Ministerie van Financiën

Inventarisatie van door de staat opgerichte stichtingen

De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Commissie voor de Rijksuitgaven

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

28 maart 2006

29 november 2005 (05-RU-B-038)

BZ 2006-00059

Onderwerp

Inventarisatie van door de staat opgerichte

stichtingen (art. 34 Comptabiliteitswet)

Tijdens het AO met de Commissie voor de Rijksuitgaven van 23 november jl. over de antwoorden op de Kamervragen over stichtingen, is gevraagd of alle 209 stichtingen opgericht in de periode 1991-2003 conform artikel 34 van de Comptabiliteitswet zijn voorgehangen. In deze brief treft u het antwoord op deze brief aan.

Van de 209 in de periode 1991-2003 opgerichte stichtingen zijn er uiteindelijk 18 niet en 15 te laat bij de Tweede Kamer aangemeld. Een volledig overzicht van deze stichtingen is opgenomen in bijlage 1.

Navraag bij de ministeries heeft geleerd dat mogelijke verklaringen kunnen zijn voor het niet doorlopen van de voorhangprocedure:


- onduidelijkheid omtrent de vraag wanneer er sprake is van 'doen oprichten'. Zo kan bijvoorbeeld een bestaande, generieke subsidieregeling private partijen ertoe bewegen een stichting op te richten, om zo aanspraak te maken op dit subsidiegeld;


- er is geen of nauwelijks sprake van programmageld.

Ik ben desalniettemin van oordeel dat deze stichtingen bij de oprichting natuurlijk gewoon de CW-procedure hadden moeten doorlopen.

Bij de overige 176 stichtingen hebben zich geen problemen voorgedaan met de voorhangprocedure. Zo bleken er 30 stichtingen te zijn opgericht voor 1996 toen de voorhangprocedure nog niet gold voor stichtingen opgericht krachtens het 'doen oprichten' motief. Verder zijn er 94 stichtingen conform artikel 34 CW voorgehangen en werd de oprichting van 40 stichtingen via wetsvoorstellen of andere parlementaire stukken voorgehangen.

Tot slot merk ik op dat de ministeries bij het nagaan van de vraag welke stichtingen al dan niet zijn voorgehangen bij 12 stichtingen hebben opgemerkt dat deze ten onrechte waren meegenomen in het overzicht van stichtingen opgericht tussen 1991 - 2003. Het betreffende ministerie had met de oprichting van deze stichtingen geen bemoeienis.

Zoals ik ook al in het AO van 23 november jl. heb aangegeven zal ik voor de zomer met een nieuw stichtingenkader komen waarmee, zo is mijn stellige bedoeling, de bestaande onduidelijkheden omtrent het oprichten van stichtingen wordt voorkomen.

DE MINISTER VAN FINANCIËN,

G. Zalm

Bijlage 1: Overzicht niet en te laat bij de Tweede Kamer aangemelde stichtingen

Bijlage 2: overzicht stichtingen opgericht in de periode 1991 - 2003

Artikel 34 lid 1, CW 2001 luidt: "Het oprichten of mede-oprichten, dan wel het doen oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon door de Staat zal niet eerder plaatsvinden dan 30 dagen, nadat van het voornemen daartoe door Onze betrokken Minister, in overeenstemming met het oordeel van de ministerraad, schriftelijk mededeling is gedaan aan de Staten-Generaal".

De griffie van de Tweede Kamer heeft hiervan 76 stichtingen weten te traceren. Volgens de administratie van de ministeries zijn er daarnaast nog 18 voorgehangen.