Woningtekort mede veroorzaakt door beleidsveranderingen jaren negentig
print terug
Het achterblijven van de woningproductie in de afgelopen tien jaar is
voor een belangrijk deel te wijten aan de snelle invoering van
ingrijpende beleidsveranderingen in het begin van de jaren negentig.
Gemeenten en marktpartijen kregen toen een gezamenlijke
verantwoordelijkheid bij de voorbereiding en uitvoering van
bouwplannen, maar moesten wennen aan hun nieuwe rol. Met het oog op de
nieuwe bouwopgave tot 2010 is het dan ook van groot belang dat de
komende jaren geen verdere institutionele wijzigingen worden
doorgevoerd. De betrokken partijen moeten nu gaan profiteren van de
inzichten en de ervaringen die zij de afgelopen jaren hebben opgedaan.
Dit zijn de belangrijkste conclusies van de studie âWoningproductie
ten tijde van Vinex. Een verkenningâ van het Ruimtelijk Planbureau,
die op 20 maart is verschenen. Tegen de achtergrond van de grote
politieke en maatschappelijke belangstelling voor de woningproductie
worden in deze verkennende studie verklaringen gezocht voor het
woningtekort. Het accent in de studie ligt op de productie van
koopwoningen in de vinexperiode 1995-2004.
Naast de hierboven genoemde institutionele veranderingen hebben ook de
keuze voor grote bouwlocaties, met een lange voorbereidingstijd, en de
concentratie op duurdere koopwoningen bijgedragen aan het huidige
woningtekort.
Met name in de dichtbevolkte provincies in het midden en westen van
het land bleef de uitbreiding van de woningvoorraad achter bij de
doelen die waren gesteld.
---
Nieuwe rollen in het ontwikkelingsproces
De beleidsveranderingen die vanaf het begin van de jaren negentig
werden doorgevoerd, vormen een belangrijke verklaring voor het
achterblijven van de woningproductie in de jaren 1995-2004. Gemeenten
kregen toen de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de
bouwlocaties terwijl het rijk zich hieruit terug trok. De gemeenten
moesten wennen aan een nieuwe wijze van besturen, aan een andere wijze
van financiering en aan nieuwe verhoudingen met marktpartijen. Zij
werden regisseur terwijl de woningcorporaties en commerciële
marktpartijen, als projectontwikkelaars en bouwers, de rol kregen van
belanghebbende en risicodragende investeerders. Vooral doordat de
gemeenten moeite hadden om hun nieuwe regiefunctie in te vullen,
duurde het enige tijd voordat een vruchtbare samenwerking ontstond
tussen overheden en marktpartijen. Het ontbreken van goede
instrumenten voor grondbeleid en de complexiteit van de bouwopgave op
diverse locaties maakte de rol voor de gemeenten niet eenvoudiger. De
afgelopen jaren hebben zij in de praktijk echter veel bijgeleerd.
Keuze voor grote bouwlocaties en duurdere koopwoningen
Naast veranderingen in het ontwikkelingsproces hebben ook inhoudelijke
keuzes vertragend gewerkt op de woningproductie. Zo heeft de keuze
voor een aantal grote Vinex-locaties de problemen versterkt. Door de
lange voorbereidingstijd die op veel van deze grote locaties nodig
was, kwam het werkelijke bouwproces pas later op gang.
Daarnaast heeft de forse verhoging van het aandeel koopwoningen in de
totale woningproductie de productie gevoelig gemaakt voor economische
ontwikkelingen. Zowel gemeenten als marktpartijen kozen voor zoân hoog
aandeel koopwoningen om de woningproductie en de locatieontwikkeling
te kunnen financieren. Met de economische teruggang in 2002 nam de
vraag naar de duurdere koopwoningen echter af. Omdat het enige jaren
duurt voordat de plannen voor nieuwbouw zijn aangepast, heeft de
teruggang in de vraag naar duurdere woningen ook na 2002 nog geleid
tot een daling in de woningproductie.
Verwachtingen voor woningproductie tot 2010
Het rijk wil het woningtekort van 2,5 procent terugdringen tot 1,5
procent in 2010. Dat betekent dat de woningproductie de komende jaren
fors moet stijgen. De positieve economische ontwikkelingen kunnen
hieraan een bijdrage leveren. Gunstig is ook dat er de komende jaren
geen institutionele veranderingen op stapel staan. Dat moet echter wel
zo blijven, opdat de betrokken partijen kunnen profiteren van de
inzichten en ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan.
Ook zijn de instrumenten die gemeenten ter beschikking heeft inmiddels
beter toegesneden op de nieuwe praktijk. Zo zijn de mogelijkheden voor
een actief grondbeleid vergroot. De gemeenten hebben meer
mogelijkheden gekregen om een voorkeursrecht op grond te vestigen en
marktpartijen hebben minder mogelijkheden om dit voorkeursrecht te
ontduiken.
Toch zijn er ook risicoâs. Op veel plaatsen moeten
ontwikkelingsprocessen nog worden doorlopen, en slagen overheden er
nog steeds niet overal in de woningproductie samen met sociale en
commerciële marktpartijen vlot te trekken. Ook zijn de knelpunten uit
het verleden in regelgeving en procedures nog niet allemaal opgelost,
en doen zich inmiddels alweer nieuwe voor. Voorts wordt het nieuwe
grondbeleidsinstrumentarium voor passief grondbeleid, waarbij
marktpartijen de grondbezitten, pas in 2007 ingevoerd en zal nog
moeten blijken of dit dan ook goed functioneert.
---
Woningproductie ten tijde van Vinex. Een verkenning. Margit Jókövi,
Claudia Boon, Friedel Filius, Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/RPB.
ISBN 90 5662 503 9 / 978 90 5662 503 0
Prijs ⬠22,50
Te bestellen bij de boekhandel of via NAi Boekverkopers, telefoon 010
4401203
---
Voor een recensie-exemplaar (uitsluitend voor pers) of meer
informatie:
Ruimtelijk Planbureau, Bureau Communicatie, Paul Splinter, telefoon
070 3288 746 of 06 5267 1626; splinter@rpb.nl.
Ruimtelijk Planbureau