Ingezonden persbericht
Persbericht GGZ Nederland, brancheorganisatie voor geestelijke gezondheidszorg en verslavingzorg
Amersfoort, 30 maart 2006
Wet Werk en Bijstand schiet tekort; Amsterdam moet uitkeringen ggz-patiënten hervatten
In de Wet Werk en Bijstand (WWB) is de positie van ggz-patiënten die gedwongen zijn opgenomen over het hoofd gezien. Toch moet de gemeente Amsterdam, die op basis van de WWB de uitkeringen van twee gedwongen opgenomen ggz-patiënten stopzette, hervatten. Die uitspraak heeft de rechter gedaan in de rechtszaak die ggz-instelling De Meren tegen de gemeente Amsterdam had aangespannen. De uitspraak is belangrijk voor alle ggz-patiënten die gedwongen zijn opgenomen. In Nederland zijn dat 14.000 mensen.
De gemeente Amsterdam zette onlangs de uitkering van twee ggz-patiënten stop op grond van een formulering in de Wet Werk en Bijstand. Daarin staat dat 'degene die rechtens zijn vrijheid is ontnomen' van bijstand wordt uitgesloten. In dit specifieke geval gaat het om twee patiënten die op basis van art. 37 van het Wetboek van Strafrecht in de instelling verblijven. Dat betekent dat zij een delict hebben gepleegd waarvoor de rechter hen ontoerekeningsvatbaar heeft verklaard. Zij hebben geen straf opgelegd gekregen, maar zijn gedwongen opgenomen in een ggz-instelling om daar behandeld te worden.
De Meren ging tegen deze beslissing in beroep omdat deze patiënten zonder gemeentelijke uitkering geen enkele bron van inkomsten hebben. Zij kunnen hun ziektekostenpremies niet betalen, kunnen persoonlijke uitgaven niet bekostigen en raken een eventuele woning kwijt doordat de doorlopende lasten daarvoor niet meer opgebracht kunnen worden, waardoor overigens ook familieleden gedupeerd kunnen worden. Ook is het hebben van een uitkering voorwaarde om na de opname weer woonruimte toegewezen te krijgen.
Omissie
De rechter heeft nu in de eerste plaats bepaald dat de WWB een omissie bevat. De wet stelt inderdaad dat personen van wie via een rechterlijke uitspraak de vrijheid is ontnomen geen uitkering van gemeentewege meer dienen te krijgen. Daarbij wordt er echter van uitgegaan dat voor deze groep langs een andere weg wordt voorzien in de kosten van bestaan. Dat is voor bijvoorbeeld gedetineerden inderdaad het geval. Gedurende hun detentieperiode betaalt Justitie hun medische zorg en hoeven zijzelf geen ziektekostenpremies te betalen. Zij ontvangen daarnaast een bedrag voor zak- en kleedgeld. Voor mensen die gedwongen in een ggz-instelling verblijven bestaat zo'n regeling niet. De wetgever heeft dit bij het opstellen van de wet over het hoofd gezien.
Gelijkheidsbeginsel
De gemeente Amsterdam moet de uitkeringen van de eerder genoemde ggz-patiënten echter wel doorbetalen. De rechter kwam tot dat oordeel op grond van het gelijkheidsbeginsel. De gemeente Amsterdam betaalt de uitkeringen van ggz-patiënten die in het kader van de Wet Bopz (Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen) opgenomen zijn namelijk wel door. Ook deze mensen verblijven gedwongen in een ggz-instelling, maar onderscheiden zich van de art. 37-categorie doordat ze geen delict hebben gepleegd. De rechter acht het onderscheid dat de gemeente Amsterdam tussen deze twee groepen patiënten maakt niet terecht.
Aanpassen wet
Deze uitspraak maakt duidelijk dat de Wet Werk en Bijstand moet worden aangepast. GGZ Nederland dringt bij de ministeries van VWS, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie aan op een snelle wijziging van de wet en op verdere maatregelen die voorkomen dat deze groep door de WWB tussen wal en schip raakt.
---