Ministerie van Justitie

Onderzoek detentieboten
31 maart 2006
Bij brief van 22 maart 2006 onder bovengenoemd kenmerk, verzocht de vaste commissie voor Justitie van uw Kamer mij om vóór 19 april 2006 een onderzoek te laten uitvoeren door zowel de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) als de Raad voor Strafrechtstoepassing (RSJ) naar de vermeende onregelmatigheden in het detentiecentrum Rotterdam, locatie Merwehaven. Aanleiding is de uitzending van NOVA-televisie op 21 maart 2006 over een publicatie in Vrij Nederland van 22 maart 2006.

Inmiddels heeft de ISt aangekondigd dat zij een onafhankelijk onderzoek zal instellen naar de gang van zaken op de detentieboot Stockholm in Rotterdam, waarop de uitzending van NOVA en het artikel in Vrij Nederland betrekking hadden.

De ISt zal de deskundigheid van de RSJ bij het onderzoek betrekken. Zodoende kan over de detentieboten een compleet en afgewogen beeld worden gevormd en kan daarover in één integrale rapportage verslag worden gedaan. Vanuit oogpunt van doelmatigheid verdient deze werkwijze de voorkeur.

De ISt start op korte termijn met de voorbereidingen van het onderzoek. Zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek zal de desbetreffende rapportage worden opgesteld. Deze zal vervolgens aan uw Kamer worden aangeboden.

In deze brief wil ik - mede namens mijn ambtgenoot voor Vreemdelingenzaken en Integratie - nu reeds enkele mogelijke misverstanden naar aanleiding van het artikel in Vrij Nederland wegnemen. Het gaat met name om de kosten van vreemdelingenbewaring, de selectie en opleiding van personeel en de brandveiligheid.

Kostprijzen
In het artikel wordt gemeld dat de kostprijs van een detentieplaats op een van de boten substantieel lager is dan die in een reguliere gesloten penitentiaire inrichting. Dit is juist. Het is echter niet zo dat dit uit de soberder regimesvoering of verblijfsomstandigheden voortvloeit.

De belangrijkste verklarende factor voor de lagere kostprijs is gelegen in het feit dat voor een boot geen grond behoeft te worden verworven.

De ligprijs die voor een boot wordt betaald staat hiermee niet in verhouding. Voorts is het bouwen op vaste grond ook duurder dan het realiseren van een nagenoeg identiek gebouw op een ponton (bijv. door het ontbreken van heikosten).

Met het oog op de titel waarop personen zijn ingesloten - de vreemdelingenbewaring - is het dagprogramma op de detentieboten ruimer van opzet dan in een regulier huis van bewaring. Dit geldt vooral voor de uren dat men buiten de cel kan verblijven.

Selectie en opleiding van personeel
Personeelsleden van Securicor worden op vergelijkbare wijze opgeleid als regulier personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De landelijke normen zoals die gelden voor DJI-personeel vormen het referentiekader voor de aard en het niveau van de opleiding.

Vóór indiensttreding dient men te beschikken over MAVO/VMBO werk- en denkniveau; binnen een jaar na indiensttreding dient men tevens het diploma beveiliger II (MBO-niveau) te hebben gehaald. Dit zijn algemene, landelijk erkende opleidingen waarbij het ministerie OC&W een toezichthoudende taak heeft, als mede de branche van de particuliere beveiligingsorganisaties zelf.

Daarnaast krijgt particulier personeel voordat het wordt ingezet een DJI-opleiding van 7 dagen (o.a. penitentiaire en rechtskennis) alsmede de landelijk erkende tweedaagse BHV-opleiding. Er wordt geen specifieke werkervaring gevraagd.

Sollicitanten worden gescreend bij het Bureau Integriteit en Veiligheid (BIV) van DJI alsmede bij de afdeling Bijzondere Wetten van de politie (BZK). Deze informatie is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of het verantwoord is iemand in dienst te nemen.

Brandveiligheid
Het toezicht op de brandveiligheid van de boot berust vanzelfsprekend bij de brandweer van de gemeente Rotterdam. Naar aanleiding van de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost op 27 oktober 2005 heeft de brandweer van Rotterdam de brandveiligheid van de detentieboten nauwlettend geïnspecteerd. Op 23 november 2005 heeft de brandweer een rapportage uitgebracht over controles van de brandveiligheid. Hoofdconclusie was dat geen gevaarlijke situaties waren aangetroffen. Wel was sprake van een aantal punten die om aandacht vroegen. Hierop is zowel in materiële als in personele zin actie ondernomen door de boten.

Met ingang van februari jl. vindt elke maand een gecombineerde (gedeeltelijke) ontruimings-, brand- en BHV-oefening plaats, beurtelings op de detentieboten Reno en Stockholm. Bij de meest recente oefening, van 27 februari jl., was de brandweer van Rotterdam ter observatie aanwezig.

De Stockholm beschikt over een actueel calamiteitenplan. De boot beschikt over brandhaspels, poederblussers en blusdekens. Alle ruimten (cellen, gangen, overig) beschikken over rook-/brandmelders. Het calamiteitenplan wordt regelmatig besproken met het executieve personeel.

Op 9 en 10 maart jl. is een integrale inspectie uitgevoerd naar de brandveiligheid van de boten door de VROM-inspectie samen met de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, de Arbeidsinspectie en de brandweer. Daarbij is wederom bevestigd dat qua bouwkundige en brandveiligheidseisen geen sprake is van een specifiek en/of acuut gevaar.

Tot slot hecht ik eraan enkele kwalificaties uit het artikel die illustratief zouden zijn voor de zorgwekkende sfeer op de detentieboot, te corrigeren. In tegenstelling tot wat in het artikel wordt gemeld, is het aantal suïcides, de geweldplegingen tegen personeelsleden, het aantal gegronde klachten van gedetineerden, alsmede het ziekteverzuim onder het executief personeel niet hoger dan in het reguliere gevangeniswezen, maar verhoudingsgewijs juist lager. De ontwikkelingen op deze gebieden worden vanzelfsprekend nauwlettend gevolgd.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie