Wageningen Universiteit

Persbericht Wageningen Universiteit: nr 026wu, 27 maart 2006

NB: EMBARGO TOT DINSDAG 28 MAART, 00.00 UUR (MIDDERNACHT), EUROPESE ZOMERTIJD

EVOLUTIE LEIDT VAAK TOT MEER VAN HETZELFDE

Waarom zijn er zoveel soorten planten en dieren? Onderzoek van Wageningen Universiteit werpt een geheel nieuw licht op deze fundamentele vraag uit de biologie. De nieuwe studie toont aan dat de evolutie van soorten kan leiden tot grote groepen 'dubbelgangers'. De onderzoekers publiceren hun theorie in het Amerikaanse tijdschrift Proceedings of the National Academy of Science (PNAS) van 27 maart 2006.

Het klassieke beeld in de biologie is dat zo veel plant- en diersoorten naast elkaar kunnen voortbestaan doordat iedere soort een duidelijk eigen plekje in de natuur, een zogenoemde niche heeft. Maar daarover bestonden steeds meer twijfels. De talloze boomsoorten in een tropisch regenwoud bijvoorbeeld, of de enorme aantallen verschillende algen in de oceanen lijken goeddeels dezelfde niche te bezetten.

In de radicale 'neutrale theorie van biodiversiteit' stelde de Amerikaan Stephen P. Hubbell enkele jaren geleden dat die soorten naast elkaar kunnen voortbestaan doordat zij ecologisch precies hetzelfde zijn. Hoewel deze theorie veel stof deed opwaaien werd al snel duidelijk dat dit niet de verklaring kan zijn, omdat soorten nooit echt helemaal vergelijkbaar zijn. Met de nieuwe theorie van de Wageningse hoogleraar Marten Scheffer en zijn collega Egbert van Nes lijken nu alle stukjes van de legpuzzel in elkaar te vallen.

Het Wageningse onderzoek werd uitgevoerd in een virtuele wereld. In gesimuleerde evolutionaire experimenten die honderdduizenden generaties besloegen zagen de onderzoekers dat soorten zich niet zoals verwacht regelmatig over de nicheruimte verdelen. In plaats daarvan groeperen ze zich telkens tot clusters van 'dubbelgangers' die onderling gescheiden worden door een stukje in de nicheruimte waar geen soorten zitten.

Dit verrassende patroon van regelmatig verdeelde 'hoopjes van soorten' wordt inderdaad gezien in de grootteverdeling van allerlei organismen variërend van vogels en muizen tot kevers en zoöplankton. Hoewel veel onderzoekers zich daar al eerder over verbaasd hebben kon dit patroon nooit goed worden verklaard. De nieuwe theorie slaat daarmee twee vliegen in één klap. Een mysterieus patroon in de natuur wordt verklaard, en twee schijnbaar tegenstrijdige theorieën over biodiversiteit worden verenigd tot één kloppend geheel.

"Er blijken twee manieren te zijn waarop soorten naast elkaar kunnen voortbestaan: door voldoende van elkaar te verschillen of juist voldoende op elkaar te lijken," aldus Marten Scheffer. "Dat laatste lijkt vreemd. Toch laten onze computerexperimenten zien dat je soms minder concurrentie ondervindt naarmate je meer op je concurrent lijkt".

Verrassend genoeg zijn economen onafhankelijk van de Wageningse experimenten tot een soortgelijk beeld gekomen als het gaat om de resultaten van marktwerking. Ook hier leidt concurrentie vaak tot meer van hetzelfde. "Meer televisiekanalen of nieuwe telefoonabonnementen voegen vaak weinig toe," aldus Scheffer. De veelheid aan vaak slechts subtiel verschillende soorten in de natuur blijkt echter juist van essentieel belang voor de stabiliteit. "Die extra soorten vormen een verzekering in moeilijke tijden. Als een van de soorten door ziekte of ramp in de problemen raakt, kunnen andere soorten de ecologische rol blijven vervullen."