Gezondheidsraad


Richtlijn voor de vezelconsumptie

Vraagstelling

Hoe moet de nieuwe Nederlandse richtlijn voor de consumptie van voedingsvezel luiden? En welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag? Die vragen staan centraal in dit advies.

Voedingsvezel is de verzamelnaam voor een groep stoffen die in de dunne darm van de mens niet worden verteerd of opgenomen, en die qua chemische aard omschreven kunnen worden als koolhydraten, verbindingen analoog aan koolhydraten, lignine of aan lignine verwante stoffen. Er zijn allerlei verschillende stoffen die aan deze definitie voldoen. De effecten van specifieke typen voedingsvezel op het lichaam kunnen weliswaar overeenkomen, maar kunnen ook totaal verschillend zijn.

In het algemeen hebben specifieke typen voedingsvezel één of meer van de volgende fysiologische effecten: ze versnellen de passage van het voedsel door het maagdarmkanaal, ze vergroten de hoeveelheid ontlasting, ze beïnvloeden de fermentatie in de dikke darm, ze verlagen de concentratie van LDL-cholesterol in het bloed, of ze hebben een gunstig effect op de glucose- en insulineconcentraties in het bloed.

De opdracht aan de commissie die zich over de nieuwe richtlijn heeft gebogen, was om na te gaan of zij de nieuwe Amerikaanse adequate inneming van 3,4 gram voedingsvezel per megajoule (14 gram per 1000 kilocalorieën) kon onderschrijven, en zo niet, in welk opzicht en waarom zij deze zou willen aanpassen. De Amerikaanse voedingsnormen zijn opgesteld door het Institute of Medicine. Dit instituut acht de adequate inneming van toepassing voor alle leeftijds- en geslachtsgroepen, behalve voor babys in het eerste levensjaar.

Aanpak

Als gevolg van de diversiteit van de verbindingen die tot voedingsvezel gerekend worden en de diversiteit van de fysiologische effecten van die verbindingen, heeft de commissie besloten om voor Nederland geen adequate inneming vast te stellen, maar te volstaan met het geven van een richtlijn.

Vervolgens is nagegaan of de (Amerikaanse) waarde van 3,4 gram per megajoule geschikt is als richtlijn voor de Nederlandse bevolking. Daartoe is de onderbouwing in het Amerikaanse rapport bestudeerd, is beoordeeld of de gevolgde redenering ook van toepassing is op de Nederlandse situatie, en is nagegaan of er na het verschijnen van het Amerikaanse rapport onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd die aanleiding geven tot aanpassing van de waarde.

Bij deze analyse stonden centraal de mogelijke effecten van voedingsvezel op het ontstaan van obstipatie (verstopping), coronaire hartziekten, diabetes mellitus type 2 (ouderdomsdiabetes), overgewicht en dikkedarmkanker. Over deze mogelijke effecten is namelijk het meeste onderzoek beschikbaar en bestaan de sterkste aanwijzingen dat voedingsvezel een rol kan spelen. De analyse heeft geresulteerd in de volgende conclusies:

* Voedingsvezel verhoogt de snelheid waarmee het voedsel het maagdarmkanaal passeert en kan zo het risico van obstipatie verminderen. Voor volwassenen ligt de optimale vezelconsumptie in verband met de darmpassagesnelheid bij een gemengde voeding rond de 32 tot 45 gram per dag. Daarbij is essentieel dat men voldoende vocht gebruikt en voldoende lichaamsbeweging heeft.
* Een vezelrijk voedingspatroon beschermt tegen het ontstaan van coronaire hartziekten. De laagste risicos zijn gevonden bij de hoogste vezelconsumptie, bij consumptieniveaus tussen de 3,1 en 3,5 gram voedingsvezel per megajoule. Er zijn aanwijzingen dat vooral vezels uit volkoren graanproducten en fruit beschermen tegen coronaire hartziekten.

* Er zijn vrij sterke aanwijzingen dat het gebruik van veel volkoren graanproducten kan beschermen tegen het ontstaan van diabetes mellitus type 2. Een beschermend effect van de totale vezelconsumptie is echter niet overtuigend aangetoond.
* Een vezelrijke voeding is van belang voor het voorkómen van overgewicht. Het is echter niet mogelijk om in verband met dit effect een optimaal consumptieniveau vast te stellen.


* In observationeel onderzoek vertonen mensen met een zeer lage vezelconsumptie een verhoogd risico van dikkedarmkanker. Over het effect van andere consumptieniveaus komt uit de verschillende studies echter geen eenduidig beeld naar voren.

Richtlijn voor volwassenen

Op basis van deze conclusies is de waarde van de richtlijn voor volwassenen gebaseerd op het belang van vezel voor de darmwerking en op het beschermende effect tegen coronaire hartziekten.

Hoewel enige mate van onzekerheid blijft bestaan over het optimale consumptieniveau, acht de commissie de (Amerikaanse) waarde van 3,4 gram voedingsvezel per megajoule (14 gram per 1000 kilocalorieën) geschikt als Nederlandse richtlijn voor volwassenen.

De waarde van de richtlijn is gebaseerd op de belangrijkste studies naar het verband met coronaire hartziekten. Bij deze waarde ligt de vezelconsumptie in grammen per dag voor volwassenen in de grootorde die wenselijk wordt geacht in verband met een vlotte passage van het voedsel door het maagdarmkanaal.

Het geconstateerde verband tussen een hoge consumptie van fruitvezel en een laag risico van coronaire hartziekten wordt ondersteund door het feit dat pectine een van de belangrijkste typen vezel in fruit de concentratie van LDL-cholesterol in het bloed verlaagt. (Deze LDL-cholesterolconcentratie is een belangrijke risicofactor voor coronaire hartziekten.) Hoewel ook een verband is gevonden tussen een hoge graanvezelconsumptie en een laag risico van coronaire hartziekten, zijn er geen aanwijzingen dat specifieke geïsoleerde en gezuiverde typen voedingsvezel die veel in granen voorkomen een gunstig effect hebben op de concentratie van LDL-cholesterol in het bloed. Het beschermende effect zou uiteraard via andere werkingsmechanismen kunnen verlopen, maar op basis van het beschikbare wetenschappelijk onderzoek moet worden geconstateerd dat onzeker is of het beschermende effect van volkoren graanproducten tegen coronaire hartziekten wel door de vezelfractie van die producten wordt veroorzaakt. Het is denkbaar dat dat effect tot stand komt door andere componenten van bijvoorbeeld de graanzemel. Deze onzekerheid ondersteunt de keuze van de commissie om een richtlijn af te leiden in plaats van een voedingsnorm. Deze richtlijn is van toepassing op de vezelconsumptie via een gemengde voeding bestaande uit producten die niet met geïsoleerde en gezuiverde voedingsvezel zijn verrijkt.

Richtlijn voor kinderen

Voor kinderen heeft de commissie gekozen voor een geleidelijke toename van de richtlijn voor voedingsvezel met de leeftijd: van 2,8 gram per megajoule voor de leeftijdsgroep van 1 tot en met 3 jaar, via 3,0 gram per megajoule voor de leeftijdsgroep van 4 tot en met 8 jaar en 3,2 gram per megajoule voor de leeftijdsgroep van 9 tot en met 13 jaar naar dezelfde waarde als voor volwassenen (3,4 gram per megajoule) voor de leeftijdsgroep van 14 tot en met 18 jaar.

Daaraan ten grondslag lag de constatering uit de voedselconsumptiepeiling dat Nederlandse kinderen zelden of nooit 3,4 gram voedingsvezel per megajoule consumeren, terwijl ongeveer 10% van de adolescenten en volwassen dat wel al doet. Het is denkbaar dat de richtlijn voor volwassenen bij de jongste kinderen de energieinneming in gevaar zou kunnen brengen. Verder is niet bekend of de vezelconsumptie op die leeftijd al van belang is voor het voorkómen van coronaire hartziekten op latere leeftijd en is de waarde van de richtlijn voor volwassenen ook wat betreft het effect op de darmpassagesnelheid gebaseerd op onderzoek bij volwassenen.

Geen bovengrens van inneming

Tenslotte onderschrijft de commissie het besluit van het Amerikaanse Institute of Medicine om geen bovengrens voor de vezelinneming te formuleren. Vanwege het volumineuze karakter is de consumptie van producten die van nature vezelrijk zijn zelflimiterend. Voor supplementen en voor met voedingsvezel verrijkte producten geldt dat in mindere mate.

21 maart 2006

---

Persbericht | PDF | Citeertitel