Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Velzen over uitspraken tijdens de energieconferentie van de Wereldbank.

De Minister

voor Ontwikkelingssamenwerking

Mevr. A.M.A. van Ardenne-Van der Hoeven

Antwoorden van mevrouw van Ardenne, minister voor Ontwikkelingsamenwerking op vragen van het lid Van Velzen (SP) over uitspraken tijdens de energieconferentie van de Wereldbank.

Vraag 1
Is het waar dat u op de energieconferentie van de Wereldbank op 6 maart jl. geconcludeerd heeft dat een fikse impuls richting duurzame energie in ontwikkelingslanden op de korte termijn niet realistisch is? 1) Zo ja, op welke termijn verwacht u die impuls wel en wat gaat u doen om die te bewerkstelligen? Is het voorts waar dat klimaatsverandering volgens u geen rem mag zijn om ontwikkelingslanden van energie te voorzien? Zo ja, welke groei verdient voor u de voorkeur, duurzame groei of economische groei?

Vraag 7
Deelt u de mening, dat door alleen rijke landen de CO2 emissies te laten verlagen, u een kans mist om ontwikkelingslanden duurzaam te ontwikkelen?

Antwoord 1 en 7
Tijdens de energieweek, georganiseerd door de Wereldbank van 6 tot en met 8 maart jl. heb ik aangegeven dat het niet realistisch is op korte termijn een grote toename van het aandeel van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden te kunnen verwachten. Dit komt omdat hernieuwbare energie in deze landen op korte termijn niet voldoende beschikbaar en niet betaalbaar is. Toegang tot moderne energie is de eerste prioriteit. Ik heb me gecommitteerd om tien miljoen mensen toegang te verlenen tot moderne energiediensten, waar mogelijk uiteraard hernieuwbare, zodat economische activiteiten kunnen worden bevorderd en armoede kan worden aangepakt. Westerse landen hebben verplichtingen op zich genomen voor het reduceren van broeikasgassen zoals CO2. Nederland is voorstander van een gedifferentieerde inzet afhankelijk van verschillen in verantwoordelijkheid voor het klimaatprobleem en het ontwikkelingsstadium waarin een land zich bevindt. Gestreefd moet worden naar een duurzame economische groei van ontwikkelingslanden. Het energievraagstuk speelt hierbij een cruciale rol.

Vraag 2
Wat bedoelt u precies met de term 'moderne energie'? 2) Waarin verschilt moderne energie met duurzame energie? Waarom heeft u voor deze term gekozen?

Antwoord 2
Ik heb voor de term 'moderne energie' gekozen omdat deze gebruikelijk is. De term 'moderne energie' is hier niet bedoeld als state of the art, maar in de zin van verbeterd ten opzichte van voorgaande energievoorzieningen en richt zich op elektrificatie en verbeterde en meer efficiënte vormen van kookenergie. Moderne energie is breder dan duurzame ofwel hernieuwbare energie. Onder moderne energie valt ook de energie opgewekt door niet-hernieuwbare bronnen, zoals fossiele brandstoffen.

Vraag 3
Is het waar dat wanneer 2 miljard mensen toegang krijgen tot moderne energie, de wereldwijde uitstoot van CO2 met 1 procent stijgt? Zo ja, kunt u dit wetenschappelijk onderbouwen?

Antwoord 3
Met dit percentage heb ik de omvang willen aangegeven van de uitstoot CO2 die gepaard kan gaan met de verbetering van de energievoorziening van twee miljard mensen in ontwikkelingslanden. Dit percentage van 1% is als volgt te onderbouwen uitgaande van de situatie in het jaar 2000. Als al deze mensen (zo'n 400 miljoen huishoudens) een voor hun omstandigheden behoorlijke hoeveelheid elektriciteit (900 kWh per jaar) ter beschikking zouden krijgen komt dit totaal neer op 360 miljard kWh per jaar. Uitgaande van een uitstoot van 600 gram CO2 per kWh (elektriciteit opgewekt met een brandstofmix van aardgas en olie) komt dit neer op 216 miljoen ton CO2 per jaar hetgeen globaal neerkomt op zo'n 1% van de uitstoot CO2 in het jaar 2000 (ongeveer 23 miljard ton).

Vraag 4
Herinnert u zich uw uitspraak 3) dat energie geen losstaand onderwerp is, dat het weliswaar belangrijk is, maar dat de kern het behoud van ecosystemen en de bijbehorende diensten is? Is het waar dat u energie dientengevolge geïntegreerd wil zien in het United Nations Environmental Programme (UNEP)? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraken tijdens de energieconferentie van de Wereldbank, waarin u stelt "Let's not step into the sustainable development trap of connecting everything with everything else"?

Antwoord 4
Tijdens het debat Milieu, Duurzaamheid en Rentmeesterschap van 8 september 2005 heb ik aangegeven dat energie geen losstaand maar wel een belangrijk onderwerp is. Ook heb ik gesproken over het Millennium Ecosystem Assessment rapport en het feit dat de kernboodschap van dit rapport het behoud van ecosystemen en bijbehorende diensten is. Energie is reeds geïntegreerd in de UNEP programmering. Energie is een basisvoorwaarde voor het realiseren van de MDG's. Het ligt daarom voor de hand energie niet alleen van de milieukant te benaderen, maar deze in een bredere context te plaatsen. Zo moet in VN verband ook het United Nations Development Programme (UNDP) zich richten op het energievraagstuk in ontwikkelingslanden. Mijn uitspraak dat niet alles met elkaar verbonden moet worden heb ik bedoeld in de context van de Commission for Sustainable Development (CSD). Ik vind dat de discussie in de a.s. CSD14 duidelijk afgebakend moet zijn en tot actie en resultaten moet leiden.

Vraag 5
Kunt u een overzicht geven van de investeringen die nodig zijn om de allerarmsten op deze aarde te voorzien van respectievelijk fossiele brandstoffen en duurzame energie? Kunt u daarbij ingaan op de gehele keten van energie voorziening, dus inclusief opwekking en infrastructuur?

Antwoord 5
Algemeen wordt aangenomen dat twee miljard mensen (400 miljoen huishoudens) in ontwikkelingslanden nog verstoken zijn van een goede energievoorziening. Voor Sub-Sahara Afrika betreft het 526 miljoen mensen. Het hangt van de specifieke omstandigheden en behoeften van deze mensen af hoe en in welke vorm deze energiediensten beschikbaar gesteld kunnen worden. Een overzicht voor fossiele brandstoffen respectievelijk duurzame energie kan derhalve niet worden gegeven. Uit wetenschappelijke bronnen blijkt dat elektriciteit voor ieder huishouden betekent dat voor de opwekking, het transport en de distributie een bedrag nodig is van ongeveer 1900 dollar per huishouden, oftewel 380 dollar per persoon. In totaal komt dit voor 2 miljard mensen neer op 760 miljard dollar. Hier bovenop komen nog de kosten voor verbeterde kookenergie.

Vraag 6
Is het waar dat de Wereldbank, door haar nieuwe doelstelling van jaarlijks 20 procent meer te investeren in duurzame energie, in feite een lagere doelstelling hanteert dan hiervoor? Zo neen, kunt u een overzicht geven van de investeringen van de Wereldbank in duurzame energie in absolute zin? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere uitspraak dat het de hoogste tijd wordt dat de Wereldbank de inzet voor duurzame energie gaat verdubbelen, dat die afspraak nu is gemaakt en dat zal gebeuren in een periode van 5 jaar 4).

Antwoord 6
De Wereldbank heeft zich gecommitteerd aan een verhoging van 20% van de financiering voor hernieuwbare energie en energie efficiency gedurende vijf jaar (vanaf het jaar 2005). Het uitgangspunt is het gemiddelde van de jaren 2002, 2003 en 2004. Dit komt neer op 209 miljoen dollar per jaar (dit is exclusief grootschalige waterkracht). In 2005 heeft de Wereldbank op dit gebied 299 miljoen dollar geïnvesteerd, hetgeen meer is dan de doelstelling van 20 %. Wanneer de Wereldbank elk jaar haar investeringen in hernieuwbare energie en energie efficiëntie met 20 % blijft verhogen, leidt dit in vijf jaar tijd tot meer dan een verdubbeling.

Vraag 8
Deelt u de mening, dat rijke landen, door grootschalig te investeren in fossiele brandstoffen in ontwikkelingslanden, het probleem van hun eigenenergievoorziening over de ruggen van de ontwikkelingslanden willen oplossen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om de wereldwijde energievoorziening écht duurzaam te maken? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 8
Nee. De investeringen van oliemaatschappijen in ontwikkelingslanden verschaffen de betrokken landen aanzienlijke inkomsten. Zoals bekend profiteren niet alle inwoners in gelijke mate van deze inkomsten, maar dit is een vraagstuk dat niet in het bijzonder met de investeringen van oliemaatschappijen verbonden is.


1) Financiële Dagblad, 7 maart 2006
2) Zie noot 1

3) Debat milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap, 8 september 2005, Handelingen 2004-2005, nr. 104, pag. 6316
4) Ibid, pag. 6313


---- --