Universiteit Maastricht
Persbericht
22 maart 2006
Universiteit Maastricht penvoerder van enorme cohortstudie
Europees groot onderzoek naar
kankerverwekkende stoffen bij kinderen
Welke kankerverwekkende stoffen komen voor in het bloed van pasgeborenen en waar komen die vandaan? Veroorzaken ze schade aan cellen en kan dat op termijn tot kanker leiden? Welke relatie is er tussen de voeding die moeder tot zich neemt en zelfs de voeding die vader gebruikt en deze aangetroffen stoffen? Vragen van levensbelang die de komende vijf jaar onderzocht worden door 25 instituten uit zestien Europese landen, onder aanvoering van prof. dr. Jos Kleinjans van de Universiteit Maastricht. Door gebruik te maken van de gegevens van zo'n 300.000 moeder-kindparen in heel Europa, hoort het onderzoek tot de grootste in zijn soort. Het doel is bij te dragen aan de gezondheid van kinderen door onderzoeksresultaten te boeken die het beleid ten aanzien van voeding verbeteren.
Het aantal kinderen dat aan kanker (voornamelijk leukemie) lijdt stijgt de laatste decennia in de EU. Ook het aantal chronische aandoeningen aan met name de longen neemt toe. Dat is niet slechts terug te voeren op het feit dat de diagnostische technieken verbeterd zijn. En kinderen zijn genetisch niet anders dan vroeger. Meer waarschijnlijk is het volgens prof. Kleinjans dat er chemicaliën voorkomen in de omgeving van kinderen die deze ziektes veroorzaken. Dat is dan ook de hypothese van het project NewGeneris, dat staat voor 'Newborns and Genotoxic Exposure Risks'. De EU stelt 13,6 miljoen euro ter beschikking voor vijf jaar onderzoek.
Het vermoeden bestaat dat we kankerverwekkende stoffen via ons voedsel binnenkrijgen. Hetzij omdat de stoffen in dat voedsel zitten, hetzij omdat we het eten bereiden, waarbij schadelijke stoffen ontstaan. Denk aan het verbrande randje zwart vlees. 'Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat kinderen gevoeliger zijn voor dergelijke invloeden dan volwassenen. Kanker ontstaat niet van vandaag op morgen', aldus prof. Kleinjans. 'Daar gaat soms tien jaar overheen. Om toch binnen vijf jaar redelijke uitspraken te kunnen doen, gaan we vooruit kijken aan de hand van onderzoek bij pasgeborenen. Zij eten nog niet van de supermarkt, maar hebben in de baarmoeder gegeten van wat moeder binnen krijgt. In Europa is een aantal grote databanken met gegevens over bijvoorbeeld voedingsgedrag van moeder gecombineerd met navelstrengbloed van haar kind. Dat navelstrengbloed is het goud in dit onderzoek, want daarin kun je met zogenaamde biomarkers de biologische, potentiëel kwaadaardige, processen vroeg opsporen en interpreteren.'
Opmerkelijk is dat bij dit onderzoek ook de blootstelling van vader aan schadelijke stoffen onderzoekt. Het is bekend dat chemicaliën de vorming van spermacellen beïnvloedt, maar welke gevolgen dat kan hebben voor het kind is niet bekend.
Dat de UM coördinator, ofwel 'penvoerder', is vanNewGeneris heeft volgens de hoogleraar mede te maken met de internationaal erkende expertise van zijn capaciteitsgroep, Gezondheidsrisico-analyse en Toxicologie (GRAT) van de faculteit der Gezondheidswetenschappen. Ook heeft de UM faciliteiten van voldoende omvang om het project te leiden. Naast wetenschappelijke instituten participeren ook drie MKB-partners in het project. Dit om in de kennisoverdracht naar het bedrijfsleven te voorzien.
NewGeneris is ondergebracht bij onderzoeksinstituut Nutrim (Nutrition and Toxicology Research Institute Maastricht). Het project is op 1 februari jongstleden officieel van start gegaan.
Noot voor de pers:
Voor meer informatie over de inhoud van dit persbericht kunt u terecht bij Femke Kools, tel. 043 3885230, e-mail
Universiteit Maastricht