Gemeente Utrecht


2006 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
21 Vragen van de heer drs. W.G. Rietkerk, mevrouw drs. M.C. Mos en mevrouw drs. A.C. den Besten.
(vragen binnengekomen op 2 maart 2006
en antwoorden van het college verzonden op 28 maart 2006)


In de afgelopen weken spraken de partijen ChristenUnie, GroenLinks, Luis in de Pels en PvdA, enkele burgers die vergeefs een aanvraag hadden ingediend voor het ontvangen van een chronisch ziekentoeslag. Dat het vergeefs was, bevreemdde de partijen in deze gevallen. De wethouder is inmiddels op de hoogte gesteld van de casuïstiek en heeft dit met voortvarendheid opgelost. Dat stemt voornoemde partijen tot tevredenheid.
Er blijven echter enkele vragen staan. Met name de kwestie dat alleen mensen met een chronische ziekte die lid zijn van een vereniging in aanmerking lijken te komen voor de toeslag stoort. Hierdoor komen veel chronisch zieken die geen lid zijn van een vereniging (bijvoorbeeld omdat die niet bestaat, niet bekend is) niet voor de toeslag in aanmerking terwijl zij op grond van hun chronische ziekte de toeslag hard nodig hebben. Ons inziens moet chronisch ziek zijn doorslaggevend voor het in aanmerking komen van de chronisch zieken toeslag en niet het lidmaatschap van een vereniging. Dit leidt tot de volgende vragen:


1. Op welke gronden wordt een aanvraag voor een toeslag vanwege chronische ziekte toegewezen?
Op grond van het feit dat de chronische ziekte voor de aanvrager meerkosten oplevert die niet door een voorliggende voorziening worden vergoed. De meerkosten in verband met de chronische ziekte worden vastgesteld door een onafhankelijk arts. Voor de meerkosten is periodieke bijzondere bijstand mogelijk.
2. Wat is hierbij de definitie van chronisch ziek?
Over de betreffende aanvragen bijzondere bijstand wordt advies gevraagd aan een arts. Deze toetst of er sprake is van een chronische ziekte die meerkosten met zich meebrengt.
3. Wordt de lijst met ziektes die recht geven op een toeslag regelmatig ge-update?
Wij hanteren geen lijst met een limitatieve opsomming van ziektes.
4. Hoe wordt omgegaan met vermoeidheidsziektes?
Zie 1, 2 en 3.
5. Voor patiënten met nierziektes is een goede oplossing getroffen en eveneens lijkt dit in zicht voor Reuma-patiënten. Hoe wordt omgegaan met patiënten met een chronische ziekte waarvan de belangengroepering minder goed is georganiseerd?
Elke patient met een chronische ziekte kan individueel een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand in de meerkosten van de chronische ziekte indienen. De speciale regeling die met de nierstichting is afgesproken heeft geen invloed op de rechten van andere chronische zieken. Het speciale van de afspraken met de nierstichting is dat er een vast bedrag aan bijzondere bijstand per maand is vastgesteld voor mensen die chronisch nierpatiënt zijn. Dit vaste bedrag is gebaseerd op een onderbouwde analyse van de onvergoede meerkosten die nierpatiënten hebben en die in overleg met SoZaWe tot stand is gekomen.
6. Is het college met ons van mening dat het voor deze patiënten even eenvoudig moet zijn om een toeslag te krijgen?
Voor het vaststellen van een forfaitair bedrag aan meerkosten van een bepaalde chronische ziekte is een adequaat referentiekader nodig. Voor nierpatienten is dit tot stand gekomen op initiatief van en in overleg met de Nierstichting. Wij staan open voor overleg met andere patientengroeperingen.
7. Wat gaat het college doen om de toegang tot de chronisch zieken toeslag te verbeteren?
De toegang is vergelijkbaar met de toegang tot de individuele bijzondere bijstand en voor alle chronisch zieken hetzelfde; zie ook onder 5.
8. Hoeveel mensen ontvangen momenteel de toeslag?
Er zijn 254 periodieke toeslagen voor chronisch patiënten toegekend inclusief de nierpatiënten.
9. Hoeveel mensen zouden voor de toeslag in aanmerking kunnen komen?
Er zijn geen gegevens bekend over chronisch zieken die meerkosten hebben die niet elders vergoed worden.


---- --