De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk W&B/SFI/06/23804
Datum 29 maart 2006
Onderwerp
Met de invoering van de WWB zijn gemeenten volledig financieel verantwoordelijk geworden
voor de uitvoering van de wet. Het Rijk verschaft hen daartoe een vast budget dat bestaat uit
een inkomensdeel en een werkdeel. Hoewel het budget voor het inkomensdeel met de
conjunctuur meebeweegt, kan een individuele gemeente aan het budget overhouden maar er
ook aan tekort komen. Een overschot in het inkomensdeel is vrij besteedbaar. Het financiële
risico van een tekort is beperkt tot 10 procent van het inkomensdeel (de zogeheten
eigenrisicodrempel). Indien het tekort groter is dan de eigenrisicodrempel kan een gemeente,
onder voorwaarden, in aanmerking komen voor een aanvullende uitkering. Een verzoek
daartoe dient te worden ingediend bij de toetsingscommissie, als bedoeld in artikel 73 WWB.
Het gebruik van de mogelijkheid om een aanvullende uitkering aan te vragen
Vanaf 1 januari 2005 was het voor gemeenten voor het eerst mogelijk een verzoek om
aanvullende uitkering in te dienen. Op grond van artikel 15 van de Regeling WWB dienden de
verzoeken, betrekking hebbend op 2004, te zijn ingediend voor 1 augustus 2005 en diende de
Minister van SZW voor 1 januari 2006 op de verzoeken te beslissen, rekening houdend met de
oordelen van de Toetsingscommissie WWB en de Inspectie Werk en Inkomen.
Op basis van de reguliere verantwoordingsinformatie is vastgesteld dat 80 gemeenten over
2004 de eigenrisicodrempel hebben overschreden. Omdat 73 van deze gemeenten 40 000
inwoners of minder hebben, kan worden geconcludeerd dat de categorie tekortgemeenten
vooral bestaat uit kleinere gemeenten, voor wie geldt dat, als gevolg van verschillende
fluctuaties, het toegekende budget de uitgaven niet nauwkeurig kan volgen.Van de 80
tekortgemeenten hebben er 64 een verzoek om aanvullende uitkering ingediend bij de
Toetsingscommissie WWB. Begin december 2005 is op deze verzoeken beschikt en de 59
rechthebbende gemeenten hebben hun aanvullende uitkering nog in december 2005 ontvangen.
Het totaal toegekende bedrag aan aanvullende uitkering over 2004 bedraagt 9.737.075 of wel
ca 0,2% van het macrobudget.
Ons kenmerk W&B/SFI/06/23804
Bevindingen Toetsingscommissie WWB
In bijgevoegd Jaarverslag 2005 beschrijft de Toetsingscommissie WWB in feitelijke zin haar
opdracht en werkwijze, de ingediende aanvragen en de uitgebrachte adviezen. Daarnaast doet
zij, op basis van haar bevindingen, ook aanbevelingen. De twee, naar mijn opvatting,
belangrijkste bevindingen en aanbevelingen die de Toetsingscommissie WWB in haar
Jaarverslag 2005 heeft opgenomen, licht ik er graag uit. Ze hebben betrekking op het
arbeidsmarktcriterium en het historisch verdeelmodel. Ik geef eerst de bevindingen van
Toetsingscommissie WWB weer. Vervolgens geef ik aan hoe ik hiermee omga.
Het in de Regeling WWB opgenomen arbeidsmarktcriterium vormt, zeker voor gemeenten tot
en met 40.000 inwoners, het hart van de regeling voor de aanvullende uitkering. Het criterium
beoogt, zonder nader onderzoek en op basis van landelijke en lokale in- en uitstroomcijfers
van het CBS te kunnen concluderen tot een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. Indien
een gemeente niet aan dit criterium voldoet bestaat gerede twijfel of sprake is van een
uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. Die twijfel leidt niet per definitie tot een afwijzing
van het verzoek, maar noopt de Toetsingscommissie WWB ertoe om, op basis van de feitelijke
situatie, te beoordelen of het tekort, waarop het verzoek betrekking heeft, verband houdt met
een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. De Toetsingscommissie WWB constateert dat
weinig verzoekende gemeenten voldeden aan het in de Regeling WWB opgenomen
arbeidsmarktcriterium. Zij beveelt aan dit criterium aan te passen, onder vermelding dat dit
onverlet laat dat de commissie het wenselijk vindt om, evenals bij de toetsing over 2004, ten
aanzien van de beoordeling van de arbeidsmarktsituatie een duidelijk eigen beoordelingsruimte
te hebben. Met betrekking tot de allerkleinste gemeenten constateert de Toetsingscommissie
WWB dat de werking van het arbeidsmarktcriterium te zeer door toevalligheden kan worden
bepaald, om welke reden zij in overweging geeft na te gaan of voor deze categorie gemeenten
het arbeidsmarktcriterium versoepeld kan worden. Verder meent de Toetsingscommissie
WWB dat toetsing van beleid en uitvoering in het geheel van de oordeelsvorming over het
toekennen van een aanvullende uitkering een grotere plaats zou moeten krijgen.
Met betrekking tot het historisch verdeelmodel concludeert de Toetsingscommissie WWB dat
het effect van de, volgens haar, onvermijdelijke perversiteit daarvan groter is gebleken dan
wellicht was voorzien en om die reden geeft zij in overweging te bezien of de onredelijkheid,
die ervaren wordt door gemeenten die in het nabije verleden goed hebben gepresteerd, kan
worden gemitigeerd. De Toetsingscommissie WWB heeft afgezien van analyses van het
objectief verdeelmodel, gezien het geringe aantal verzoeken waarvan de budgetten in meer of
mindere mate objectief zijn vastgesteld.
Reactie op het Jaarverslag en de bevindingen van de Toetsingscommissie WWB
Niet alleen voor haar jaarverslag heb ik waardering, maar ook voor de wijze waarop de
Toetsingscommissie WWB invulling heeft gegeven aan haar opdracht. De commissie heeft
haar opdracht voortvarend en consciëntieus uitgevoerd, met oog voor de strenge voorwaarden
---
Ons kenmerk W&B/SFI/06/23804
voor het recht op aanvullende uitkering maar ook met oog voor de, soms grote financiële
belangen van de gemeenten. Ik heb kunnen constateren dat de commissie in haar eerste jaar
pionierswerk heeft moeten verrichten en dat zij daarbij kritische maar ook creatieve zin aan de
dag heeft gelegd. Het functioneren van de Toetsingscommissie WWB heeft het mij mogelijk
gemaakt de individuele beslissingen op alle 64 verzoeken om aanvullende uitkering te nemen
binnen de wettelijke termijn.
Hoewel ik begrip heb voor de aanbeveling van de Toetsingscommissie WWB om het
statistisch arbeidsmarktcriterium van de Regeling WWB aan te passen, acht ik het beter de
beslissing daarover kort na 1 augustus 2006 te nemen, mede op basis van de (eerste)
ervaringen met betrekking tot de aanvragen over 2005. De zorgvuldigheid waarmee het
ontwikkelen en invoeren van een nieuw criterium met zeggingskracht over de
arbeidsmarktsituatie dient plaats te vinden vraagt tijd, zodat de gevraagde aanpassing eerst
voor de verzoeken over 2006 in de regelgeving kan worden verankerd. Deze keuze brengt een
goede afhandeling van de verzoeken over 2005 niet in gevaar, gelet op de ruimte en de
mogelijkheden die de Toetsingscommissie WWB heeft om verzoeken, waarbij niet wordt
voldaan aan het statistisch arbeidsmarktcriterium van de Regeling WWB, adequaat af te
handelen. Ik streef ernaar om het nieuwe criterium zo spoedig mogelijk na 1 augustus 2006
beschikbaar te hebben, zodat de Toetsingscommissie WWB er al haar voordeel mee kan bij de
invulling van de haar toekomende beoordelingsruimte ten aanzien van de verzoeken over 2005
en haar ervaringen met dat criterium betrokken kunnen worden bij het in de Regeling WWB
op te nemen nieuwe criterium.
De aanbevelingen van de Toetsingscommissie WWB met betrekking tot het creëren van een
lichter toetsingsregime voor de allerkleinste gemeenten en het toekennen van een grotere
plaats van toetsing van beleid en uitvoering, neem ik over. Via een wijziging van de Regeling
WWB zal ik regelen dat voor gemeenten met 10.000 of minder inwoners alleen getoetst wordt
aan de overschrijding van de eigenrisicodrempel en de rechtmatige uitvoering van de WWB.
Voor deze gemeenten komt de toetsing aan het arbeidsmarktcriterium te vervallen. Hiermee
wordt een onnodig zware belasting voor zowel de betreffende gemeenten als de
Toetsingscommissie WWB voorkomen. In combinatie met deze wijziging wordt aan de
Toetsingscommissie WWB de bevoegdheid toegekend, bij verzoeken van gemeenten met een
inwonertal tussen de 10.000 en 40.000 inwoners, bij de beoordeling van de uitzonderlijke
situatie op de arbeidsmarkt ook het lokale beleid en uitvoering te betrekken. Deze extra
beoordelingsruimte is alleen aan de orde in situaties waarin met toepassing van de
arbeidsmarktcriteria niet tot een uitzonderlijke situatie kan worden geoordeeld, hetgeen
betekent dat het gebruik van de extra beoordelingsruimte alleen in het voordeel van gemeenten
kan werken.
De suggestie van de Toetsingscommissie WWB te bezien of de onredelijkheid, die ervaren
wordt door gemeenten die in het nabije verleden goed hebben gepresteerd, kan worden
gemitigeerd, heb ik in dank ontvangen. Het gaat hierbij om de kleinere gemeenten. Die krijgen
hun budget op basis van hun historische kostenaandeel. In het onderhoudstraject van het
---
Ons kenmerk W&B/SFI/06/23804
verdeelmodel wordt specifieke aandacht besteed aan de kleinere gemeenten. Ik verwacht de
rapportage van het onderhoudstraject in april 2006 aan u te kunnen sturen.
Bevindingen van anderen
Via haar jaarverslag heb ik kennis kunnen nemen van de bevindingen van de
Toetsingscommissie WWB, maar deze commissie is met betrekking tot de aanvullende
uitkering niet de enige relevante speler. De Inspectie Werk en Inkomen, die bij de beoordeling
van verzoeken om aanvullende uitkering feitelijke oordelen geeft over de rechtmatige en
doeltreffende uitvoering van de WWB door de betreffende gemeenten, en de tekortgemeenten
zelf zijn ook belangrijke actoren. De bevindingen van de inspectie heb ik met haar besproken
en voor de bevindingen van de tekortgemeenten zijn op basis van een enquête in beeld
gebracht.
De Inspectie Werk en Inkomen heeft aangegeven dat de beoordeling van de rechtmatige
uitvoering geen problemen heeft opgeleverd, maar dat de beoordeling van de doeltreffendheid
van de uitvoering is bemoeilijkt doordat relevante CBS-gegevens niet tijdig beschikbaar
konden zijn. De contacten met gemeenten naar aanleiding van ingediende verzoeken zijn
volgens de inspectie goed verlopen, hetgeen door gemeenten wordt onderschreven. Tenslotte
meent de inspectie dat structurering van het aanvraagformulier met betrekking tot de
gemeentelijke analyse van de oorzaken van het tekort een vlotte afhandeling van een verzoek
ten goede kan komen.
De bevindingen van de tekortgemeenten in 2004 zijn gepeild via een enquête. Van deze
categorie gemeenten hebben er 41 gereageerd, waarvan 2 gemeenten die geen verzoek om
aanvullende uitkering hebben ingediend. Op basis van de respons kan worden vastgesteld dat
verreweg de meeste gemeenten tevreden zijn over de communicatie met de
Toetsingscommissie WWB en de Inspectie Werk en Inkomen en over de beslistermijn. De
aanvraagtermijn wordt door de meeste gemeenten wel voldoende wordt geacht, maar meer dan
de helft van de respondenten heeft aangegeven dat de termijn wel krap is.
Een duidelijk signaal is dat het de meeste gemeenten wel duidelijk is wat zij in hun
probleemanalyse moeten opnemen, maar voor 48% van hen levert de uitvoerbaarheid daarvan
problemen op. Vooral het niet, niet tijdig of niet actueel beschikbaar zijn van relevante
gegevens speelt hierbij een rol. Hoewel alle ingekomen verzoeken tijdig zijn ingediend, heeft
bijna 60% verzocht om uitstel om de aanvraag te completeren. Veelal ging het hierbij,
vanwege het zomerreces, om het raadsoordeel over de uitvoering van de wet. Met betrekking
tot de voorgenomen openbaarheid ten aanzien van ingediende aanvragen en de afhandeling
daarvan, stemmen nagenoeg alle gemeenten ermee in dat daarbij de naam van de gemeente
wordt vermeld. De constatering dat de meeste gemeenten hun tekort al lopende 2004 hadden
vastgesteld, bevestigt het beeld dat de financiële ontwikkeling een belangrijk aspect is bij de
uitvoering van de WWB.
---
Ons kenmerk W&B/SFI/06/23804
Reactie op de bevindingen van anderen
Naar aanleiding van de bevindingen van de Inspectie Werk en Inkomen en de gemeenten zal,
in samenspraak met de inspectie en Toetsingscommissie WWB, in de stroomlijning van het
aanvraagformulier en de communicatie met gemeenten extra aandacht worden besteed aan de
gemeentelijke analyse van de oorzaken. Veel uitstelverzoeken hadden betrekking op het
oordeel van de raad over de wetsuitvoering. Het voorschrift om dat oordeel bij het verzoek om
aanvullende uitkering te voegen is gebaseerd op een oude, en inmiddels gewijzigde
aanvraagprocedure. Anders dan bij het toezicht op de WWB, is het raadsoordeel over de
wetsuitvoering in beginsel niet van invloed op de beoordeling van een verzoek om aanvullende
uitkering. Om onnodige vertraging van de afhandeling van verzoeken te voorkomen, heb ik
besloten dat het oordeel van de raad alleen nog maar behoeft te worden ingezonden door
gemeenten die de WWB, in het jaar waarop het verzoek betrekking heeft, niet rechtmatig
hebben uitgevoerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Bijlage(n): 1
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid