Naar aanleiding van het verzoek van het lid Samsom tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 28 maart 2006, bied ik u hierbij inzage in de situatie in Afrika en de Nederlandse inzet, in bilateraal en multilateraal verband, om de hongersnood in Afrika te lenigen.
Het Nederlandse beleid om de honger in Afrika te bestrijden is gericht op twee pijlers. In de eerste plaats is het onderdeel van de overkoepelende beleidsdoelstelling inzake armoede-bestrijding, waarbij prioriteit wordt toegekend aan reproductieve gezondheid, HIV-aids, onderwijs, milieu en water en verbetering van het ondernemingsklimaat. In relatie tot dit laatste is het essentieel om voedselproducenten in Afrika betere kans te geven op lokale en internationale markten.
In die gevallen waar een acute hongercrisis dreigt is Nederland, als een van de meest vooraanstaande humanitaire donoren, doorgaans bereid om bij te dragen aan leniging van de acute noden, om te voorkomen dat mensen sterven van de honger. Daarbij wordt met name gebruik gemaakt van het multilaterale kanaal, om te kunnen komen tot een beter gecoördineerde respons, en om duplicatie en versnippering van de hulp over grote aantallen organisaties te voorkomen; daarbij zij aangetekend dat bijvoorbeeld de distributie van voedselhulp naar eindontvangers in verreweg de meeste gevallen wordt overgelaten aan NGO's, die daartoe door WFP of andere VN-organisaties worden gecontracteerd. Bovendien hebben multilaterale organisaties zoals WFP beschikking over grote logistieke expertise en capaciteit, zodat ze in staat zijn in relatief korte tijd grote groepen mensen met voedsel te bereiken.
Bij het bepalen van de Nederlands inzet wordt in eerste instantie gekeken naar methodes om een voedselcrisis te voorkomen en de zelfredzaamheid van mensen te versterken. In die fase worden er bijvoorbeeld seeds and tools programma's van organisaties als FAO ondersteund, om te zorgen dat mensen tijdig kunnen zaaien en oogsten. In acute voedselcrises wordt echter gekozen voor bijdragen aan programma's van doorgaans WFP en UNICEF voor het geven van voedselhulp of het bijvoeden van kinderen.
De Nederlandse bijdrage aan WFP was in 2005 aanmerkelijk hoger dan in andere jaren (te weten USD 115 miljoen), wat vooral het gevolg was van ongebruikelijk hoge incidentele uitgaven als gevolg van onvoorziene rampen in dat jaar.
Naast dit alles is Nederland een van de meest royale donoren is van WFP, UNICEF en andere VN-organisaties betrokken bij humanitaire hulpverlening, met ongeoormerkte, multilaterale bijdragen. Deze 'high quality' bijdragen stellen de VN in staat om per direct, daar waar het nodig is, fondsen in te zetten.
Tot slot is Nederland een van de donoren van het nieuwe 'Central Emergency Response Facility' (CERF), dat op een nog hoger niveau flexibel inzetbare middelen beschikbaar maakt (zie hieronder).
Op dit moment wordt Afrika wederom met meerdere voedselcrises geconfronteerd. Onderstaand volgt een beknopt overzicht van de meest in het oog springende, waarbij niet is getracht uitputtend te zijn.
Zuidelijk Afrika
Zuidelijk Afrika wordt al voor het vierde jaar achter elkaar geteisterd door extreme droogte, waardoor de oogsten mislukken. Samen met slecht bestuur en HIV/aids, veroorzaakt dit de zogenaamde "triple threat". De oorzaken van deze deels humanitaire crisis liggen dus zowel op het klimatologische en politieke als op het macro-economische vlak. De combinatie van de voedselcrisis met de HIV/aids epidemie is zeer zorgwekkend en werkt verlammend. Grote delen van bevolkingen worden verzwakt gedurende hun meest productieve jaren, in een regio waar de landbouw een arbeidsintensief proces is, waarin vooral veel vrouwen werkzaam zijn. Deze vrouwen worden het zwaarst getroffen.
In 2004/2005 heeft Zuidelijk Afrika de slechtste oogst sinds 2002 gehad, en in het geval van Malawi, de slechtste sinds 1994. WFP heeft halverwege 2005 zijn nog lopende operatie uitgebouwd om een groter aantal mensen van voedsel te kunnen voorzien dan oorspronkelijk gepland, te weten 9,3 miljoen mensen in plaats van 1,8 miljoen. Daarnaast heeft WFP vanaf januari 2006 zijn voedselhulp programma uitgebreid tot Namibië, waar nu 111.000 OVC's (Orphans and Other Vulnerable Children) worden bereikt met voedselhulp.
Alhoewel de vooruitzichten voor de oogsten van 2006 gematigd optimistisch zijn omdat er sinds november 2005 behoorlijk wat regen is gevallen, zullen de verbeterde weersomstandigheden de voedselzekerheid van een groot deel van de bevolking niet onmiddellijk doen toenemen. Met name in Zimbabwe is de situatie niet erg rooskleurig, en juist daar is dit mede te wijten aan gebrekkig beleid van de overheid. Momenteel is een bijdrage in voorbereiding voor WFP van E3,8 miljoen voor de lopende operatie van WFP in Zuidelijk Afrika. Dit is in vervolg op uitgaven ten behoeve van voedselhulp gerelateerde programma's in de regio van ruim E 15 miljoen in 2005 ( E 9,5 miljoen voor WFP, E 4 miljoen voor UNICEF/Malawi, E 1,5 miljoen voor Euronaid/Zimbabwe, E 166.000 voor OCHA/Johannesburg).
Hoorn van Afrika/Oost Afrika (/Eritrea/Ethiopië/Somalië/Kenia/Tanzania)
Zeven van de 11 miljoen slachtoffers van droogte en voedseltekorten in deze regio hebben acuut hulp nodig. In sommige regio's is reeds één derde van het vee omgekomen. De prijzen van vee zijn drastisch gedaald, als gevolg waarvan gezinnen uiterst kwetsbaar zijn geworden. In de zwaarst getroffen gebieden in Somalië en Kenia is de ondervoeding onder kinderen jonger dan 5 jaar gestegen tot 30 procent, twee keer zo hoog als de drempelwaarde van de WHO van 15 procent. Ondervoeding leidt indirect tot verhoogde sterfte, door aandoeningen als diarree en mazelen.
In Ethiopië woont ruim tien procent van de bevolking in gebieden waar de voedselproductie ver achterblijft bij de verwachtingen. Daardoor zijn nu 2,6 miljoen mensen meer dan gewoonlijk afhankelijk van noodhulp. Het gebrek aan regen (te weinig, te laat, onregelmatig) zorgt ervoor dat waterbronnen niet meer worden aangevuld, graslanden in slechte conditie blijven waardoor de gezondheid en productie van vee, alsook de waarde ervan, afneemt en de sterfte onder het vee sterk toeneemt. Tegelijkertijd rijzen de prijzen van voedsel en zaden. De huidige droogte in de Hoorn treft vooral het zuidoosten van het land, m.n. Somali en Oromiya regio's waar nu al sprake is van 1,7 miljoen voedselhulp-behoevenden.
USAID schat dat er in Djibouti tussen de 70.000 en 150.000 mensen zijn getroffen door de droogte.
Door de uitblijvende regens in Centraal en Zuidelijk Somalië is heeft er massale migratie van mensen en vee plaatsgevonden richting waterbronnen in Juba Valley en Gedo Region. De droogte heeft grote gevolgen voor de graanproductie gehad, die met tachtig procent is gedaald. Totaal aantal getroffen personen: 2.1 miljoen.
De Ethiopische overheid leidt met hulp van WFP de nationale noodhulpoperatie. Het Ethiopian Red Cross Society hierbij ook nauw betrokken. Voor een groot aantal mensen, zo'n zes miljoen inwoners, probeert men een meer structurele oplossing te bieden door uitvoering van publieke werken (bodemconservering, drinkwatervoorziening e.d.) d.mv. het Productive Safety Nets Programme.
De afgelopen drie jaar heeft ook Tanzania te kampen met ongunstige weersomstandigheden. De meeste delen van het land zijn getroffen door de huidige droogte. De voedselschaarste daarvan het gevolg is valt nu samen met een invasie van de zogenaamde African Army Worm in de Zuidwestelijke hooglanden en de Zuidelijke regio. De combinatie van beide factoren leidt tot ernstige voedseltekorten in grote delen van het land, en dus sterk gestegen voedselprijzen (waardoor voedsel voor de armere lagen van de bevolking onbereikbaar wordt).
De overheid heeft getracht hierop adequaat te reageren door onder meer de importheffing op mais te laten vervallen, door versnelde inklaring van voedsel uit de havens en door voedsel uit de graanreserve beschikbaar te stellen aan de armste bevolkingsgroepen. De nationale graanreserve kan bijna veertig procent van de overige noden lenigen. Recente, lichte regenval heeft reeds enig positief effect gehad op voedselvoorzieningen voor de bedreigde veestapel. De Tanzaniaanse overheid erkent het belang van een financiële reserve als buffer voor dergelijke onvoorziene omstandigheden. In de volgende fiscale planning besprekingen zal dit worden meegenomen. Tijdens een Donor Emergency Meeting in Dar-es-Salaam op 28 februari bleek, dat de grootste behoefte momenteel bestaat uit zaaigoed en bestrijdingsmiddelen (tegen de African Army Worm). Wanneer er geen nieuwe oogst komt zal er voedselhulp ter waarde van veertig tot tachtig miljoen dollar noodzakelijk zijn. Daarom heeft de Nederlandse regering besloten om E 1 miljoen bij te dragen voor de aankoop van zaaigoed en bestrijdingsmiddelen.
De situatie in Eritrea is zeer zorgwekkend. Alhoewel de opbrengsten van de oogsten in de afgelopen jaren verbeterd zijn kan het land nog maar in dertig procent van zijn eigen voedselbehoefte voorzien. Hulpverlenen blijft moeizaam gezien de gespannen relatie tussen de Eritrese regering en de internationale gemeenschap.
In Kenia lopen drie miljoen mensen gevaar. Inmiddels bedragen de geschatte kosten van de hulpoperatie in Kenia tweehonderd miljoen USD. De gevolgen van de droogte zijn verergerd door (aanvankelijk) inadequaat optreden van de Keniaanse overheid.
Volgens de laatste schattingen van het WFP hebben donoren op dit moment bijna tien procent toegezegd van de benodigde $ 225 miljoen om de Keniaanse voedselcrisis het hoofd te bieden. Volgens OCHA is er in Somalië een tekort van $ 144 miljoen op het 'VN-appeal' en een tekort van $ 38 miljoen in Ethiopië. Daarbij moet worden opgemerkt dat de VN niet altijd voldoende zicht heeft op financieringen die langs andere, vooral particuliere kanalen worden verstrekt.
Inzet Nederland
Vanuit een oogpunt van effectiviteit en efficiëntie is er van het begin af aan door Nederland bij de VN op aangedrongen om een regionaal appeal te doen uitgaan. Echter, gezien de omvang van de crisis in een aantal gebieden is er, in afwachting van dit regionale appeal, besloten om niet te wachten met een aantal andere bijdragen. De regering heeft in de Hoorn van Afrika via verschillende kanalen reeds E 3,3 miljoen bijgedragen aan de leniging van de noden. Zo is in Kenia reeds aan het begin van 2006 een bijdrage geleverd van E 1.245 duizend via het IFRC, voor een programma op het vlak van voedsel- en watervoorziening in het meest getroffen deel van het land. In Eritrea en Ethiopië is via UNICEF een bijdrage gedaan van E 1.1 miljoen. In Somalië is een bijdrage van E 300 duizend gedaan aan projecten van Horn Relief. Naast deze financiering is voor E 3.7 miljoen aan aanvragen in behandeling.
Het genoemde regionale appeal is door de VN voor 7 april aangekondigd. Een Nederlandse bijdrage van voorlopig E 7 miljoen is in voorbereiding. Zeer recent is vernomen dat regeringen in een aantal landen in de regio dwarsliggen bij de totstandkoming van het regionaal appeal. Zij geven aan de voorkeur te geven aan bilaterale hulp. Dit zou ten koste gaan van de effectiviteit van de hulpverlening. De VN (OCHA) dringt in de regio aan op meer bereidheid tot samenwerking. De regering is bereid OCHA daarbij te steunen.
West Afrika
Er zijn in deze regio geen grote voedseltekorten zoals in de zomer 2005 (Niger). Echter, volgens sommige berichten, van onder meer WFP, bestaat er lokaal wel voedselonzekerheid, en kan niet worden uitgesloten dat de situatie verder verslechtert. Prijzen beginnen op diverse plaatsen weer te stijgen als gevolg van afnemend aanbod. Er zijn meerdere humanitaire actoren in de regio aanwezig om situatie te monitoren en zonodig tijdig te waarschuwen en/of op te treden. De regering zal ontwikkelingen in deze regio nauwlettend volgen,in de wetenschap dat, juist in dit deel van Afrika, lokale voedseltekorten een relatief normaal verschijnsel zijn, en dat te snel inzetten van voedselhulp kan leiden tot marktverstoring, met gevolgen voor de voedselzekerheid voor de langere termijn.
Sudan/Darfur
Darfur behoort de regio's waar als gevolg van de voortdurende politieke en veiligheidscrisis sprake is van zeer ernstige lokale voedseltekorten. De opnieuw toenemende onveiligheid in de regio maakt deze problematiek steeds ernstiger, en maakt bovendien de hulpverlening duurder. De regering maakt gebruik van elke gelegenheid om, zowel bilateraal als multilateraal, de Sudanese regering op haar verantwoordelijkheid in dit verband te wijzen. De Nederlandse noodhulpbijdrage aan Sudan bouwt voort op bijdragen in de afgelopen jaren, waarbij echter dit jaar, voor
wat betreft de bijdragen via de VN, wordt deelgenomen aan een nieuw financieringsmechanisme: pooled funding. Hierbij wordt een Nederlandse bijdrage van E 16,6 miljoen ter beschikking gesteld van de humanitaire VN-coordinator in Khartoem, en niet meer aan individuele VN-organisaties. Dit bevordert de prioriteitsstelling en daarmee de effectiviteit van de inzet van deze fondsen. Daardoor is echter niet op voorhand met zekerheid te zeggen hoeveel geld zal worden uitgetrokken voor voedselhulp. De totale humanitaire bijdrage aan Sudan (inclusief Sudanese vluchtelingen in Tsjaad) bedraag E 25,5 miljoen.
De Nederlandse bijdrage aan het VN-noodhulpfonds voor Sudan is inmiddels goedgekeurd; de bijbehorende overeenkomst wordt een dezer dagen in New York ondertekend.
Central Emergency Response Facility
Over dit fonds, en de Nederlandse bijdrage daaraan van E 20 miljoen, berichtte ik u reeds eerder. Het fonds wordt beheerd door de Emergency Relief Coordinator van de VN (Jan Egeland) en is bedoeld voor snelle en flexibele respons in geval van nieuwe of snel verergerende crises, en voor zogenaamde 'vergeten' crises. Hieruit kan worden afgeleid dat de voedselcrises in Afrika voor bijdragen uit het CERF kwalificeren. Het besluit tot oprichting van het fonds werd eind 2005 genomen door de AVVN. Op 9 maart 2006 vond de inauguratie plaats. Toezeggingen en bijdragen van donoren bedragen inmiddels meer dan $ 250 miljoen. De Nederlandse bijdrage aan het fonds zal binnen enkele dagen worden goedgekeurd en overgemaakt. Besprekingen met de VN over de precieze voorwaarden zijn vrijwel afgerond.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken