College van Beroep voor het bedrijfsleven
Prejudiciële vragen betreffende de vaststelling van subsidie op nihil
Op 16 maart 2006 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven
prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen. Deze vragen betreffen de rechtstreekse
toepasselijkheid van de Beschikking van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 16 oktober 1995 inzake de verlening van een
bijdrage van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het
Europees Sociaal Fonds voor een operationeel programma in het kader
van het commaunautair initiatief MKB (C(95) 1753) en de uitleg van
artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van 21 juni 1999
houdende algemene bepalingen inzake structuurfondsen.
Het onderliggende beroep is gericht tegen de vaststelling van subsidie
op nihil op de grond dat appellante niet heeft voldaan aan een in
artikel 6 van de Beschikking van de Commissie vervatte eis. Hetgeen
partijen hebben aangevoerd stelde het College voor de beantwoording
van de vraag of artikel 6 van de Beschikking welke aan de lidstaat is
gericht aan appellante kan worden tegengeworpen. Het College heeft
zich voorts voor de vraag gesteld gezien of, indien rechtstreekse
binding moet worden aangenomen, artikel 38 van Verordening (EG) nr.
1260/1999 waarin is bepaald dat de lidstaten de middelen terugvorderen
in geval van onregelmatigheden, ruimte laat af te zien van
terugvordering wegens inbreuk op een voorschrift indien de betrokken
subsidiebegunstigde dit voorschrift niet kende en hem geen verwijt
treft ten aanzien van zijn gebrek aan kennis van dit voorschrift.
LJ Nummer
AV7337
Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum actualiteit: 30 maart 2006 Naar boven