vervaagt. Hoe waardeert hij
dat? Is er niet een nauwe samenhang tussen enerzijds de publieke
dimensie van de grondgebonden landbouw, waar ik net al over sprak, en
de positieve publieke waardering voor de sector en anderzijds de
culturele eigenheid? Als dat zo is, zou een verdere teloorgang van de
culturele eigenheid dan niet gaan ten koste van de publieke
kwaliteiten en van de maatschappelijke waardering? Zou bij een verdere
economisering van de landbouw de economische winst, zo die er al is,
niet gepaard gaan met een groot maatschappelijk verlies? Ik heb deze
vragen al aan de orde gesteld bij de behandeling van de begroting,
maar die zijn toen doorverwezen naar deze dag en de bespreking van de
nota.
De minister wijst erop dat de ondernemers andere inkomensbronnen
zoeken. Het landbouwbedrijf levert voor veel ondernemers blijkbaar te
weinig op. Moeten wij dat als een gegeven beschouwen? Vinden wij dat
een gezonde ontwikkeling? In de kabinetsvisie is er eigenlijk helemaal
geen aandacht is voor de inkomensontwikkeling en de toenemende armoede
in de landbouw, zoals die blijkt uit diverse LEI-publicaties. Er wordt
nauwelijks ingegaan op de inkomenspositie van boeren. Het blijft
beperkt tot de toegevoegde waarde op sectorniveau. Dat is toch wel een
heel abstract begrip om een goed inzicht te krijgen in de
inkomenssituatie. Wij vinden dat een gemis in de nota, die ook heel
veel goede dingen bevat. Het is een blinde vlek. Vindt de minister de
inkomens van de boeren niet zo belangrijk, zo vraag ik hem wat
prikkelend. Zoals de minister weet, voltrekken de aanpassingsprocessen
in de landbouw zich via onderbeloning van de productiefactor. Dat is
in de landbouw een kernprobleem. Was dit voor de overheid niet een
belangrijke reden om zich in de voorbije decennia zowel met de
aanbodkant, de structuur, als met de afzetkant, de prijsvorming in de
landbouw, actief bezig te houden? Als ik de nota tot mij door laat
dringen, vraag ik de minister of er op termijn nog iets van beleid
overblijft.
Wij vinden dat de focus op de ondernemer in een steeds vrijere markt
zich wel heel slecht verhoudt met de gewenste vermaatschappelijking
van de landbouw. Om het wat anders te zeggen: als maatschappelijk
verantwoord ondernemen niet wordt betaald, wordt er op de lange duur
niet substantieel maatschappelijk verantwoord ondernomen. Het zou heel
aardig zijn als de minister daar eens op wilde ingaan.
Wil de minister een concrete schets geven hoe het na 2013 gaat met de
daling van de bedrijfstoeslagen? Over de melkquotering hebben wij bij
de behandeling van de begroting al kort gesproken. De minister zegt in
feite dat die na 2014 -- concreet betekent dat per 1 april 2015 --
niet meer zal worden verlengd. Wil hij dat nader onderbouwen? De heer
Atsma reageerde daar bij de begrotingsbehandeling nogal op. Het valt
mij op dat hij nu terughoudender is geworden. Bij een onderwerp als
dit, waarover de sector behoorlijk verdeeld is, moeten de voors en
tegens heel goed tegen elkaar worden afgewogen. De jongere generatie
staat er positiever tegenover dan de oudere generatie. Wij moeten
cijfermatig in kaart brengen wat de consequenties zijn van schrapping
van de melkquotering. Ik zeg er maar direct bij dat wij de discussie
wel willen voeren, maar dat er bij ons heel grote aarzelingen zijn of
uiteindelijk het doel dat wij willen bereiken, een stevig en sterk in
de markt staande sector, wel wordt bereikt.
De heer Atsma (CDA): Ik ga over mijn eigen woorden, dus ik laat mij
ook geen woorden in de mond leggen. Ik ben niet terughoudender
geworden, ik ben alleen meer vragen gaan stellen naarmate de
verdeeldheid in de sector duidelijker werd.
Arie Slob: Dat komt misschien op hetzelfde neer.
De heer Atsma (CDA): Nee.
Arie Slob: Dan is het een verschil in perceptie; dat is natuurlijk
altijd mogelijk en het is goed dat u het even toelicht.
Cofinanciering wijzen wij niet af, al hebben wij wat zorgen over de
vorming van een level playing field in Europa. De haalbaarheid daarvan
is sowieso een probleem, maar wij komen hier uiteraard nog een keer op
terug.
Ten slotte. Ook bij de grondgebonden landbouw en de verschillende
scenario's viel het ons op dat de zwaarste variant eigenlijk
nauwelijks uitgewerkt is, terwijl die misschien wel het dichtst komt
bij het referentiescenario voor het beleid dat de minister voorstaat.
Er is in ieder geval geen kwantificering bij gemaakt. Kan de minister
alsnog een indicatie geven van de ontwikkeling van de toegevoegde
waarde en het aantal grondgebonden bedrijven in deze variant? De
ontwikkeling gaat in de richting van het verdwijnen van toeslagen, het
afschaffen van melkquotering en dergelijke, maatregelen met behoorlijk
ingrijpende gevolgen. Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot het
aantal bedrijven dat overeind zal kunnen blijven?
...
Arie Slob: Voorzitter. Ook ik bedank de minister voor zijn uitgebreide
beantwoording in de eerste termijn. In mijn eerste termijn heb ik
ingezoomd op wat precies de positie van de overheid in de
landbouwsector is en in de toekomst moet zijn, mede in het licht van
allerlei veranderingen. De minister heeft gesteld dat het zoeken is
naar een nieuw evenwicht. De overheid kan niet meer zo dominant
aanwezig zijn zoals dat in het verleden het geval was. De precieze
uitwerking daarvan zullen wij als politiek bij specifieke onderwerpen
telkens moeten concretiseren. In dat licht is dit debat enigszins
onbevredigend. Wij zijn hiermee nog niet klaar en kunnen niet blijven
hangen in algemene noties, hoe belangrijk die ook zijn. De publieke
dimensie van landbouw zal in debatten over specifieke onderwerpen een
belangrijke rol moeten spelen. Met name de grondgebonden sector kan
niet aan de markt worden overgelaten, voorzover de minister dat al van
plan zou zijn.
Het inkomensbeleid moet de komende tijd een belangrijk aandachtspunt
blijven. In de landbouw is zowel zichtbare als verborgen armoede; er
zijn grote problemen. Het Europese landbouwbeleid had drie belangrijke
doelstellingen. De eerste doelstelling, voldoende voedsel voor Europa,
is gehaald. Op wereldniveau is deze doelstelling helaas nog niet
bereikt. De tweede doelstelling was dat het voedsel voor een redelijke
prijs moest worden aangeboden. Ook dat is gelukt: de reële prijzen
zijn sinds de jaren vijftig met bijna 70% gedaald. De derde
doelstelling, een goed inkomen voor de producenten, komt echter, zowel
op Europees als nationaal niveau, nog steeds niet goed uit de verf.
Hoe je het ook benadert, de overheid heeft daarin een bepaalde
verantwoordelijkheid. Dit hangt onder andere samen met onderbeloning
van de productiefactoren. Niet alle kosten kunnen in de marktprijs
worden doorberekend.
Dit was een goed debat, waarin wij op een aantal punten verder zijn
gekomen. De minister heeft de bedoeling van een aantal onderdelen van
zijn nota goed verhelderd. Het werk is echter nog lang niet af. In dat
licht mag het ministerie gewoon blijven bestaan. Het zal een
belangrijke rol moeten blijven vervullen bij het oppakken van alle
vraagstukken waarmee de landbouw te maken heeft en krijgt.
* 31 maart - Debat over dubieuze internetfora
* 31 maart - Vragen over Zwarte Lijst EU Vliegtuigmaatschappijen
* 30 maart - Inbreng Algemeen overleg Wijziging Elektriciteitswet
1998 en Gaswet
* 30 maart - Bijdrage Spoeddebat Hongersnood in Oost-Afrika