D66

Wetsvoorstel Ambulancezorg, door Fatma Koser Kaya 22-03-2006

Voorzitter. Aan dit wetsontwerp is een jarenlange discussie vooraf gegaan en nog steeds lopen de gemoederen hoog op. Ik begrijp dat er grote belangen mee gemoeid zijn en dat maakt dat dingen soms wat ingewikkelder lijken dan ze feitelijk zijn. Bestuurlijke onenigheden mogen echter niet de vraag vertroebelen die bij dit wetsvoorstel leidend moet zijn: hoe organiseren wij de ambulancezorg zo dat de patiënt -- om wie het tenslotte gaat -- de beste zorg op het juiste moment ontvangt? Ook in de toekomst! Ik zeg dit met nadruk omdat de kwaliteit van de zorg toekomstbestendig moet zijn. Misschien moet over enige tijd wel 1 op de 4 mensen werkzaam zijn in de zorg om dat te kunnen garanderen.

Van oudsher is de ambulancesector erg versnipperd. Dat kwam de kwaliteit en doelmatigheid natuurlijk niet ten goede. Om kwalitatief verantwoorde en doelmatige ambulancezorg te kunnen realiseren, gaat de nieuwe wet uit van de vorming van maximaal 24 regionale ambulancevoorzieningen. D66 acht dit een stap in de goede richting.

Over een paar punten van de nieuwe ambulancezorg is enige onrust ontstaan. Ik noem de positie van de meldkamer en de vierjaarlijkse vergunningverlening. Volgens de nieuwe besturingssystematiek verleent de minister per regio een vergunning aan een regionale ambulancevoorziening die dan het enige aanspreekpunt wordt voor het aanbod van ambulancezorg in de regio. Die zorg omvat dan zowel de ritten als de meldkamerfunctie. D66 kan zich vinden in het besluit om ambulancezorg voortaan aan te bieden als een ongedeeld product. De meldkamerfunctie is niet los te zien van het gehele pakket aan zorg dat een ambulancedienst levert. Door de meldkamerfunctie niet af te splitsen, is duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is en wie waarop aangesproken en afgerekend kan worden. In Tilburg bleek mij dat de diensten uitstekend met elkaar samenwerken. Men had zelfs een ict-systeem ontwikkeld op basis waarvan men elkaar heel snel kan bereiken.

Sommigen zijn bang dat de meldkamer in private handen komt. Dat kan in sommige gevallen aan de orde zijn, maar iedereen -- gemeentelijke ambulancediensten en ook privaatrechtelijke ambulancezorginstellingen -- kan inschrijven op het bestek en meedingen naar een vergunning. Het beste plan wint. De kwaliteit van zorg wint. Dat is voor D66 het allerbelangrijkste want de patiënt dient centraal te staan. Provincies en gemeenten zijn erg bezorgd over de aansturing bij rampen als de meldkamer niet meer in overheidshanden is. Ik kan mij dat wel voorstellen, maar de simpele feiten vertellen een ander verhaal. 99% van de zorgverlening door ambulances is reguliere zorgverlening. De meldkamer losmaken van de regionale ambulancevoorziening leidt tot structuren die zijn gebaseerd op uitzonderingen en het accepteren van ondoelmatigheid en kwaliteitsverlies in reguliere situaties. Dit moeten wij niet willen. Desalniettemin moet ook bij rampen en calamiteiten de kwaliteit van de ambulancezorg gewaarborgd zijn. Dit is te regelen door de vergunninghouder te verplichten afspraken te maken met het openbaar bestuur over samenwerking in de meldkamer tussen politie, brandweer en ambulancevoorziening en deze op te nemen in het programma van eisen. Een amendement hiertoe van mevrouw Schippers heb ik medeondertekend.

Met het voorstel om vergunningen om eens in de vier jaar vergunningen te verlenen, ben ik niet erg gelukkig. Dat zet de continuïteit onder druk.

Openbaar aanbesteden om de vier jaar maakt dat een bedrijf over een zeer beperkte tijdshorizon beschikt voor het aanstellen van het personeel, het investeren in personeel, het aangaan van samenwerkingsverbanden en het ontwikkelen van beleid en producten. Voor de kwaliteit van de zorg is dit ook van belang, dus ook voor de kwaliteit van de zorg die wij aan de patiënten willen geven. Het zou beter zijn om het instrument van maatstafconcurrentie te hanteren. Ik heb tijdens een interruptie al gezegd dat er, als wij de patiënt centraal stellen en het beste voor hem willen, in uiterste situaties ook de mogelijkheid moet bestaan om de vergunning in te trekken, ook als je keer op keer ziet dat een bepaalde ambulancedienst bij de benchmark achterblijft. Zo worden aanbieders doorlopend geprikkeld om voor hun cliënt de beste prijs/kwaliteitsverhouding te hanteren. Samen met mevrouw Arib en mevrouw Schippers heb ik een amendement ingediend om dit te regelen.

Tot slot vraag ook ik aandacht voor de problemen in de regio Rijnmond. De minister werkt in dit gebied met een postcodesysteem; het aantal ambulances wordt afgestemd op het aantal inwoners in het gebied. Van verschillende kanten heb ik gehoord dat dit problemen oplevert. In de regio Rijnmond zijn door het grote aantal toeristen op de eilanden en het zeer grote aantal werknemers in de Rotterdamse havens, dagelijks veel meer mensen aanwezig dan er wonen. Het aantal ambulances moet daarom worden afgestemd op het aantal mensen dat gemiddeld in het gebied aanwezig is. Dit kan gevaarlijke situaties door een tekort aan ambulances voorkomen. Ik krijg hier graag een reactie van de minister op.

29-3-2006 17:03