23.03.2006
J. Hendriks
aula
Faculteit der Rechtsgeleerdheid
13:45
Jeugdige zedendiliquenten. Een studie naar subtypen en recidive
Promotor: prof. dr. C.C.J.H. Bijleveld
Jonge zedendelinquenten uitgelicht
Tot nu toe waren er te weinig gegevens over jeugdige zedendelinquenten om te kunnen spreken van verschillende subgroepen. Dat belemmert effectieve aanpak en behandeling van zedendelinquenten. Jan Hendriks onderzocht een groep van 449 jeugdige zedendelinquenten (waaronder tien meisjes) en identificeerde de subgroepen en hun karakteristieken wél.
Hendriks doet in zijn proefschrift uitspraak over drie vermoedens rond jeugddelinquenten. Allereerst bevestigt de promovendus dat subgroepering noodzakelijk is omdat DE jeugdige delinquent nu eenmaal niet bestaat. Hendriks' verdeling in enerzijds solodaders (onder te verdelen in kind- en leeftijdgenootmisbruikers) en anderzijds groepsdaders, brengt een duidelijk onderscheid naar voren tussen de subgroepen: de achtergrondkenmerken en andere delictkenmerken zijn verschillend. Ook verschillen solodaders en groepsdaders in kans op herhaling van zedendelicten (recidieve) en algemene recidieve. Daarnaast zijn onder leeftijdgenootmisbruikers en groepsdaders vooral generalistische daders te vinden, terwijl kindmisbruikers eerder specialistische daders zijn.
De tweede stelling die Hendriks onderzocht, is dat voor de diverse subgroepen verschillende risicofactoren zouden bestaan die recidieve beïnvloeden. Voor kind- en leeftijdgenootmisbruikers waren telkens andere clusters van factoren aanwijsbaar die samenhangen met zedenrecidieve; voor groepsdaders is geen aantoonbare samenhang gevonden tussen risicofactoren en zedenrecidieve.
Hendriks heeft zich tenslotte ook gebogen over de behandeling van jeugdige zedendelinquenten, namelijk of die voor alle subtypen verband houdt met een afname van recidieverisico. Het identificeren van subgroepen en de daarbijbehorende risicofactoren zou dan kunnen leiden tot een meer toegespitst behandelaanbod. Een verminderd risico op zowel zeden-, gewelds en algemene delicten, blijkt inderdaad samen te hangen met behandeling wanneer die door de voormalige behandelaars positief was beoordeeld. De aangewezen risicofactoren kunnen bijdragen aan behandeling op maat voor respectievelijk solo- en groepsdaders.
Voor meer informatie over activiteiten aan de VU:
dienst Communicatie, afdeling wetenschapsvoorlichting:
T 020 59 85661
E
Voor meer informatie over VUmc:
T 020 44 43444
E