Reactie FvO rapport meldmaand bezuinigingen
Kamerstuk, 21-3-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2657816
21 maart 2006
Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek van 31 januari 2006 om te
reageren op het rapport `Bezuinigingen in de zorg aan mensen met een
verstandelijke handicap' van de Federatie van Ouderverenigingen (FvO).
De FvO heeft in april en mei 2005 een meldmaand bezuinigingen
georganiseerd. De resultaten daarvan zijn op 19 december 2005 aan u
aangeboden.
De FvO concludeert in de eerste plaats dat veel mensen ervaren dat de
kwaliteit van zorg aan verstandelijk gehandicapten is verslechterd.
Het afgelopen jaar heb ik een aantal keer met u gesproken over
kwaliteit van zorg. Daarbij lag het accent vooral op de zorg in de
verpleeghuizen. Dit is mede de start geweest van het
kwaliteitsprogramma Zorg voor Beter. Dit programma is inmiddels
verbreed tot de hele AWBZ, inclusief de zorg voor verstandelijk
gehandicapten. Zowel de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland als de
Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie dragen het gedachtegoed
van Zorg voor Beter uit en zijn lid van de Taskforce Zorg voor Beter.
De conclusie van de FvO is voor mij een extra argument om het
onderwerp kwaliteit van zorg voor verstandelijk gehandicapten aandacht
te geven. Ik ben met partijen in overleg om ook in deze sector met
breed gedragen normen voor verantwoorde zorg te komen.
Een andere conclusie die de FvO trekt naar aanleiding van de meldmaand
is dat zorgvragers voor veel kosten zelf opdraaien. Eigen bijdragen
worden vooral gevraagd voor overheadkosten, administratiekosten en
recreatiekosten. Tussen instellingen doen zich grote verschillen voor.
Op 21 maart jl. heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de vrijwillige
eigen bijdrage (DLZ/ZI-U-2665604). Aanleiding hiervoor waren de
resultaten van een enquête die de Werkgroep Ouders met kinderen in
instellingen (WOI) had uitgevoerd. Het signaal dat de WOI met haar
enquête over vrijwillige bewonersbijdragen heeft afgegeven, wordt
bevestigd door het rapport van de FvO. Mijn conclusie is dat het
opstellen van richtlijnen vanuit VWS niet mogelijk of zinvol is.
Tot slot concludeert de FvO dat mensen vaak slecht op de hoogte zijn
van hun indicatiebesluit of dat van hun kind.
De daaraan gerelateerde vraag, of men de zorg krijgt die men nodig
heeft, is dan ook niet door iedereen beantwoord. Van degene die de
vraag wel heeft beantwoord, zegt 34% de juiste zorg te krijgen en 36%
zegt minder zorg te krijgen.
Dat mensen vaak slecht op de hoogte zijn van het indicatiebesluit vind
ik een zorgelijk signaal. Het indicatiebesluit is als `toegangsbewijs'
tot de AWBZ een zeer belangrijk document voor cliënten. Het maakt
duidelijk waar iemand recht op heeft. Iedereen krijgt het
indicatiebesluit toegestuurd.
Het indicatiebesluit is en blijft een besluit in juridische termen dat
aan bepaalde vereisten moet voldoen. Dat kan ik niet wegnemen. Een
cliënt wil echter vooral weten of zijn wijkzuster kan blijven komen en
of hij naar de dagbesteding mag. Het CIZ is bezig met het formuleren
van een cliëntvriendelijke brief bij het indicatiebesluit. Het CIZ
heeft de conceptbrief inmiddels ook ter toetsing voorgelegd aan
cliënten.
Het al dan niet krijgen van de juiste hoeveelheid zorg is een van de
punten waar ik meer duidelijkheid over wil krijgen in het traject van
de zorgzwaartebekostiging. De pilots op het gebied van de
indicatiestelling spelen hierbij een belangrijke rol. Daarnaast wil ik
het zorgplan een belangrijke plaats geven in de verantwoording over en
bekostiging van geleverde zorg. Ik heb u over dit traject op 30
januari 2006 (DLZ-U-2655348) geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport