De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DL. 2006/647
datum : 31-03-2006
onderwerp : Glastuinbouw: Herijking GlaMi
Geachte Voorzitter,
In deze brief informeer ik u, in afstemming met de ministeries van
Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, over de stand van zaken rond de herijking van het
convenant Glastuinbouw en Milieu (GlaMi). Dit in vervolg op mijn brief
van 22 september 2005 (TK, 30300 XIV, nr. 4).
Kort samengevat is het beeld met betrekking tot GlaMi dat de
verantwoordelijkheden van partijen en de wijze van samenwerking in de
hernieuwde opzet verhelderd zijn, hetgeen de effectiviteit van het
doelgroepoverleg zal vergroten. Op de verschillende inhoudelijke
dossiers kan ik u voortgang melden. De Stuurgroep GlaMi heeft deze
voortgang besproken op 16 maart 2006.
Opzet en organisatie van het doelgroepoverleg GlaMi
In de brief van september heb ik u gemeld dat de evaluatie door de
convenantpartners zou gaan resulteren in een nieuwe manier van werken
binnen het doelgroepoverleg en een andere taakverdeling tussen de
convenantpartners en GlaMi als organisatie. Eind vorig jaar zijn de
desbetreffende afspraken bestuurlijk vastgelegd. De belangrijkste
veranderingen zijn:
* De organisatorische opzet is sterk vereenvoudigd. De Stuurgroep
GlaMi wordt in omvang beperkt tot 10 leden en zal uitsluitend
bestaan uit vertegenwoordigers van de convenantpartners met
bestuurlijke verantwoordelijkheid en voldoende mandaat. De onder
GlaMi ressorterende vaste commissie en de Adviescommissies
Energie, Milieu en Ruimtelijke Inrichting worden opgeheven.
* In de nieuwe opzet zijn de convenantpartners weer zelf
verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling, de inhoudelijke
uitvoering van hun aandeel in het convenant of de in GlaMi
gemaakte afspraken. Daarmee wordt een eind gemaakt aan de
gegroeide situatie dat veel problemen tot probleem van het
secretariaat werden gemaakt.
De waarde en het rendement van het doelgroepoverleg als overleg- en
afstemmingsplatform zullen met deze herinrichting naar verwachting van
de GlaMi-partijen worden verhoogd.
Mineralen en Gewasbescherming
Zoals ik u heb gemeld in de brief van september heeft het
doelgroepoverleg in het kader van de herijking van GlaMi de
uitvoeringsstrategie voor mineralen en gewasbescherming bekeken op
basis van de volgende overwegingen:
* De effectiviteit van de huidige gedetailleerde
gebruiksnormenaanpak is onvoldoende. Dit is recent bevestigd in
een tweetal rapporten van het RIZA1. Die laten zien dat de
waterkwaliteit in glastuinbouwgebieden de afgelopen jaren
onvoldoende is verbeterd en dat er geen goede relatie kan worden
gelegd tussen de gebruiksnormen en de te behalen milieukwaliteit;
* Gebruiksnormen blijken lastig controleerbaar en handhaafbaar. Met
name validatie van de van de verkregen gegevens is lastig;
* Het is gewenst om alvast in te spelen op de Kaderrichtlijn Water.
Voordat de beleidsopgave van deze richtlijn kan worden vastgesteld
moet duidelijk zijn wat het huidige mineralen- en
bestrijdingsmiddelenbeleid oplevert. Pas dan kan de opgave voor de
glastuinbouw, verwoord in de stroomgebiedbeheersplannen, worden
afgewogen en vastgesteld.
Het feit dat de milieukwaliteit onvoldoende verbetert, leidt tot
imagoschade en past niet bij een innovatieve en milieubewuste sector.
Duidelijk is ook dat er binnen de sector en binnen teelten grote
verschillen zijn in milieuprestaties. Alle partijen zijn het eens over
de wenselijkheid van een aanpak die enerzijds ruimte biedt voor
innovatie, maar ander-zijds goed handhaafbare maatregelen bevat voor
ondernemers die op milieugebied onvoldoende presteren.
Daarom hebben de departementen van V&W, VROM en LNV een voorstel voor
een aanpak ingebracht. Deze aanpak bevat met betrekking tot mineralen
de volgende elementen:
* Een set werkbare gebruiksnormen voor mineralen voor gewassen of
gewasgroepen, gecombineerd met emissiebeperkende ('no regret')
maatregelen. Hierbij wordt gedacht aan goed gietwater,
bijvoorbeeld door aanleg regenwaterbassins.
* Emissieregistratie en rapportage.
* Op termijn zal deze aanpak kunnen uitmonden in een aanpak waarin
emissienormen sturend worden.
Een en ander is ook in lijn met de conclusies uit het rapport
zorgplichten in milieuwetgeving, dat samen met het kabinetsstandpunt
binnenkort naar uw Kamer wordt gezonden.
In de Stuurgroep GlaMi is op 16 maart 2006 geconcludeerd dat er een
grote mate van overeenstemming is over deze aanpak en over een
voortvarende invulling daarvan. Dit zal plaatsvinden onder leiding van
de heer J. Boeve (onafhankelijk lid GlaMi, voormalig voorzitter van
het Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden).
Ten aanzien van gewasbescherming geldt dat de aanpak is gekoppeld aan
aanpak van mineralen, voor zover het de eis met betrekking tot
gietwater betreft. Daarnaast zal opvang van condenswater worden
voorgeschreven. Er bestaat op basis van het EU-beleid geen noodzaak om
met gebruiksnormen te werken. Daarom zullen de gebruiksnormen worden
geschrapt. Voorts is er een relatie met het Convenant
Gewasbescherming, waarvan ook de glastuinbouw deel uitmaakt. In dat
verband is relevant dat de discussie rond de motie-Koopmans c.s. (TK,
30300 XIV, nr. 38) heeft geleid tot het afzien van de invoering van
het logboek en de teeltvoorschriften. Gebruiksregistratie wordt zowel
vanuit de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden als het
Besluit glastuinbouw geregeld. Er zal voor worden gezorgd dat
glastuinbouwbedrijven met één registratie kunnen volstaan.
Energie
Zoals ik u eerder heb gemeld, verkennen bedrijfsleven en overheid
gezamenlijk de mogelijkheid van CO2-emissiehandel voor de
glastuinbouw. Het bedrijfsleven heeft de voorkeur uitgesproken voor
een eigen collectief handelssysteem; daarbij worden de tekorten en
overschotten financieel doorberekend aan de individuele tuinders op
basis van de mate waarin een tuinder aan de eigen CO2-emissienorm
voldoet. Over drie onderwerpen is afgesproken dat die in dit verband
verder worden uitgewerkt: de vormgeving van het systeem (onder andere
normstelling), de juridische inbedding en de uitvoering en handhaving.
Verder is een toets op aspecten van staatssteun afgesproken.
Uit die verdere uitwerking blijkt dat het invoeren van een eigen
collectief handelssysteem in de voorgenomen vormgeving (met onderlinge
verevening en normen per gewasgroep) complexe regelgeving vereist met
hoge uitvoeringskosten en -lasten voor de overheid. Dat staat niet in
verhouding tot de te verwachten milieuwinst. Om die reden hebben de
overheidsvertegenwoordigers in de stuurgroep CO2-emmissiehandel
glastuinbouw van 8 februari 2006 aangegeven niet verder te willen met
dit systeem - dat nog steeds de voorkeur van het bedrijfsleven geniet
- maar te willen kijken naar alternatieven. Op 28 maart 2006 heeft een
vervolggesprek plaatsgevonden. Daarin is afgesproken dat alternatieven
op korte termijn gezamenlijk in beeld worden gebracht. Vervolgens zal
op basis hiervan een keuze gemaakt worden, die voldoende rekening
houdt met zowel de belangen van het bedrijfsleven als met de belangen
van de overheid.
Ruimtelijk beleid
Op dit moment wordt door overheden en bedrijfsleven gewerkt aan een
gezamenlijke visie op Greenport Nederland. Die visie moet uitmonden in
bestuurlijk afrekenbare afspraken over de ruimtelijk-economische
ontwikkeling van de tuinbouw in de Greenports en - voor zover daarmee
samenhangend - ook daarbuiten. Dit conform een toezegging van de
minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en
mijzelf aan de Tweede Kamer (TK, 29800 XIV, nr. 111) en conform
gemaakte afspraken in het kader van het zogeheten Greenport-manifest
(naar aanleiding van de Greenportconferentie van 23 juni 2005). Vanaf
eind vorig jaar is een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van
bedrijfsleven, provincies, gemeenten en rijksoverheid hiermee aan de
slag. De werkgroep wordt ondersteund vanuit het GlaMi-secretariaat.
Noodzakelijke tussentijdse afstemming vindt zoveel mogelijk plaats in
bestaande bestuurlijke overlegstructuren. Daarnaast heeft op 27 maart
2006 een tussentijdse werkconferentie plaatsgevonden waarvoor een
aantal vertegenwoordigers uit de verschillende Greenports, maar ook
van buiten de Greenports, was uitgenodigd. Streven is om tijdens de
Greenportconferentie die op 29 juni 2006 is voorzien, de gezamenlijke
visie te toetsen op draagvlak.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 'Onderzoek naar emissies van N en P vanuit de glastuinbouw' en
'Emissies van gewasbeschermingsmiddelen uit de glastuinbouw'