Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
- SV/AL/06/20625
Onderwerp Datum
Kabinetsstandpunt lange-termijn advies 30 maart 2006
Gezondheidsraad Beoordelen, behandelen,
begeleiden
Op 27 september 2005 heb ik u mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport het advies van de Gezondheidsraad `Beoordelen, behandelen, begeleiden; medisch
handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid' aangeboden1. De Gezondheidsraad
heeft aanbevelingen gedaan voor de korte termijn over protocollen en `mediprudentie' en
voor de lange termijn over de ontwikkeling van zogenaamde `3B-richtlijnen' over
beoordelen, behandelen en begeleiden.
Ik heb u toen ook geïnformeerd over mijn standpunt over de korte termijn aanbevelingen. In
vervolg hierop heb ik u op 13 december 2005 de eerste twee verzekeringsgeneeskundige
protocollen toegestuurd2.
In deze brief bied ik u mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
mijn standpunt aan over de aanbevelingen van de Gezondheidsraad voor de lange termijn.
Samengevat komt mijn standpunt hier op neer:
· In alle nieuwe multidisciplinaire medische richtlijnen die via de ZonMw-
programmering lopen, worden de factor arbeid en de beoordeling van de
arbeidsmogelijkheden meegenomen.
· Voor een extra impuls stel ik tijdelijk extra middelen beschikbaar en wordt een
begeleidingscommissie opgezet.
· Van multidisciplinaire richtlijnen kunnen verzekeringsartsen
verzekeringsgeneeskundige protocollen afleiden.
· Ik overweeg om vooruitlopend op de structurele situatie een tijdelijke commissie in
te stellen om de ontwikkeling van verzekeringsgeneeskundige protocollen, die nu
nog in handen ligt van de Gezondheidsraad, te waarborgen.
Algemeen
De Gezondheidsraad adviseert voor de lange termijn om artsengroepen die te maken hebben
met verzuim en arbeidsongeschiktheid te stimuleren gezamenlijke richtlijnen te
1 Kamerstukken II 2004-2005, 30 034, nr. 54
2 Kamerstukken II, 2005-2006, 28 333, nr. 76
2
ontwikkelen. Deze multidisciplinaire richtlijnen hebben tot doel het medisch handelen door
bedrijfsartsen, huisartsen, medisch specialisten en verzekeringsartsen op elkaar af te
stemmen. De richtlijnen zouden het karakter moeten hebben van `moederrichtlijnen' die in
een later stadium weer kunnen dienen als leidraad voor monodisciplinaire richtlijnen of
protocollen die de beroepsgroepen hieruit kunnen afleiden. Als werktitel noemt de
Gezondheidsraad deze richtlijnen 3B-richtlijnen, omdat zij gericht zijn op het beoordelen
van ziekte en arbeidsmogelijkheden, het behandelen van de ziekte en het begeleiden bij het
herstel- en reïntegratieproces. In deze richtlijnen moet aandacht zijn voor de consequenties
van aandoeningen voor het functioneren en de belastbaarheid, voor uitlokkende en
instandhoudende factoren in de werksituatie, voor de prognostiek van het herstel van het
functioneren en voor interventies gericht op de werksituatie en op de bevordering van
reïntegratie. Het gaat om multidisciplinaire richtlijnen waarbij de factor arbeid
geïntegreerd is.
Ik sta positief tegenover de gedachte om te komen tot 3B-richtlijnen. Met deze
multidisciplinaire richtlijnen wordt de kwaliteit en uniformiteit van de keten van zorg
bevorderd en komt er aandacht voor de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden. Het leidt
er immers toe dat alle medische professionals gebruik kunnen maken van dezelfde
wetenschappelijk onderbouwde kennis. Zij kunnen dan ook beter onderling overleggen over
patiënten en werkafspraken maken. Ook kunnen zij beter adviseren over werkhervatting.
Uitgangspunten
Voor het realiseren van multidisciplinaire richtlijnen met aandacht voor de factor arbeid zijn
de uitgangspunten van belang die de ministeries van SZW en VWS hanteren voor het
kwaliteitsbeleid van de medische beroepsgroepen ingevolge de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
Eerste uitgangspunt bij de multidisciplinaire richtlijnontwikkeling is dat de medische
beroepsgroepen primair zelf verantwoordelijk zijn voor het integraal kwaliteitsbeleid.
Richtlijnontwikkeling is onderdeel van dit kwaliteitsbeleid.
Ten tweede dient er centrale coördinatie te zijn bij het sturen op kwaliteit en bij het leggen
van prioriteiten. Deze coördinatie is zowel gericht op het voorkomen van overlap van
activiteiten als op het bevorderen van een breed draagvlak. Bij draagvlak gaat het om de
diverse artsengroepen, de cliëntenorganisaties en andere relevante organisaties zoals voor de
verzekeringsgeneeskunde het UWV.
Derde uitgangspunt is dat de departementen alleen tijdelijk middelen beschikbaar stellen om
de ontwikkeling en implementatie van richtlijnen te stimuleren. De uitgangspunten van het
subsidiebeleid van VWS zijn verwoord in de notitie "Kennis, Innovatie, Meedoen".
Richtlijnontwikkeling
De procedure om te komen tot multidisciplinaire richtlijnen met aandacht voor arbeid past
bij de lopende ontwikkelingen die al sinds de jaren tachtig plaatsvinden en die de
beroepsgroepen in de jaren negentig intensiever hebben opgepakt. De Gezondheidsraad
schetst deze ontwikkelingen in zijn advies. Aanvankelijk waren de richtlijnen
monodisciplinair. Steeds vaker komt het voor dat de beroepsgroepen multidisciplinaire
richtlijnen maken en dat in deze richtlijnen de factor "arbeid" voorkomt.
---
Ik noem verder het inmiddels afgeronde project `Sociale zekerheid en Zorg'3. Gedurende
dat project hebben de ministeries van SZW en VWS met artsengroepen afgesproken dat zij
werken aan multidisciplinaire richtlijnen. Inmiddels zijn samenwerkingsverbanden tot stand
gekomen tussen de bij richtlijnontwikkeling betrokken organisaties4. Deze ontwikkeling
wordt ondersteund door de artsenfederatie KNMG. Dit wordt o.a. aangegeven in de
beleidsnotitie en het plan van aanpak `Arts en Arbeid' die de KNMG begin november 2005
heeft aangeboden aan de minister van VWS en mij. Dit plan heeft als doel om de brug
tussen de bedrijfsgezondheidszorg en de curatieve zorg verder te versterken.
Ik constateer dat het idee van 3B-richtlijnen - zonder dat deze term als zodanig wordt
gebruikt - breed leeft, en dat de beroepsgroepen in de multidisciplinaire richtlijnen steeds
meer aandacht besteden aan de factor arbeid. Ook constateer ik dat dit verder zou moeten
worden versterkt.
Waar het in de eerste plaats om gaat is dat de factor arbeid in alle multidisciplinaire
richtlijnen onderdeel uitmaakt van de keten van diagnose, behandeling en activering. Wat
zijn de gevolgen van de ziekte en de behandeling voor het weer kunnen gaan werken en hoe
kan de arts beoordelen welke arbeidsmogelijkheden er nog zijn? In het advies van de
Gezondheidsraad worden hiervoor belangrijke aanzetten genoemd.
In de tweede plaats gaat het er om een structuur op te zetten die garandeert dat de
multidisciplinaire richtlijnen inclusief de factor arbeid ook daadwerkelijk tot stand komen
en toegepast worden. Mijn collega van VWS en ik hebben daarom besloten een tijdelijke
extra impuls te geven aan de bestaande en voorgenomen richtlijnontwikkeling.
Hiermee bedoel ik het volgende.
Programmering multidisciplinaire richtlijnen
Voor de centrale coördinatie van multidisciplinaire richtlijnontwikkeling bereidt VWS een
programma voor bij ZonMw. Dit programma is in 2006 van start gegaan en heeft als doel
samen met de diverse beroepsgroepen multidisciplinaire richtlijnen en professionele
kwaliteit tot stand te brengen. De bestaande initiatieven op het terrein van multidisciplinaire
richtlijnontwikkeling en de hiervoor beschikbare financiële middelen worden in dit
programma samengebracht. ZonMw coördineert de projecten en bewaakt het
multidisciplinaire karakter. De betrokken beroepsgroepen en expertise-organisaties leggen
periodiek verantwoording af aan ZonMw over de ontwikkeling en implementatie van de
richtlijnen op basis van de gemaakte prestatie-afspraken.
Hoewel in het eerste jaar de nadruk zal liggen op richtlijnen voor de curatieve zorg, zal
direct waar mogelijk op onderdelen verbreding plaatsvinden naar de arbocuratieve zorg en
dienstverlening en de verzekeringsgeneeskundige aspecten. Op die manier wordt vanaf het
begin gestreefd naar multidisciplinaire richtlijnen die alle medische beroepsgroepen
aangaan. Over het programma voor 2006 en 2007 (de eerste fase) heeft de minister van
VWS ZonMw vorig jaar bericht. Het is de bedoeling dat ZonMw samen met de
beroepsgroepen zoals OMS, NHG, NVAB en NVVG de multidisciplinaire
richtlijnontwikkeling en implementatie ter hand neemt.
3 Over de resultaten van het project `Sociale zekerheid en Zorg' heb ik u geïnformeerd bij brief van 22 februari
2005 (TK 2004-2005, 25 253, nr. 8).
4 Nederlandse Vereniging van Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), Kwaliteitsinstituut voor de
gezondheidszorg CBO (CBO), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Orde van Medisch Specialisten
(OMS), Platform Reïntegratie Stecr en Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
---
De minister van VWS is op dit moment in gesprek met ZonMw over de nadere invulling
van de programmering. De programmering zal zodanig zijn dat bij iedere nieuwe
multidisciplinaire richtlijn de factor arbeid en de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden
betrokken wordt. Ook zal hier de implementatie van de richtlijnen aan de orde moeten
komen. De cliëntenorganisaties worden vanaf het begin betrokken bij de totstandkoming
van richtlijnen op voor hen relevante aspecten, zoals de communicatie met de patiënt.
De Gezondheidsraad beveelt aan de regiefunctie te geven aan een multidisciplinair
samengestelde stuurgroep. Zo'n stuurgroep moet het veld van richtlijnontwikkeling kunnen
overzien en passende initiatieven in gang kunnen zetten om de multidisciplinaire richtlijnen
met aandacht voor arbeid op te stellen of te herzien.
Om te garanderen dat de factor arbeid en het element van de beoordeling van de
arbeidsmogelijkheden, die tot nu toe onderbelicht zijn gebleven in de curatieve sector, in het
ZonMw-programma voldoende aan bod komen, zullen de voor dit onderwerp relevante
medische beroepsgroepen worden gevraagd in ieder geval voor zolang dat nodig is in een
tijdelijke begeleidingscommissie te participeren. Een belangrijke rol is weggelegd voor de
beroepsverenigingen van bedrijfsartsen en verzekeringsgeneeskundigen. Aan ZonMw zal
worden gevraagd om de taken en de samenstelling van de begeleidingscommissie samen
met de betrokken partijen in het programmavoorstel concreet uit te werken. Met deze
begeleidingscommissie geef ik invulling aan het idee van de Gezondheidsraad van een
stuurgroep.
Voor de volledigheid meld ik dat ik UWV geraadpleegd heb over mijn standpunt zoals hier
beschreven. UWV ondersteunt dit en is bereid te participeren in de begeleidingscommissie.
Ik zal in 2006 en 2007 jaarlijks bijdragen aan het programma bij ZonMw voor het
stimuleren van de ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen met aandacht voor de
factor arbeid, het bevorderen van de implementatie hiervan, ondermeer door er
monodisciplinaire protocollen voor bedrijfs- en verzekeringsartsen uit af te leiden, en het
werk van de begeleidingscommissie.
Verzekeringsgeneeskundige protocollen
Op 13 december 2005 heb ik u de eerste twee verzekeringsgeneeskundige protocollen
toegezonden, die de Gezondheidsraad heeft opgesteld. Ik heb deze protocollen inmiddels
gepubliceerd5. De Gezondheidsraad bereidt momenteel een aanvullend advies over nog eens
acht protocollen voor. De Gezondheidsraad beschouwt zijn betrokkenheid bij de
ontwikkeling van hulpmiddelen voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling als tijdelijk en
vertrouwt erop dat zijn rol na afronding van de toegezegde tien protocollen kan worden
overgenomen door de betrokken beroepsgroepen.
Door de programmering van de multidisciplinaire richtlijnen bij ZonMw wordt het mogelijk
dat de beroepsgroepen vanuit de multidisciplinaire richtlijnen monodisciplinaire richtlijnen
of protocollen afleiden. Het is denkbaar dat op bepaalde gebieden beroepsgroepen
samenwerken. Voor de bedrijfs- en verzekeringsartsen is het bijvoorbeeld mogelijk dat zij
protocollen ontwikkelen die geheel of gedeeltelijk gemeenschappelijk zijn.
Dit betekent dat voor de langere termijn op deze manier de nieuwe
verzekeringsgeneeskundige protocollen geproduceerd kunnen worden.
5 Staatscourant 2006, nr. 33
5
Tot dat moment overweeg ik dan ook de verdere protocolontwikkeling voorlopig ter hand te
stellen aan een tijdelijke commissie waarin de NVVG en verschillende andere deskundige
artsengroepen met betrokkenheid van UWV en onder voorzitterschap van een
onafhankelijke deskundige zitting hebben. Ditzelfde geldt voor de periodieke aanpassing
van de protocollen. Ik zie dit nadrukkelijk als een tijdelijke zaak, omdat in de toekomst de
NVVG en UWV zelfstandig protocollen kunnen opstellen en actualiseren op basis van de te
ontwikkelen multidisciplinaire richtlijnen. Ik zal u in het vierde kwartaal hierover berichten.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid