Vonnis kort geding Stichting Belangenbehartiging Nederlandse
Gepensioneerden in het Buitenland tegen de Staat: gepensioneerden
deels in het gelijk gesteld
's-Gravenhage, 31 maart 2006 - De voorzieningenrechter van de
rechtbank âs-Gravenhage heeft vandaag uitspraak gedaan in een kort
geding tegen de Staat (het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport) over enkele onderdelen van het nieuwe zorgverzekeringsstelsel.
Het kort geding was aangespannen door de Stichting Belangenbehartiging
Nederlandse Gepensioneerden in het Buitenland en vijf individuele
gepensioneerden, wonend in andere EU-landen.
Op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet en artikel 6.3.1
van de Regeling zorgverzekering â beide van kracht sinds 1 januari
2006 â moeten Nederlandse gepensioneerden die in het buitenland wonen
een bijdrage betalen aan het College zorgverzekeringen. Deze bijdrage
dient als vergoeding voor de zorg waarop deze personen in hun woonland
aanspraak kunnen maken. De basis hiervoor ligt in een Europese
Verordening inzake de sociale zekerheid. Nederland ("het
pensioenland") is verplicht tot afdracht aan de woonlanden in kwestie.
Keuzerecht gepensioneerden?
Volgens de eisers verplichten de Europese regels de gepensioneerden
niet om zich te laten inschrijven bij het bevoegde orgaan in hun
woonland. Als iemand ervoor kiest om zich niet te laten inschrijven,
is hij â in de visie van de eisers â niet verplicht tot betaling van
de bijdrage aan het College zorgverzekeringen op grond van de
Zorgverzekeringswet. Het vragen van die bijdrage in een dergelijk
geval is volgens hen dus onrechtmatig. De voorzieningenrechter heeft
dit betoog niet gevolgd. De rechter heeft geoordeeld dat de Europese
regelgeving in dit opzicht dwingend is en niet verbiedt dat de
Nederlandse wetgever deze gepensioneerden verplicht tot het betalen
van de bijdrage aan het College zorgverzekeringen.
Hoogte van de bijdrage onrechtmatig?
Een tweede onderwerp van geschil betreft de hoogte van de bijdrage.
Een belangrijk deel daarvan wordt gevormd door een bedrag dat in de
Regeling zorgverzekering is gesteld op 70% van de premie die
Nederlandse ingezetenen moeten betalen voor de Algemene wet bijzondere
ziektekosten (AWBZ). De eisers achten dit deel van de bijdrage, dat in
hun â door de Staat niet betwiste â berekening kan oplopen tot â¬
5.074 per persoon per jaar, onrechtmatig. Voor deze kwestie is
overigens het volgende van belang. Wie in het buitenland woont heeft
geen aanspraak op verstrekkingen op grond van de AWBZ. In diverse
landen bestaan geen of nauwelijks voorzieningen van een zelfde aard.
Afgezien daarvan is er vaak een groot verschil tussen de bijdrage die
de gepensioneerden in kwestie aan het College zorgverzekeringen moeten
afdragen en het bedrag dat Nederland aan het desbetreffende woonland
moet doorbetalen.
De voorzieningenrechter is tot het oordeel gekomen dat de Nederlandse
regelgeving op dit laatste punt onmiskenbaar onrechtmatig is. Volgens
de rechter worden ongelijke gevallen in dit opzicht ten onrechte
gelijk behandeld. Hij heeft de tegenargumenten van de Staat verworpen.
Aan de Staat is het gebod opgelegd om deze regeling buiten toepassing
te laten voorzover de bijdrage die de betrokkenen hier in Nederland
moeten betalen uitgaat boven het bedrag dat de Staat aan het woonland
in kwestie moet afdragen. Voor het overige zijn de vorderingen
afgewezen.
LJ Nummer
AV7778
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 31 maart 2006
Rechtbank 's-Gravenhage