De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Uw brief 20 januari 2006
Doorkiesnummer Ons kenmerk SV/V&V/06/7643
Datum 30 maart 2006
Onderwerp Grensarbeid
Bij brief van 20 januari jl., kenmerk 06-Fin-B-05, vraagt de vaste commissie voor Financiën
mijn aandacht voor onder meer een brief van de Stichting Grensarbeid, d.d. 1 december 2005.
Daarin stelt de stichting aan de orde het feit, dat bij een op aanslag te betalen bedrag aan
inkomstenbelasting, voorzover dit bedrag voortvloeit uit de toepassing van de in artikel 27 van
het Nederlands-Belgische belastingverdrag 2001 opgenomen compensatieregelingen,
heffingsrente in rekening wordt gebracht. Over deze fiscale aangelegenheid, heeft mijn
ambtgenoot van Financën u inmiddels een uitgebreide schriftelijke reactie doen toekomen.
Daarnaast vraagt de commissie om de grensarbeidersproblematiek in brede zin te behandelen.
In dat verband heeft zij, ter illustratie, als bijlage een brief d.d. 5 januari jl. meegezonden,
opgesteld door de heer K.D.E. Colsen uit Sas van Gent. In die brief, gericht aan de vaste
commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Volksgezondheid, verzoekt hij
om in overweging te willen nemen op korte termijn een hoorzitting over de
grensarbeidersproblematiek te willen organiseren en een nieuwe Commissie grensarbeiders in
te stellen. Volgens de heer Colsen is er sprake van opnieuw oplopende problemen voor
grensarbeiders. Ter onderstreping van de noodzaak van zo'n hoorzitting wijst betrokkene op
onder meer Verordening (EG) nr. 883/2004, die binnen niet al te lange tijd in werking zal
treden, het voornemen tot invoering van een nieuwe Werkloosheidswet, de Wet Werk en
inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) die 1 januari jl. in werking is getreden, en de per
diezelfde datum in werking getreden Levensloopregeling.
Ik wil allereerst opmerken dat de kwestie van de grensarbeiders reeds geruime tijd op de
politieke agenda staat. In dit verband breng ik u de nota's van de toenmalige
staatssecretarissen van respectievelijk Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid in
herinnering over de sociale en fiscale positie van grensarbeiders (Tweede Kamer, vergaderjaar
19992000, 26 834, nrs, 1 en 2). Daarnaast heeft de Commissie Grensarbeid, een door de
staatssecretaris van Financiën ingestelde commissie met vertegenwoordigers uit diverse
geledingen, een rapport gedateerd 21 mei 2001 opgesteld, over knelpunten op fiscaal en
sociaal terrein voor grensbeiders. Naar aanleiding van deze nota's en het rapport van de
Ons kenmerk SV/V&V/06/7643
Commissie Grensarbeid heeft een uitgebreide gedachtewisseling met uw Kamer plaatsgehad,
zowel schriftelijk als mondeling tijdens een algemeen overleg op 21 december 2001.
Mijn ambtsvoorganger heeft tijdens die gedachtewisseling naar voren gebracht, dat een
vergelijking tussen de socialezekerheidspositie van de grensarbeider aan de ene kant en de
niet-grensarbeider aan de andere kant niet goed mogelijk is, omdat de rechten en
verplichtingen te zeer afhangen van de individuele omstandigheden. In algemene zin kan dan
ook niet worden gezegd dat een grensarbeider slechter af is ten gevolge van het werken in het
buurland. Dit neemt niet weg, zoals ook door de Commissie Grensarbeid is geconstateerd, dat
zich knelpunten kunnen voordoen. Van geval tot geval zal dan bezien moeten worden of een
oplossing nodig en mogelijk is. Voor wat betreft het recente verleden verwijs ik, als het gaat
om mijn beleidsterrein, naar de verruiming van de vrijstellingsregeling voor de
volksverzekeringen en de instelling van een grensinformatiepunt voor een integrale
voorlichting aan grensarbeiders.
In deze stand van zaken hebben de door de heer Colsen naar voren gebrachte
beleidswijzigingen, naar mijn mening, geen verandering gebracht.
Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is
de opvolger van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de
socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die
zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Hoewel Verordening 883/2004 al in werking is
getreden, kan deze nog niet worden toegepast. Dit komt doordat de toepassing ervan is
gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de nieuwe toepassingsverordening die
Verordening (EEG) nr. 574/72 zal vervangen. De onderhandelingen over deze nieuwe
toepassingsverordening zijn in januari 2006 gestart.
Verordening 883/2004 gaat evenals Verordening 1408/71 uit van coördinatie van sociale
zekerheidsstelsels, waardoor de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten op elkaar worden
afgestemd. De stelsels van de lidstaten blijven derhalve intact. Via het coördinatieregime
wordt bevorderd dat personen die gebruik maken van het vrije verkeer hun (nationale)
socialezekerheidsrechten behouden en even goed af zijn dan niet-migrerende personen.
Bij Verordening 883/2004 zijn een groot aantal vereenvoudigingen en wijzigingen
doorgevoerd, waarvan sommige specifiek gericht zijn op de positie van grensarbeiders. Als
voorbeeld kunnen de wijzigingen in het hoofdstuk Werkloosheid worden genoemd. Volledig
werkloze grensarbeiders kunnen aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering in het
woonland. Deze werklozen kunnen zich niet alleen in het woonland voor arbeidsbemiddeling
ter beschikking stellen, maar er ook voor kiezen om zich ter beschikking te stellen voor
arbeidsbemiddeling in de lidstaat waar de laatste werkzaamheden zijn verricht. Dit is een
duidelijke verbetering van de positie van grensarbeiders.
---
Ons kenmerk SV/V&V/06/7643
Uw Kamer heeft zich kunnen uitspreken over het kabinetsstandpunt ten aanzien van het
voorstel van de Commissie voor een vereenvoudiging van Verordening 1408/71
(Kamerstukken II, vergaderjaar 1999-2000, 21501-18, nr. 126) en over het verloop van de
onderhandelingen (Kamerstukken II, vergaderjaar 2001-2002, 21-501-18, nr. 157). Over deze
kabinetsnotities heeft twee keer een overleg met uw Kamer plaatsgevonden. De positie van
grensarbeiders in het licht van vereenvoudiging is in beide overleggen aan de orde gesteld.
Tijdens de behandeling van het Commissie voorstel in het Europees Parlement heeft het
Europees Parlement een groot aantal van die amendementen aangenomen die betrekking
hadden op de positie van grensarbeiders. Ik kan u meedelen dat de overweldigende
meerderheid van deze amendementen zijn overgenomen in de considerans dan wel de
bepalingen van Verordening 883/2004. Tevens heeft het Europees Parlement bij amendement
verzocht om een Europa- toets voor grensarbeiders in te voeren, waarbij vooraf overleg zou
moeten worden gevoerd over geplande wijzigingen van de stelsels van de lidstaten. Gelet op
het feit dat ook Verordening 883/2004 de nationale wetgevingen intact laat, is dit amendement
niet overgenomen.
Op 13 oktober 2004 is met uw Kamer een algemeen overleg gevoerd over
grensoverschrijdende arbeid. Tijdens dit algemeen overleg is onder meer de kabinetsnotitie
over het voorstel voor vereenvoudiging en modernisering van Verordening (EEG) nr. 1408/71
aan de orde geweest (zie ook het verslag van een algemeen overleg vastgesteld op 17
november 2004, Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29 407, nr. 19).
Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is
slechts op één punt een frictie gebleken voor grensarbeiders, als gevolg van het feit dat
Duitsland en Nederland verschillende aanvangstijden kennen voor het toekennen van de
arbeids(on)geschiktheidsuitkering (in Nederland 102 weken, in Duitsland 78 weken). Zie voor
de probleemstelling en het antwoord van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Handelingen 2005-2006, nr. 4, Eerste Kamer, pag. 214.
Wat betreft de nieuwe Werkloosheidswet zijn tijdens de parlementaire behandeling in het
geheel geen mogelijke nieuwe knelpunten voor grensarbeiders gebleken.
Conclusie
De heer Colsen heeft in zijn brief in zeer algemene bewoordingen aangegeven, dat er volgens
hem aanleiding zou zijn een nieuwe (permanente) Commissie grensarbeiders in het leven te
roepen. Als reden daarvoor voert hij aan, dat er zich oplopende problemen in de praktijk
voordoen, waar grensarbeiders mee worden geconfronteerd en waarmee vanuit de politiek te
weinig zou worden gedaan om deze op te lossen. Specifiek noemt de heer Colsen onder meer
de nieuwe wetten met betrekking tot de WW en de WIA, die zoals hierboven gemeld, met
---
Ons kenmerk SV/V&V/06/7643
uitzondering van één frictie in de WIA, voor zover nu bekend geen algemene knelpunten voor
grensarbeiders genereren.
In mijn reactie heb ik uiteengezet, dat naar mijn mening de stand van zaken sinds de
conclusies van de Commissie Grensarbeid in 2001 onveranderd is. Ten aanzien van de
wettelijke regelingen die nog in werking moeten treden, verwacht ik niet dat die straks
specifieke knelpunten voor grensarbeiders zullen veroorzaken. Sedert enkele jaren wordt
namelijk bij het formuleren van nieuwe wetgeving bezien of deze mogelijk tot negatieve
gevolgen zou kunnen leiden voor grensarbeiders.
Gelet op de parlementaire behandeling in 2001 over de (mogelijke) knelpunten voor
grensarbeiders op zowel fiscaal- als sociaalzekerheidsterrein, gelet voorts op het feit dat
nieuwe regelgeving van te voren wordt gecontroleerd op mogelijk negatieve effecten voor
grensarbeiders èn gelet op hetgeen ik hiervoor in het bijzonder heb opgemerkt over de nieuwe
Verordening (EG) nr. 883/04, meen ik, dat er op dit moment geen aanleiding is om een
Commissie grensarbeiders in het leven te roepen. Mocht dat op grond van praktijkgevallen in
de toekomst anders blijken, dan acht ik dàt het aangewezen moment om daar een nader
onderzoek naar in te stellen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid