WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : TRCJZ/2006/856
datum : 30-03-2006
onderwerp : Brief van NMV inzake regelgeving
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
Bij bovengenoemde brief van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit hebt u mijn reactie gevraagd op een brief van de
Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV). De NMV adresseert in haar
brief regelgeving die onnodig en onredelijk wordt ervaren.
Graag reageer ik op de door de NMV aangedragen punten. Vooraf wil ik
echter een aantal zaken onder uw aandacht brengen.
In de Nota Kiezen voor Landbouw stel ik de ondernemer centraal. In
lijn met het Hoofdlijnenakkoord is de rol van de overheid door mij
getypeerd als 'van zorgen voor, naar zorgen dat'. De overheid schept
condities en randvoorwaarden. Voor het nastreven van beleidsdoelen en
bij de behartiging van publieke belangen, wordt een groter beroep
gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer en de
burger.
Dit betekent ook een andere positionering van de wet- en regelgeving.
In dat verband heb ik binnen mijn ministerie het Meerjarenprogramma
Grote Vereenvoudiging van Regelgeving ingezet, dat onder meer tot doel
heeft de hoeveelheid regelgeving substantieel te verminderen, de
daarmee gemoeide lasten te verlagen, de samenhang en de transparantie
te vergroten en de uitvoering en handhaving te faciliteren.
Voorbeelden zijn onder meer de invoering van het nieuwe meststelsel
per 1 januari 2006, het wetsvoorstel voor de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden dat onlangs bij uw Kamer is
ingediend en de aangekondigde Wet dieren en dierlijke producten.
Daarnaast zijn tal van projecten in gang gezet voor vereenvoudiging
van regelgeving en lastenvermindering. ICT speelt daarbij een
belangrijke rol. Als voorbeelden noem ik de introductie van het
LNV-loket, het meervoudig gebruik van gegevens en de introductie van
één enkel bedrijfsnummer.
Hoewel ik de ondernemer centraal stel, blijft bepaalde regelgeving
nodig. In een aantal gevallen is deze ook internationaal ingegeven.
De kunst is echter om van de automatische regelreflex af te komen, die
ervoor zorgt dat ondernemers overregulering of regeldruk ervaren.
Hieronder ga ik in op de door de NMV aangedragen punten. Deze punten
zijn cursief weergegeven en worden gevolgd door een reactie
mijnerzijds.
1. Flora- en faunawet
* a. Als er schade is ontstaan door diersoorten die verjaagbaar
zijn, krijgt men geen vergoeding, dit vergt 24-uurs landbewaking.
Deze voorwaarde is onwerkbaar.
* b. Het eigen risico van EUR 250 is veel te hoog, het is geen
bedrijfsrisico.
* c. De foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten
worden aangewezen zonder dat er duidelijkheid is over de inhoud en
voorwaarden van de SAN-paketten. Dit is een onjuiste toepassing
van de Flora- en faunawet.
* De beleidsregels van het Faunafonds zijn onduidelijk, wanneer wel
en wanneer geen schadevergoeding wordt uitgekeerd is niet
duidelijk. Voor grondgebruikers zijn er teveel wijzigingen.
De NMV noemt een aantal regels over het verstrekken van
tegemoetkomingen voor schade die veroorzaakt wordt door beschermde
dieren.
Het beleid inzake de verstrekking van dergelijke tegemoetkomingen
wordt gevoerd door het Faunafonds en is neergelegd in de Regeling
vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds.
Het Faunafonds geeft uitgebreide voorlichting over het
schadevergoedingsbeleid, bijvoorbeeld via de website van het
Faunafonds. Desondanks begrijp ik uit de brief van de NMV dat
melkveehouders het beleid van het Faunafonds onduidelijk vinden.
Ik onderschrijf het belang van een goede voorlichting over het
schadevergoedingsbeleid en heb dit belang vorig jaar ook benadrukt in
een brief aan het Faunafonds naar aanleiding van de aanbevelingen van
de werkgroep Huys.
De grondgebruiker doet al het mogelijke dat in redelijkheid van hem
verlangd kan worden om schade te voorkomen of te beperken. Dat is het
uitgangspunt voor het schadevergoedingsbeleid van het Faunafonds.
Grondgebruikers kunnen preventieve maatregelen treffen om schade aan
bijvoorbeeld gewassen te voorkomen. 24-uurs bewaking is dan niet aan
de orde. Het Handboek Faunaschade van het Faunafonds biedt hiervoor
praktische handvatten. In dit handboek zijn maatregelen opgesomd die
de grondgebruiker kan treffen om schade te voorkomen, voor
verschillende schadeveroorzakende diersoorten per gewas.
De invoering van een eigen risico is één van de aanbevelingen van de
werkgroep Huys, die zich gebogen heeft over de mogelijkheden tot
terugdringing van de lasten van het Faunafonds.
Een eigen risico is noodzakelijk om het systeem van tegemoetkomingen
voor faunaschade efficiënt te maken en te houden. Een bedrag van EUR
250,- acht ik een reëel bedrag dat beschouwd kan worden als een
normaal bedrijfsrisico.
Tot slot merk ik over de foerageergebieden voor overwinterende ganzen
en smienten het volgende op. Over de exacte inhoud en voorwaarden van
de SAN-pakketten wordt nog gesproken met de Europese Commissie. Naar
verwachting zullen de inhoud en voorwaarden van de SAN-pakketten in
april of mei gepubliceerd kunnen worden waarna de regeling wordt
opgengesteld. De foerageergebieden worden momenteel aangewezen door de
provincies.
2. Verzamelregelgeving
* a. 21-dagenregeling bij aan- en afvoer van vee, alleen voor
importvee.
* b. Aan- en afleverhok voor dieren / R&O-plaats voor
vervoermiddelen.
* c. Rondom gezondheidscertificaten en keuringen: dieren moeten van
tevoren bekeken worden door een veearts.
* d. Na een keuring ontvangt men binnen drie dagen een dreigbrief
van de GD dat de gezondheidscertificaten ingetrokken zijn omdat er
dieren aangevoerd zijn van een niet gecertificeerd bedrijf. Dit
resulteert in nieuwe onderzoekskosten en het duurt maanden voordat
men de gezondheidsstatus terug heeft. Dit is een onwerkbare en
kostenverhogende situatie.
* e. Door beperkingen van de veemarkten wordt transparante
prijsvorming sterk belemmerd.
De vermelde regels (met uitzondering van de certificering door de GD)
zijn hoofdzakelijk tot stand gekomen na de MKZ-uitbraak in 2001.
Vanuit veterinair oogpunt waren deze regels noodzakelijk ter
voorkoming van volgende ernstige dierziektecrises. Gezien de
voorspelling dat er bij het huidige non-vaccinatiebeleid in de EU
rekening gehouden moet worden met één MKZ-uitbraak per 10 jaar hebben
deze regels nog niets aan actualiteit ingeboet. Daarom staat
continuering van dit beleid voor mij voorop. Ik streef echter ook naar
structurele aanpassing van het preventiebeleid waarmee onder meer het
nieuwe kabinetsbeleid (minder regels, minder administratieve lasten en
meer verantwoordelijkheid bedrijfsleven) vorm moet krijgen. De
preventieregelgeving, waarvan de verzamelregelgeving deel uitmaakt,
zal doorgelicht worden. Hierbij zullen de door de NMV gemaakte
opmerkingen worden meegenomen.
Meer specifiek merk ik op dat het vooraf keuren van de dieren rondom
de afgifte van een diergezondheidscertificaat, rechtstreeks
voortvloeit uit Europese regelgeving en om die reden niet kan worden
afgeschaft. Daarnaast zal het éénzijdig vaststellen van regels voor
geïmporteerde dieren handelsbelemmerend werken. Wat betreft de
certificering door de GD: dit gaat waarschijnlijk om één van de
gezondheidsprogramma's van het bedrijfsleven zelf, waar bedrijven
vrijwillig aan kunnen deelnemen en betreft dus geen LNV-regelgeving.
3. BSE
Kosten van BSE-testen moeten door veehouders zelf worden betaald,
terwijl de overheid hiervoor geld krijgt van de EU.
De overheid ontvangt inderdaad geld uit Brussel voor de BSE-testen. Ze
betaalt dit geld uit aan de laboratoria die dit verrekenen met de door
hen in rekening te brengen testtarieven. In de tarieven voor
BSE-testen is de EU-bijdrage derhalve reeds verdisconteerd.
4. Meitelling
Kan sterk vereenvoudigd worden omdat alles bekend is via
overheidsinstanties als DR, I&R enz.
De jaarlijkse landbouwtelling wordt sinds kort gecombineerd met
opgaven die landbouwers ook op andere gronden aan LNV moeten doen. In
het bijzonder gaat het om de aanvraag van subsidies op basis van de
Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Achtergrond hiervan is het streven
naar het zo veel mogelijk gecombineerd inwinnen van gegevens. Hierdoor
wordt voorkomen dat - zoals de NMV aangeeft - dezelfde gegevens
meermalen aan LNV zouden moeten worden doorgegeven. Op dit punt is
zeker nog meer winst te bereiken, in het bijzonder door het zogenoemde
modulair subsidiestelsel dat ik momenteel ontwikkel. Dit stelsel maakt
een meer onderling samenhangende uitvoering van subsidieregelingen en
een verdergaande koppeling van gegevensbestanden mogelijk, waardoor
éénmalige gegevensinwinning verder kan worden gerealiseerd.
5. Meststoffenwet
Door de NMV wordt een aantal punten over de mestregelgeving
aangesneden dat aan de orde is geweest bij de behandeling van het
betrokken wetsvoorstel in uw Kamer. Ik beperk mijn reactie daarom tot
een overblijvende opmerking.
- Overdekkingsplicht mestsilo's is onnodig.
Deze verplichting geldt op grond van de Wet milieubeheer. Het afdekken
van mestsilo's is een effectieve maatregel, tegen relatief lage
kosten, om ammoniak- en stikstofvervluchtiging en stankoverlast tegen
te gaan.
6. Verplicht machinaal mest injecteren
* a. Is slecht voor het bodemleven, omdat het zuurstof uit de grond
onttrekt, waardoor bodemleven sterft.
* b. Dit geeft afname van weidevogels.
* c. Onnodige milieuvervuiling door de extra energie die nodig is
voor trekkers om deze mest te injecteren (dieselolie).
* d. Ammoniakregelgeving is op aannames gebaseerd (zie Heidelberg
appel).
* e. Omdat het in geen enkel land in de wereld verplicht is behalve
in Nederland en het zelfs in sommige landen verboden is.
De NMV noemt verschillende redenen waarom deze verplichting zou moeten
worden geschrapt.
De verplichting om dierlijke mest emissie-arm aan te wenden is een
zeer effectieve maatregel om tegen relatief lage kosten
ammoniakuitstoot, stikstofvervluchtiging en mineralenuit- en
-afspoeling tegen te gaan. Deze is opgenomen in het Besluit gebruik
meststoffen, dat op de Wet bodembescherming is gebaseerd. De betrokken
maatregel draagt in belangrijke mate bij aan de realisatie van de
doelstellingen van de Nitraatrichtlijn, de Kaderrichtlijnwater en de
NEC-richtlijn. De voorschriften laten de agrariër ruimte om door de
keuze van de - zwaarte van de - apparatuur, de periode van aanwending
en door maatregelen in het kader van weidevogelbeheer eventuele
nadelige neveneffecten van de betrokken uitrijdregels tegen te gaan.
Diversen
7. Stankcirkels opheffen, in de huidige wetgeving wordt met twee maten
gemeten ten opzichte van burgers en agrariërs.
Inmiddels ligt het voorstel voor een nieuwe landelijk dekkende geurwet
(Wet geurhinder en veehouderij) ter behandeling in uw Kamer.
Belangrijke elementen in het wetsvoorstel zijn:
* Een gebiedsgerichte aanpak.
* Afstemming met de ruimtelijke ordening.
* Norm-neutraal.
* Ruimte voor maatwerk voor plaatselijke omstandigheden (zoals het
agrarisch karakter van een gebied): bevoegdheid voor gemeenten om
binnen een in de wet gegeven bandbreedte de geurnormen vast te
stellen.
* Gelijke bescherming voor boeren en burgers; categorie-indeling
komt te vervallen (m.u.v. categorie V).
* Geurnormen gelden voor individuele veehouderijen: geen
cumulatieberekening meer bij vergunningverlening voor een
individuele veehouderij.
De nieuwe 'geurwet' komt in de plaats van de stankwet voor de
reconstructiegebieden en drie stankhandreikingen. De nieuwe wet
betekent een sterke vereenvoudiging ten opzichte van die oude,
ingewikkelde stankregelgeving met haar stankcirkels. De verwachting is
dat daarmee tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van de NMV.
8. Dienst Regelingen weigert veehouders de informatie die ze nodig
hebben betreffende de premiewaardigheid van landbouwgronden. Het
achterhouden van deze informatie leidt tot hoge boetes zonder schuld
van de gebruikers.
Waarschijnlijk wordt gedoeld op de situatie van vóór 2005. Voor Dienst
Regelingen (voorheen LASER) was het toen niet mogelijk aan landbouwers
aan te geven of een specifiek perceel voldeed aan de Europese
voorwaarden voor akkerbouwsubsidie. Dit speelde met betrekking tot
steun voor maïs. Met ingang van 2005 gelden er nieuwe
subsidievoorwaarden, die ook via internet kunnen worden opgevraagd.
9. Het korten op melkpremie en slachtpremie bij fouten is niet
wenselijk. Deze kortingen zijn onevenredig groot.
De hier bedoelde kortingen vloeien voort uit Verordening (EG)
1782/2003 en de bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Zij zijn dus
volledig Europees bepaald. Aangezien het hier om recent
totstandgekomen regels gaat, zie ik geen ruimte om deze op korte
termijn in Europees verband ter discussie te stellen.
10. I&R: Het bewaren van bonnetjes voor oorflappen geeft onnodige
administratieve lastendruk.
Waarschijnlijk wordt hier gedoeld op de geboortegegevenskaartjes die
bij de setjes oormerken geleverd worden. Het bewaren van deze kaartjes
is geen I&R-verplichting. Zij zijn een hulpmiddel voor de
melkveehouder. De veehouder kan op deze kaartjes de geboortegegevens
van een kalf schrijven nadat hij deze van oormerken heeft voorzien.
Bij de telefonische melding van de geboorte kunnen de kaartjes
gebruikt worden door de veehouder om de gegevens op te lezen, die
gemeld moeten worden. Het bewaren van het kaartje kan nuttig zijn,
omdat de AID dit als hulpmiddel kan gebruiken bij de bepaling van de
identiteit van runderen die niet geïdentificeerd zijn, met één of twee
merken.
11. Het rekeningcourantsysteem zou de oplossing zijn voor de te starre
melkquotumregeling.
Binnen de geldende Europese kaders streef ik naar een zodanige
inrichting van de Regeling superheffing en melkpremie 2004 dat
ondernemers zo groot mogelijke flexibiliteit in hun bedrijfsvoering
kan worden geboden. In dat verband heb ik onlangs beperkingen in de
hoeveelheden te huren quotum uit de regeling geschrapt. In een
binnenkort vast te stellen wijziging van de regeling zal de
mogelijkheid van quotumoverdracht zonder grond worden voorzien. Verder
is het mijn bedoeling om in de loop van dit jaar de gehele Regeling
superheffing en melkpremie door te lichten, in het kader van het
project Grote Vere envoudiging van regelgeving. Daarbij zullen
organisaties van ondernemers worden betrokken. Wijzigingen, die
daaruit mogelijk voortkomen, zullen kunnen worden doorgevoerd met
ingang van het quotumjaar dat begint op 1 april 2007. Overigens heb ik
begrepen dat de NMV het voornemen heeft om zelf de voor- en nadelen
van een rekeningcourantsysteem nader in kaart te brengen.
12. Spuitlicentie voor agrarische ondernemers betreffende het gebruik
van de rugspuit is onnodig en in strijd met het gelijkheidsprincipe
aangezien dit niet voor burgers geldt.
Agrarische ondernemers passen gewasbeschermingsmiddelen over het
algemeen frequenter en voor grotere oppervlakten toe dan
particulieren. Bovendien is de herhalingscursus gewasbescherming niet
alleen bedoeld voor het leren omgaan met de rugspuit. Deze gaat ook
over de risico's van diverse middelen en de beginselen van
geïntegreerde bestrijding. Een bewijs van vakbekwaamheid voor de
toepassing van gewasbeschermingsmiddelen is daarom met het oog op de
bescherming van het milieu en van de gebruiker van het middel gewenst.
In de nieuwe regelgeving onder het Ontwerp van Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt hierover nader met onder
andere LTO gesproken. Verder is van belang dat het onderscheid tussen
particulier gebruik en professioneel gebruik onder de nieuwe
regelgeving scherper wordt afgebakend. In het nieuwe wetsvoorstel
gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt een onderscheid gemaakt
tussen middelen die zijn toegelaten voor gebruik door particulieren en
middelen die zijn toegelaten voor gebruik door professionele
gebruikers. Dit om te voorkomen dat particulieren zonder enige kennis
op een ongewenste manier gebruik maken van gewasbeschermingsmiddelen.
Particulieren zonder bewijs van vakbekwaamheid kunnen dan geen gebruik
meer maken van gewasbeschermingsmiddelen die voor professionele
doeleinden bestemd zijn. Dit geldt ook voor gewasbeschermingsmiddelen
die met een rugspuit worden toegepast.
13. Bedrijfsregister is onnodig, I&R is voldoende.
Het bedrijfsregister is een verplicht onderdeel van I&R op grond van
de Europese verordening 1760/2000. In Nederland worden ook de
registraties bij CR-Delta, waarvan een uitdraai op het bedrijf kan
worden opgevraagd en overgelegd, als zodanig geaccepteerd. Overigens
kunnen veehouders via het internet toegang krijgen tot de 'eigen'
gegevens en de registratie voeren via de internet-interface naar het
het I&R-systeem, als het nieuwe I&R-systeem voor de zomer volledig
werkzaam is.
14. Ontheffing aanvragen voor voorjaarswerk belemmert de
bedrijfsvoering.
Indien wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode kan vaker
gebruik worden gemaakt van een algemene vrijstelling en behoeft geen
ontheffing te worden aangevraagd. In de gedragscode staat dan
beschreven hoe de schade door werkzaamheden aan de beschermde dieren
en planten kan worden voorkomen of tot een minimum kan worden beperkt.
De gedragscode moet aangeven hoe de ondernemer in de praktijk
'zorgvuldig handelt'. De NLTO werkt op dit moment aan een gedragscode
voor Land- en Tuinbouw, ter bescherming van weidevogels. Indien deze
gedragscode is goedgekeurd en wordt gehandeld in overeenstemming met
de gedragscode is een ontheffing voor reguliere bedrijfsactiviteiten
veelal niet meer nodig.
15. Geluidsnormen op het platteland, tussen 19.00 en 7.00 uur is in
veel gevallen onwerkbaar en belemmert de bedrijfsvoering.
16. AmvB: De gemeentelijke milieucontroles bevatten doorgeschoten
regelgeving t.a.v. het laten uitvoeren van elektra, gas, water, en
geluidsscans.
Het betreft hier de uitvoering door gemeenten van onder meer de Wet
milieubeheer en de Wet geluidhinder. De verantwoordelijkheid voor de
betrokken wetten ligt primair bij de Staatssecretaris voor
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het
VROM-beleid is erop gericht de individuele vergunningvoorschriften te
vervangen door algemeen verbindende voorschriften waar dat mogelijk en
verantwoord is. Het ontwerp-Besluit landbouw milieubeheer is daarvan
een voorbeeld. Ook op andere onderdelen wordt het wettelijk
instrumentarium in het kader van het project 'Modernisering van de
VROM-regelgeving' tegen het licht gehouden.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit