Vereniging van Effectenbezitters
Onhandige timing enquêterapport Ahold
Persbericht | 31-03-2006
Rapport veroordeelt Side Letters en negeren van waarschuwingssignalen
bij US Foodservice
Eindelijk is het er: het rapport van de onderzoekers in de
enquêteprocedure Ahold. Toen de VEB begin 2004 om het onderzoek vroeg,
stuitte dat nog op hevig verzet aan de kant van Ahold. In grote
advertenties werd de VEB opgeroepen haar schadelijke acties te
stoppen. Op 6 januari 2005 wees de Ondernemingskamer het verzoek van
de VEB toe en gingen de drie onderzoekers Hepkema, Van den Blink en
Cremers aan de slag.
Ruim een jaar heeft het onderzoek geduurd en daarbij is het
onderzoeksbudget in stappen verhoogd van 250.000 tot 1,35 miljoen
euro. Gistermiddag kwam om half vijf het bericht dat het rapport van
229 paginas ter griffie was gedeponeerd. Een onhandige timing, of
misschien bewust om ervoor te zorgen dat de pers niet meer voldoende
tijd zou hebben om daarover in de ochtendkranten van vandaag te
berichten.
Uitgebreider dan de strafzaak
Hoe verhoudt zich dit rapport tot de strafzaak tegen de vier
verdachten in de Ahold zaak? De enquêteprocedure is een civiele
procedure waarin Ahold-aandeelhouders willen (of wilden) weten of de
verantwoordelijken bij Ahold in strijd hebben gehandeld met de
elementaire beginselen van verantwoord ondernemerschap. Die vraag is
nu beantwoord. De enquêteprocedure zal evenwel geen verder gevolg
hebben, nu de VEB in het kader van de schikking met Ahold van 28
november 2005 is overeengekomen dat zij de Ondernemingskamer niet zal
vragen om vervolgonderzoek, onmiddellijke voorzieningen of het
vaststellen van wanbeleid.
Het enquêteonderzoek is veel breder dan de strafzaak: in het
enquêterapport komen naast de side letter-problematiek ook de fraude
bij US Foodservice en de interne controle binnen het concern aan de
orde. Bovendien bleef het onderzoek niet beperkt tot de vier
verdachten in de strafzaak. De strafzaak daarentegen concentreert zich
enkel op de economische delicten die de vier verdachten zouden hebben
gepleegd. Wat zal de invloed zijn op de strafzaak? De timing van
publicatie van het rapport is als gezegd zeer ongelukkig. Nadat de
verhoren van Van der Hoeven, Meurs, Fahlin en Andreae hebben
plaatsgevonden en vijf dagen voordat het Openbaar Ministerie haar eis
formuleert. Het is dus niet meer mogelijk voor het OM om vragen te
stellen naar aanleiding van de bevindingen van de enquêteurs. Dat is
in het voordeel van de verdachten die gebruik kunnen maken van het
rapport. Zij zullen eruit citeren als het hen uitkomt en voorzover er
discrepanties zijn met de stellingen van het OM of deskundigen stellen
dat de kwestie kennelijk niet duidelijk is. Onvoldoende om hen te
veroordelen.
Meurs en Van der Hoeven verantwoordelijk
Maar wat staat er nu in het rapport? De onderzoekers concluderen dat
consolideren alleen kon met control letters die duidden op overwegende
zeggenschap. Uit side letters bleek evenwel dat die overwegende
zeggenschap niet bestond. Bij de kwestie van de side letters krijgt
Meurs de zwartste Piet toegespeeld. Ten aanzien van het achterhouden
van de Side Letters is Meurs primair verantwoordelijk. Het is de
onderzoekers, net als alle geïnterviewden die zij daarover spraken,
een raadsel hoe Meurs, van wie velen de integriteit noemden, zo
verblind in zijn oordeelsvorming is geweest dat hij het idee van de
Side Letters accepteerde en de Side Letters vervolgens voor D&T NL, de
RvC en andere leden van de RvB met uitzondering van Van der Hoeven
(ten aanzien van de Bompreço Side Letter) en Andreae (ten aanzien van
de ICA Side Letter), verborgen heeft gehouden. Uit een volgend citaat
blijkt dat Van der Hoeven eveneens over de schreef is gegaan: en als
Van der Hoeven het bestaan ervan al niet eerder wist of vermoedde, dan
is hij vanaf 16 november 2002 niet alleen medeverantwoordelijk, maar
zelfs primair verantwoordelijk voor het achterhouden van deze
wetenschap. Over bestuurder Andreae en commissaris Fahlin zijn de
onderzoekers milder. Zij verwijten Andreae, die verder afstond van de
consolidatiekwestie, naïviteit en onwil. Bij hem had op zijn minst de
gedachte over de mogelijke bestemming van de Side Letter op moeten
komen. Fahlin kan op zijn minst naïviteit worden aangerekend.
Red flags bij US Foodservice genegeerd
Ook bij de overname van US Foodservice (USF) ging het nodige mis. De
haast die Ahold had bij het doen van overnames ging ten koste van de
zorgvuldigheid van het proces. Bij de overname van USF werd slechts
een beperkt boekenonderzoek uitgevoerd. De onderzoekers plaatsen
daarbij enkele kritische kanttekeningen. Het had voor de hand gelegen
dat Ahold een extern accountantskantoor had ingeschakeld voor het
onderzoek. Met waarschuwingen uit het due diligence onderzoek werd
niets gedaan en het had voor de hand gelegen dat het due diligence
onderzoek (de notitie Ekelschot) ook aan de Raad van Commissarissen
was voorgelegd.
Er werd wel degelijk een red flaggesignaleerd met betrekking tot de
zwakheid van de systemen en controles en zelfs de mogelijkheid tot
fraude met betrekking tot de registratie van PA's (promotional
allowances (verkoopkortingen)). De onderzoekers verwijten Ahold dat
het niets met die wetenschap heeft gedaan: bijvoorbeeld een
neerwaartse aanpassing van de verkoopprijs. Vanaf het begin was het
Zaandam (het hoofdkantoor) duidelijk dat sprake was van zwakke interne
controlesystemen bij USF en geen betrouwbaar systeem bestond van
tracken (controleren en nagaan) van de verkoopkortingen, die een
allesoverheersende invloed op het resultaat hadden. Ahold had een
actieplan moeten opstellen om die zwakke controle aan te pakken, maar
een dergelijk plan was er niet. Te gemakkelijk werd vertrouwd op de
topman van USF (Miller) die evident gebrek aan kennis en interesse in
de controle aan de dag legde.
Onthutsend beeld van expansiedrift bij Ahold
Over de commissarissen zijn de onderzoekers opvallend mild. In de
pre-Sarbanes Oxley/Tabaksblat periode valt hen het gebrek aan een
actievere opstelling niet aan te rekenen. Om even mild te vervolgen:
Bij het Audit Committee had kritischer doorvragen tot de mogelijkheden
behoord. Een opmerkelijk en ongevraagd oordeel van de onderzoekers die
kennelijk menen dat de commissarissen voor 2003 een passieve functie
vervulden.
Verder wordt een onthutsend beeld geschetst van slechte controle in
een organisatie waar alles ondergeschikt is aan de snelle expansie van
het bedrijf. De aandacht van de RvB lag voornamelijk op het terrein
van acquisities en groei en in veel mindere mate bij de beheersing van
de organisatie. Dat geldt in het bijzonder ook voor de CFO, die zich
veel meer bezighield met de financiering van de uitbreiding van het
concern dan met de controlling aspecten van zijn werk. Dat ging ten
koste van de interne controle. Herhaaldelijk moest worden
geconstateerd dat circa 60% van de onderzochte interne
controlemaatregelen bij de werkmaatschappijen not (fully) adequate
werd beoordeeld. Hoe de onderzoekers daarna tot de conclusie komen dat
het toezicht op de kwaliteit van interne controle bij de
werkmaatschappijen en de rapportage daarover, voldoende is valt
moeilijk te begrijpen.
Onderzoekers gaan verder dan feitenonderzoek
Een manco van het rapport is dat de onderzoekers de feiten zo af en
toe achter zich laten. De onderzoekers zijn gevraagd om
feitenonderzoek te doen en niet om zelf conclusies te trekken. Dat
recht is voorbehouden aan de Ondernemingskamer. Opvallend is dat de
conclusies veelal milder zijn dan de feitelijke constateringen en dat
men ondermaats presteren bijvoorbeeld van de commissarissen hier en
daar vergoeilijkt. Op basis van het rapport kan worden geconcludeerd
dat Ahold in strijd heeft gehandeld met de elementaire beginselen van
verantwoord ondernemerschap. Dat is een hele juridische mond vol die
kan worden samengevat in één woord: wanbeleid.