Ingezonden persbericht


embargo Rijksuniversiteit Groningen tot 21 maart 14.15 uur

Persbericht, 20 maart 2005

Timing bij bijzonder hoogleraar seizoenstiming zelf wel goed, maar van de koolmees nog steeds niet

HETEREN (Gld.) / GRONINGEN ­ "In 2005 legde de gemiddelde Nederlandse koolmees voor het eerst vroeger eieren. Hoewel dat het nu een week eerder is dan 30 jaar geleden, blijft de vogel toch achter de feiten van de klimaatsverandering aanlopen." Zijn voedsel, de rupsen van bosvlinders, piekt namelijk nóg een week eerder. Bijzonder hoogleraar Marcel Visser van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) luidt morgen in Groningen de lente in met zijn oratie over seizoenstiming. Timing is van levensbelang in de steeds warmere natuur.

Bijzonder hoogleraar 'Seizoenstiming van Gedrag' Marcel Visser timet zijn eigen oratie in ieder geval heel goed. Op 21 maart, bij het begin van de lente, zal hij spreken over het belang van dit seizoen in een vogelleven en van de noodzaak om op het juiste moment 'te pieken'. Behalve de dagelijkse biologische klok die 'rondjes' van een etmaal draait, is er namelijk ook de jaar- of seizoensklok. Al millennia kijken mensen uit naar de eerste tekenen van de lente, zoals het uitlopen van de bomen en de vogels die een nest bouwen. Al in 705 voor Christus registreerden ze aan het koninklijk hof van Japan - in Kyoto! - de bloei van de kersenbomen.

De koolmees, de rupsen van de kleine wintervlinder en de bladeren van de zomereik zijn door het onderzoek van Visser en collega's van het NIOO het eerste en daardoor het 'oervoorbeeld' van klimaatsverandering-effecten op voedselketens. De koolmees moet om goed te pieken zijn eieren op zo'n moment leggen, dat de jonge meesjes uit het ei kruipen als er de meeste dikke rupsen te vangen zijn. De korte rupsenpiek in het bos is door het steeds warmere klimaat in Nederland een stuk naar voren opgeschoven, waardoor de koolmezen niet meer goed in de pas lopen. "In 2005, misschien wel het warmste jaar ooit gemeten, blijkt de Nederlandse koolmees voor het eerst gemiddeld eerder zijn eieren te leggen. Maar nog steeds komen de rupsen te vroeg voor veel jonge mezen," stelt Visser. De aanpassing door de koolmees is dus onvoldoende. "Er zal een nieuwe mees moeten ontstaan die al bij kortere daglengtes of al bij lagere temperaturen ­ dus vroeger in het jaar ­ gaat leggen." Behoort dat tot de mogelijkheden voor deze vogel?

"Om de aanpassing van dieren aan een veranderende wereld te begrijpen en te voorspellen moeten verschillende soorten biologen nauwer gaan samenwerken," stelt Visser. 'Klokbiologen', 'hormoonbiologen' en 'voedselbiologen' kunnen samen het achterliggende mechanisme doorgronden. Met zijn hoogleraarschap probeert hij hier een goede aanzet toe te geven. Als de aanpassing van soorten aan klimaatsverandering te langzaam verloopt en voedselketens verstoord raken, kan dit leiden tot het verdwijnen van soorten.

Visser werkt als werkgroepleider Populatiebiologie van Dieren bij het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) te Heteren. Hij studeerde en promoveerde in de biologie te Leiden.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op het leven op het land.



Ingezonden persbericht