Ingezonden persbericht


PERSBERICHT

CENTRAAL BUREAU VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART
Rijn- en Binnenvaarthuis
Vasteland 12e, 3011 BL ROTTERDAM
Postbus 23133, 3001 KC ROTTERDAM
Telefoon: 010 - 798 98 00, fax: 010 - 412 90 91

Rotterdam, 24 maart 2006

CBRB positief over Ketenbeveiligingsverordening

Mogelijk concurrentievoordeel voor de binnenvaart

De binnenvaart heeft al meerdere malen aangegeven een professionele sector te zijn die een bijdrage wil leveren aan het beveiligen van de transportketen en die daarom haar verantwoordelijkheden op het gebied van securitymaatregelen neemt.

Het CBRB is in principe dan ook positief over de opzet van de onlangs gepubliceerde concept-Ketenbeveiligingsverordening. Die voorziet in een systeem waarbij de lidstaten verplicht worden een systeem op te zetten waarin bedrijven in de vervoersketen, zoals binnenvaartondernemingen, de status van "secure operator" kunnen krijgen. Een "secure operator" komt in aanmerking voor een "fast track treatment", bijvoorbeeld in de vorm van minder (douane-) controles. Het staat de bedrijven in de vervoersketen, zoals de binnenvaartondernemingen, echter vrij om al dan niet deel te nemen aan dit systeem van "secure operators".

Om aangemerkt te worden als "secure operator" moet de binnenvaartondernemer een risico-inventarisatie uitvoeren en op basis daarvan bepaalde maatregelen in zijn bedrijf doorvoeren. Het gaat hier om maatregelen, die de binnenvaart van nature al neemt. De binnenvaart is, door haar aard (bedrijfsmiddel is tevens woning) en haar schaalgrootte vergeleken bij andere modaliteiten (een relatief groot volume aan lading per transportmiddel), immers niet voor niets een intrinsiek goed beveiligde bedrijfstak! De sector is daardoor in staat om met relatief eenvoudige maatregelen een hoog beveiligingsniveau te bereiken, en de Ketenbeveiligingsverordening kan voor de sector als geheel dan ook een concurrentievoordeel opleveren ten opzichte van andere modaliteiten.

Het doet ons deugd dat de Europese Commissie heeft uitgesproken dat het beveiligingsniveau, dat in het kader van artikel 1.10 van het ADNR (regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per binnenvaart) wordt vereist, ruim voldoende is om als "secure operator" aangemerkt te worden. Hiermee is in elk geval een bovengrens aangegeven.

Een zeer belangrijk aandachtspunt voor het CBRB is de wederzijdse erkenning van de "secure operators" in de verschillende lidstaten. In het kader van een level playing field dienen in alle lidstaten dezelfde voorwaarden te gelden voor de "secure operator" en dient een "secure operator" ook in andere lidstaten als zodanig erkend te worden. Het CBRB zal hier dan ook sterk op blijven aandringen.

Een mogelijk punt van twijfel is het concrete, directe voordeel van de "fast track treatment" voor de varende ondernemers zelf, dat wellicht niet in elk deelsegment evident zal zijn en in de praktijk zal moeten blijken. Daarnaast zal in een aantal gevallen, bijvoorbeeld in de chemievaart en in de containervaart, deelname aan het in principe vrijwillige systeem wellicht door de markt afgedwongen worden waardoor er feitelijk geen sprake zal zijn van vrijwillige keuze.

Noot voor de redactie (