Vraag mevrouw Kant over kinderkorting
Kamerstuk, 31-3-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DJB/JZ-2670401
31 maart 2006
In het Algemeen Overleg over de Jeugdzorg van 7 december 2005 heeft
mevrouw Kant van de Socialistische Partij gevraagd naar de
redelijkheid van de bijdrage van ouders in de kosten van de
jeugdhulpverlening, i.c. een jeugdinstelling in relatie tot het niet
in aanmerking komen voor aanvullende kinderkorting bij de
inkomstenbelasting.
Ik heb in genoemd overleg aangegeven deze vraag schriftelijk te
beantwoorden.
Tot 2006 konden ouders in aanmerking komen voor (algemene)
kinderkorting en een aanvullende kinderkorting. Met ingang van 2006
zijn de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting samengegaan in
één (gestroomlijnde) kinderkorting.
Deze gestroomlijnde kinderkorting geldt voor huishoudens met een
(verzamel)inkomen tot EUR 44.034,- Bij een (verzamel)inkomen tot EUR
28.521,- is de kinderkorting maximaal en bedraagt EUR 892,-. De
korting loopt met een hoger inkomen geleidelijk af tot EUR 0,- bij een
(verzamel)inkomen van EUR 44.034,-. De gestroomlijnde kinderkorting
geldt, evenals de kinderkorting en aanvullende kinderkorting die tot
2006 bestonden, alleen voor kinderen onder de 18 jaar die op hetzelfde
woonadres staan ingeschreven als de belastingplichtige of zijn
(fiscale) partner. Als het kind in een jeugdzorginstelling verblijft,
is dat niet het geval en wordt dus geen kinderkorting verleend.
De ouderbijdrage jeugdhulpverlening is gebaseerd op de
onderhoudsplicht van ouders. Als een kind buiten het gezin wordt
verzorgd, is het redelijk dat op basis van het besparingsbeginsel
ouders bijdragen in de kosten van levensonderhoud die nu door anderen
worden overgenomen. De ouderbijdrage is inkomensonafhankelijk en
bedraagt, afhankelijk van de delen van een etmaal van verblijf,
maximaal EUR 64,80 per maand voor kinderen van 0 tot en met 5 jaar,
EUR 89,10 voor kinderen van 6 tot en met 11 jaar en EUR 113,40 voor
kinderen van 12 tot en met 20 jaar. De ouderbijdrage bedraagt slechts
een gedeelte van de werkelijke kosten voor verzorging en verblijf in
een jeugdhulpinstelling.
De kinderkorting beoogt gezinnen met kinderen extra te ondersteunen.
Daarbij is het inwonende kind als uitgangspunt genomen. Waar een kind
niet inwonend is, is aanvullende steun niet aan de orde. De kosten
voor levensonderhoud van het kind komen in dat geval immers
grotendeels, minus de ouderbijdrage, voor rekening van de staat.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport