OM in hoger beroep tegen uitspraak Hofstadzaak
Het openbaar ministerie (OM) gaat in hoger beroep tegen de uitspraak
van de rechtbank in de Hofstadzaak. Hoewel bij het OM tevredenheid
overheerst over het vonnis, is er een aantal juridische kanten aan de
zaak die in hoger beroep moeten worden beoordeeld.
Het gaat daarbij om:
* de uitleg die de rechtbank geeft van het begrip oogmerk van de
terroristische organisatie,
* het onderscheid dat de rechtbank maakt tussen de diverse
deelnemingshandelingen en
* het terroristische oogmerk bij het handelen in strijd met de Wet
Wapens en Munitie (WWM).
Zo is de rechtbank wel van oordeel dat de verdachten hebben gehandeld
vanuit een radicale geloofsopvatting. De rechtbank deelt echter de
conclusie van het OM niet dat het oogmerk van de groep zich zou
richten op het plegen van geweldsmisdrijven. Het plegen van
geweldsmisdrijven was in de ogen van de rechtbank niet het naaste
doel.
Wel opruien, haat zaaien en bedreiging met terroristisch oogmerk. Dat
is ook bewezen verklaard. Volgens het OM is dit een te enge uitleg van
de wet en staat in de opruiende en bedreigende geschriften moord
centraal. Volgens de eigen overtuiging van de verdachten moeten
ongelovigen, afvalligen en zij die de profeet beledigen gedood worden.
Verder heeft de rechtbank volgens het OM onvoldoende rekening gehouden
met de jurisprudentie van de Hoge Raad over het deelnemen aan een
criminele organisatie. De rechtbank komt tot de conclusie dat het
louter âmeelopenâ of het verlenen van hand- en spandiensten niet leidt
tot deelneming aan een criminele organisatie.
Het bezit van vier handgranaten en het gooien van een daarvan in de
Haagse Antheunisstraat door W. en A. en ook het bezit van een
automatisch machinepistool door El F. waren volgens de rechtbank
misdrijven zonder terroristisch oogmerk. Daarbij heeft de rechtbank
naar het oordeel van het OM onvoldoende het radicale gedachtegoed van
de verdachten mee laten wegen. Zo blijkt ook uit de verklaring van een
getuige die er op neer komt dat El F. de politici Hirsi Ali en Wilders
om het leven wilde brengen.
Voor informatie: Wim de Bruin
Openbaar Ministerie